Premier Dick Schoof denkt dat Rusland binnen twee à drie jaar een aanzienlijke troepenmacht aan de Noord-Europese grens kan opbouwen om ‘een andere’ oorlog te beginnen. Dat zei Schoof donderdag tegenover de NOS tijdens de jaarlijkse Noord-Europese defensietop van de Joint Expeditionary Force (JEF) in de Noorse hoofdstad Oslo.
Aanleiding voor de waarschuwing vormen de toenemende Russische militaire activiteiten nabij de grens met Finland, waaronder de aanleg van nieuwe spoorverbindingen en de bouw van een militair hoofdkwartier dichtbij de Noorse grens. „In een aantal jaren heeft Rusland voldoende capaciteit ontwikkeld om eventueel een andere oorlog te beginnen, en dat kan zomaar op het Europese continent zijn,” aldus Schoof.
De JEF, waar Schoof aanwezig is, een militair samenwerkingsverband van Noord-Europese landen. De JEF bestaat uit de drie Scandinavische landen, Finland, de drie Baltische staten, IJsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De samenwerking richt zich op het versterken van de defensie van het ‘Hoge Noorden’ van Europa en het ondersteunen van NAVO-operaties in de regio.
Brekelmans
Premier Schoof staat niet alleen in zijn waarschuwing. Eerder deze week uitte minister van Defensie Ruben Brekelmans soortgelijke zorgen in zijn Koningsdaglezing. Brekelmans wees op de ambitie van president Poetin om de invloedssfeer van Rusland te herstellen tot het niveau van vóór 1989 en wraak te nemen voor het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. „De Russische oorlogsindustrie draait op volle toeren. Er worden vele duizenden extra soldaten gerekruteerd – veel meer dan nodig is voor Oekraïne alleen,” aldus de minister.
Volgens de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) zou Rusland na een staakt-het-vuren in Oekraïne slechts een jaar nodig hebben om grootschalig troepen te verplaatsen, bijvoorbeeld richting de Baltische staten.
Ongeveer vijftig procent van de predikanten van de protestantse kerk gaat in de komende tien jaar met pensioen. Een fors aantal, terwijl er nu al een tekort is aan het aantal voorgangers in de kerk. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) organiseert daarom dit weekend voor de tweede keer Roepingenzondag, om kerkgangers te inspireren een kerkelijk beroep na te streven.
„Ons predikantenkorps is op leeftijd”, zegt scriba René de Reuver, algemeen secretaris van de PKN. Begin dit jaar waren zo’n 1.350 predikanten werkzaam in protestantse gemeenten in Nederland. De gemiddelde leeftijd is 55 jaar. Maar liefst 53 procent van de predikanten is 57 jaar of ouder. En hoewel de kerk kleiner wordt, zijn die twee ontwikkelingen niet even groot. De afname op termijn van voorgangers is veel groter dan de afname van gemeenten.
Het is niet alleen de toekomst waar de PKN zich zorgen om maakt. Nu al kunnen sommige gemeenten moeilijk een voorganger vinden. In Groningen, Friesland en Drenthe is een derde van de predikantsplaatsen vacant, zegt De Reuver. Maar het speelt ook op andere plekken in het land.
Roeping
De PKN vraagt voorgangers daarom om zondag aandacht te schenken aan het onderwerp ‘roeping’ en te bidden voor nieuwe predikanten en werkers in de kerk. Het is een traditie die voortkomt uit de rooms-katholieke kerk. In 1964 heeft paus Paulus VI de vierde zondag van Pasen uitgeroepen tot gebedsdag voor geestelijke roepingen.
De Reuver legt het concept van Roepingenzondag uit: „Het begint met dat je je geroepen voelt tot iets. Dat is natuurlijk niet alleen in de kerk zo, dat geldt voor meer beroepen. Waarom ga je iets doen? Omdat het je raakt, niet meer loslaat. Dat geldt voor een voorganger in de kerk absoluut zo.”
De scriba, die begin juli na negen jaar afscheid neemt van de PKN, hoopt dat predikanten kerkgangers zondag kunnen inspireren, onder meer met Bijbelse verhalen over roeping. Het is fundamenteel voor een christelijke roeping dat je denkt ‘oké, dit is bijzonder, dit zou weleens van God kunnen zijn’, zegt De Reuver.
Samuel
Maar ook belangrijk is dat je omgeving zo’n roeping herkent, gaat De Reuver verder. Hij verwijst naar het Bijbelse verhaal over Samuel, die door God wordt geroepen in de tempel. Hij herkent dat alleen eerst niet als zodanig. „Je hebt mensen nodig die dat tegen je kunnen zeggen. Er zijn genoeg Bijbelverhalen te vinden waarin zo’n roeping klinkt.”
Een roeping kan de PKN niet organiseren. „Zo gaat dat met de grote dingen van het leven, die organiseer je nauwelijks. Ze overkomen je, komen naar je toe. Maar je kunt natuurlijk wel proberen daar een soort kanaal voor proberen te maken. En of het gebeurt of niet, dat is niet aan ons.”
En dus roept de PKN voorgangers in gemeenten en kerkdiensten op om er aandacht aan te besteden zondag of om er iets over te schrijven. „We zijn als landelijke kerk een beetje terughoudend om tegen gemeenten te zeggen: nu moet het hier zondag over gaan. Dat is ook de vrijheid van gemeenten. Maar er was vanuit de kerken ook vraag naar. Ze zagen dit in andere kerken gebeuren en vroegen zich af: waarom doen wij dit niet?”
Mooiste beroep
Dominee word je door theologie te gaan studeren, zegt De Reuver. En of het een aantrekkelijk beroep is? „Dat moet je niet aan mij vragen”, lacht de scriba. „Zeker! Ik zou zeggen: word dominee, het mooiste beroep dat er is.” Dan serieus: „Er zitten veel verschillende kanten aan. Als je je er niet toe gemotiveerd weet, dan is het heel zwaar. Je bent de enige professional in een vrijwilligersorganisatie. Er komt veel op je af. Heel mooie dingen, maar soms ook ingewikkelde en verdrietige dingen.”
Wie eenmaal klaar is met zijn bachelor en master theologie, wordt niet zomaar bij een gemeente geplaatst. De gemeenschap bepaalt, zij kunnen kiezen uit de nieuwe kandidaten. De Reuver vertelt dat er weleens speeddates zijn georganiseerd, waarbij meerdere gemeenten kennis konden maken met nieuwe voorgangers. „En dan kijken of er een klik is.”
De daling van het aantal gelovigen stagneert, bleek onlangs uit cijfers van het CBS. En uit ander onderzoek blijkt dat generatie Z iets religieuzer lijkt dan de generaties daarvoor. De Reuver: „Kijk bijvoorbeeld naar het Nederlands elftal. Een groot deel van die jongens is gelovig. Dat was toen ik twintig was niet zo hoor.” Ook op televisie en in talkshows merkt De Reuver dat er iets meer aandacht lijkt voor religie.
Lees ook
Lees ook: Kerken zien meer jongeren komen
Zorgen maakt de scriba zich niet over de toekomst. „Maar dat is een geloofsreactie. De beweging van God is er al vanaf het begin van de schepping. Dat gaat echt wel door tot het eind van deze wereldtijd. Het is veel meer de vraag of wij ons erbij aansluiten en ons mee laten nemen.” Zorg heeft De Reuver wel over institutionele vormen, zoals kerken, waar gelovigen samen kunnen komen. „Het geloof heeft dat nodig.”
Sinds de Russische invasie is het dragen van traditionele kleding in Oekraïne in opkomst. „Mensen willen nog voelen dat ze Oekraïens zijn voordat ze sterven.”
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected]
Jarenlang opende criminoloog Wouter Buikhuisen met hoop op recapitulatie de brieven van de Universiteit Leiden. Tevergeefs, vertelt hij in 2009 in een interview met universiteitsblad Mare. De wetenschapper was jarenlang slachtoffer geweest van pesterijen en bedreigingen door zijn wetenschappelijke onderzoek naar biosociale factoren in criminaliteit.
Afgelopen dinsdag overleed Buikhuisen op 91-jarige leeftijd. Pas de laatste 15 jaar van zijn leven kon de wetenschapper genieten van waardering voor zijn visie.
Het werk van Buikhuisen als criminoloog legde een focus op nature in plaats van nurture, om crimineel gedrag te verklaren. Hij week daarmee af van de tijdsgeest van de jaren 70/80, waarin net een consensus was ontstaan dat omgevingsfactoren allesbepalend waren. De wetenschapper werd als nazicriminoloog bestempeld, en zag zich gedwongen een nieuw leven te starten als antiekhandelaar aan de Spaanse Costa Blanca. Pas in 2015 kwam hij terug naar Nederland.
Affaire Buikhuisen
Buikhuisens jeugd werd getekend door de Tweede Wereldoorlog. Als jongen van 11 werd hij met zijn moeder en broer opgesloten in een Japans concentratiekamp op Java. Zijn vader werd tot dwangarbeider gemaakt en kwam om bij de aanleg van de Birmaspoorlijn.
Na de oorlog keerde Buikhuisen terug naar Nederland, waar hij in 1965 promoveerde op het proefschriftAchtergronden van nozemgedrag. Daarin introduceerde hij het begrip ‘provo’, afgeleid van provoceren. Buikhuisen was geïnteresseerd in de vraag wat de in die tijd veel voorkomende groepen jongeren met anti-autoritair gedachtegoed dreef.
Zijn conclusie: de jongeren ervoeren een gebrek aan goede vrijetijdsbesteding en gingen daarom op zoek naar uitdaging op andere manieren. Binnen een jaar namen de jongerengroepen de term „provo” over als geuzennaam.
Buikhuisen zelf werd hoogleraar criminologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeker bij het ministerie van Justitie. De echte problemen begonnen pas in 1978, toen hij hoogleraar criminologie werd aan de Universiteit Leiden. Hij maakte het zijn missie om de sociale wetenschappen te verenigen met exacte disciplines als neuropsychologie, endocrinologie en psychofysiologie.
Buikhuisen legde zijn focus met name op de amygdala, het deel van de hersenen dat het gedrag beïnvloedt. Volgens de hoogleraar was een goede ontwikkeling van dit hersendeel cruciaal voor het gedrag op latere leeftijd.
Lading kritiek
Maar toen de hoogleraar een onderzoeksvoorstel indiende waarin hij de rol die erfelijkheid speelt bij crimineel gedrag onder de loep wilde nemen, kreeg hij een lading kritiek over zich heen. Vooral zijn implicatie dat de aard van een crimineel in de genen zou kunnen liggen, leidde tot veel negatieve reacties.
De kritiek oversteeg de academische wereld. De media pikte het op en al snel ontstond „de affaire Bruinhuisen”. Daarin trok met name Hugo Brandt Corstius de kar. Onder het pseudoniem Piet Grijs schreef hij tientallen columns voor Vrij Nederland waarin hij de criminoloog afbrandde. Later werd een deel ervan gebundeld tot het boek Buikhuisen, dom én slecht.
Buikhuisen zelf werd het doelwit van steeds heftigere pesterijen en bedreigingen. Bij een oratie in Leiden gooiden demonstranten met een rookbom, er werd poep in zijn brievenbus gedaan en hij ontving bommeldingen. In de jaren tachtig hief de Universiteit Leiden de vakgroep Criminologie zelfs helemaal op en ontnam Buikhuisen zijn onderwijsbevoegdheid. Op advies van de dokter verliet hij de academische wereld en verhuisde naar Spanje.
Pas ruim twintig jaar later werd de eer van de academicus hersteld. Na een bezoek van rechtendecaan Carel Stolker verzoende de Universiteit Leiden zich met de wetenschapper. De eerder controversiële visie van de wetenschapper was door de tijd ingehaald, en zijn werk zelfs meermaals geprezen door andere criminologen.
Inmiddels worden hersenbiologische componenten door veel onderzoekers betrokken bij het bestuderen van crimineel gedrag. „Ik wist: ooit krijg ik gelijk.” zei Buikhuisen in 2010 in een interview met Vrij Nederland.
Lees ook
In de jaren vijftig en zestig heette het ‘baldadigheid’: vuurwerkoverlast was er altijd, de vraag om een vuurwerkverbod ook