N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Janneke kookt Poireaux vinaigrette bij de Parijse buurtbistro Chez Marcel was een hit. Die moest thuis (na)gemaakt worden.
Het was maar goed dat we óók een slordige honderdduizend stappen liepen in die paar dagen dat we in Parijs waren vorige week, want sacrebleu, wat is dat toch een gastronomisch walhalla. Ik was er een jaar of wat niet geweest, en niet dat ik het compleet was vergeten, maar ik werd er toch weer door getroffen hoe goed je in de Franse hoofdstad kunt eten; alleen al door het aanbod aan smulwinkels.
Zo wandelden we op zaterdagochtend door de Rue des Martyrs en passeerden de ene na de andere uitstalling van kaarsrechte witte asperges, hoogglanzende aardbeien en kleine, poederige abrikoosjes, waarvoor het me nog wat vroeg in het jaar leek, maar waarvan ik de verkoopster tegen een klant hoorde zeggen dat ze de dag erna perfect rijp zouden zijn. Naast zo’n groentejuwelier bleek dan weer een patisserie, een charcuterie, een chocolaterie, een epicerie fine of een boulangerie artisanale te zitten. Ik zag wijnwinkels, viswinkels, macaronwinkels en van die gekmakend aantrekkelijke kaaswinkels die luisteren naar de ouderwetse naam crèmerie. En overal was het een va-et-vient van Parijzenaren die er hun weekendboodschappen deden.
Die Parijzenaren, dat trof me eveneens, waren ook een stuk gezelliger en opener dan in mijn herinnering. Al meteen de eerste avond maakten we nieuwe vrienden bij Chez Marcel, een buurtbistro in het 6de Arrondissement alwaar de patron (de innemende, blokfluitspelende Pierre, die de zaak overnam van Marcel) je meteen bij binnenkomst een glas witte wijn in handen duwt en waar je vervolgens bijna letterlijk bij je buren op schoot aan een tafeltje tegen de met affiches beplakte wand wordt gedirigeerd om te genieten van klassiekers als poireaux vinaigrette, confit de canard en îles flottantes.
U begrijpt, ik beveel u dit adresje warm aan. Zelf haalde ik het uit Bon appétit Paris, de heerlijke, tikje snobistische eetgids van culinair (Parool-)recensent Mara Grimm, waarin ze niet alleen haar favoriete bistro’s, bouillons, brasseries, caves à manger, sterrenrestaurants enzovoort deelt, maar ook adressen voor de beste croissants, baguettes, madeleines en chocolade én waarin ze je leert hoe je een tafeltje bemachtigt in een gewild restaurant, hoe oesters te eten en zelfs wat je het beste kunt dragen in een Parijs’ etablissement (samengevat: stijlvol sober).
We probeerden nog twee andere tips uit Bon appétit Paris. De eerste was Oui mon General van de bekende televisiechef Stephane Reynaud; ook een buurtbistro, maar iets meer high end. Zowel het eten als de sfeer zijn er erg goed – opnieuw raakten we in gesprek met een buurtafel, hoe zit dat eigenlijk met dat cliché over onvriendelijke Fransen? De tweede was Clamato, een trendy restaurant in het 11de Arrondissement, waarover eveneens niets dan lof.
Voorts namen mijn broer en Parijse schoonzus ons mee naar Le Fumoir, de ideale lunchplek na een bezoek aan het Louvre. Niet alleen omdat al die 17de- en 18de-eeuwse eetstillevens best hongerig maken, maar ook omdat het direct achter het museum ligt. En tot slot keerden we terug naar een oude favoriet van mij: Le Comptoir de La Gastronomie in de Rue Montmartre. Ik herinnerde me wel dat het eten hier gevaarlijk lekker is, maar wat ik blijkbaar had verdrongen is dat de obers er ook gevaarlijk knap en charmant zijn. Enfin, nog een aanbeveling dus.
Eten, lopen, slapen en dat vier dagen lang. Met af en toe een glas van het een of ander tussendoor uiteraard. Parijs is nog steeds, om Ernest Hemingway te parafraseren, een feest zonder einde.