Politieke boeken: een betere democratie, of gewoon maar wat minder democratie?

Recensie Boeken

Staatsinrichting De vernieuwing van de democratie hapert. Minister van staat Herman Tjeenk Willink ziet uitwegen en verzamelde zijn standpunten voor weer een nieuw boek, maar wie luistert echt naar hem?

Waar moet de vernieuwing van de democratie vandaan komen? Voor de derde keer in een paar jaar tijd komt Herman Tjeenk Willink met een boek waarin hij in wezen dezelfde boodschap brengt. In Het tij tegen stroopt de minister van Staat nog één keer de mouwen op om het land de oren te wassen, over onze falende liefde voor de democratische rechtsorde.

Of het een keer afgelopen kan zijn met het managementjargon, het economisch denken en de achteloosheid waarmee politieke meningsverschillen onder tafel verdwijnen in coalitiebesprekingen. Neem stikstof. Hoe kan het toch dat we nu nog steeds geen visie op de landbouw hebben? Terwijl we onlangs nog een rommeltje maakten van de Belastingdienst? Telkens gaat het enkel om de poen, en niet lang daarna kloppen de burgers weer briesend aan de poort.

Tjeenk Willink constateert teleurgesteld dat eerdere boeken (Niet de beperking maar de ruimte uit 2012, Groter denken, kleiner doen uit 2017 en Kan de overheid crises aan? uit 2021) niet het debat opleverde waarop hij hoopte. Wel veel lezers in het land, geen luisteraars bij de macht. Nu heeft hij eerder gepubliceerde artikelen gebundeld, in de hoop alsnog een verschil te maken.

De inzet is nog altijd ‘de ruimte voor verscheidenheid die de democratie biedt, en de gelijkheid voor het recht die de rechtvaardigheid dient’. Niet alleen de ambtenarij, maar ook de volksvertegenwoordiging en de rechtspraak hebben een voorname rol te spelen bij het naar behoren functioneren van de staat. Let wel: niet de overheid maar de staat, zo wordt Tjeenk Willink niet moe te benadrukken. Het woord ‘overheid’ laat ons te snel vergeten dat wij als burgers de dienst uitmaken.

Het probleem is dat men in Den Haag het liefst over ‘schuldigen’ en ‘afrekenen’ praat. Zo ontstaat niet alleen het beeld dat iedereen elkaar de hals probeert af te snijden, maar vooral ook dat het antwoord op falend beleid meer beleid is. ‘Verandering wordt op verandering, controle op controle en regel op regel gestapeld.’

Zelf kiezen

Tjeenk Willink bepleit in plaats daarvan ‘tegenwicht’: plekken waar we het over de richting van de samenleving hebben. Dat kan volgens hem in een parlement dat politieke visie ontwikkelt in plaats van via duizenden Kamervragen de overheid ‘aan of uit’ te willen zetten; bij een regering die ophoudt in antwoord op problemen de zoveelste ambtelijke organisatie op te tuigen en in plaats daarvan zélf keuzes maakt; bij ambtenaren die ophouden met spreken over hun werk als een onderneming; bij burgers die zich realiseren dat ze ook een verantwoordelijkheid voor de samenleving hebben.

Materiële welvaart is wat Tjeenk Willink betreft ondergeschikt aan deze normatieve heroriëntatie, wat misschien optimistisch is over onze burgerzin. Sommige mensen zullen vooral wat meer inkomen willen. Maar zijn toon is andermaal bevrijdend bezonken, in een tijd waarin je houdbaarheid als politicus in toenemende mate afhangt van de bereidheid schofferingen te slikken.

Wie recent werk van Tjeenk Willink las zal op herhaling stuiten, daar draait de schrijver niet omheen. Misschien is dat slecht nieuws voor de eventuele reacties uit de kringen van de macht. Het empathisch toeknikken van oude strijders als Tjeenk Willink of Jan Terlouw beheerst men daar tot in de puntjes, maar overgaan tot de orde van de dag beheerst men pas echt goed. Dat heeft iets treurigs. Het betekent dat productief debat uitblijft en wonderlijk kiezersgedrag zal aanhouden, met telkens nieuwe eendagsvliegen die via de drietrapsraket van volksgevoel, reclamebudget en Hilversums kuddegedrag hun baan rond het landsbestuur innemen.

Er is ook een andere oplossing dan gezamenlijk ons burgerschap serieuzer te nemen. Dat is dat we het burgerschap aan minder mensen gunnen. Zo ging het onlangs even over de vraag of ouderen niet het stemrecht ontnomen kon worden. Voorwaar een knisperend idee. Wanneer je AOW-gerechtigd bent, heb je immers kansen genoeg gehad om je mening te laten horen en ligt de toekomst achter je. Ruim baan voor de jongeren dus, die tenminste serieus zijn over klimaatproblemen of internationale samenwerking.

Slimme mensen

De Amerikaanse filosoof Jason Brennan geeft in Democracy. A Guided Tour aan die discussie over het stemrecht de al van Plato bekende twist: het tegenwicht in de democratie moet komen van de slimme mensen. Aan de hand van onder meer Plato, Aristoteles, Thomas Hobbes, Machiavelli, Edmund Burke en Alexis de Tocqueville loopt hij de voors en vooral ook de tegens na van democratie. Wie geeft om stabiliteit, deugd, wijsheid, vrijheid of gelijkheid moet zich er rekenschap van geven dat de meeste beroemde denkers – ook idealisten als Spinoza of Immanuel Kant – niet veel heil zagen in de macht van het volk.

In tien leesbare hoofdstukken laat Brennan, die verbonden is aan de George Washington University, zien dat democratie niet per se bijdraagt aan verdraagzaamheid. Hij biedt ruim baan aan Plato en diens beroemde schip van staat dat een ‘filosoof-koning’ als de beste kapitein verdient, Thomas Hobbes en de oorlog van allen tegen allen, en vooral ook voor bewijzen dat gewone mensen slechte politieke keuzes maken. Denk maar even aan Trump of Brexit. Wat we daarom nodig hebben is ‘epistocratie’, een stelsel waarin de stem van verstandige mensen zwaarder weegt.

Jammer genoeg staat Brennan er amper bij stil hoe voorspelbaar het is dat denkers menen dat denkers betere burgers zijn. Hij besteedt ook nauwelijks aandacht aan de hedendaagse ‘diplomademocratie’: het feit dat hoger opgeleiden door de meritocratie nu al de dienst uitmaken. Laat staan aan de Heideggers of Sartres die juichend achter massamoordenaars aanliepen. Het volk moet op afstand gehouden worden, de rest van de publieke zaak is dan een uitvoeringskwestie.

Daarom nog maar één keertje Tjeenk Willink. Hij adresseert niet alleen de door marktdenken verziekte overheid en de door oppervlakkigheid geteisterde volksvertegenwoordiging, maar richt zich ook steevast op de rest van het land: ‘Geen van de grote problemen – klimaatverandering, de ingrijpende gevolgen van de oorlog in Oekraïne, het functioneren van de overheid zelf – kan zonder actieve medewerking van burgers worden opgelost of opgevangen.’