De politie heeft maandagochtend klimaatactivisten van Extinction Rebellion (XR) verwijderd die zich hadden vastgeketend aan de Zeesluis in IJmuiden. De lokale autoriteiten vonden dat de demonstranten het scheepsverkeer „ernstig belemmeren”. Er zijn geen aanhoudingen verricht. Dat meldt de politie Noord-Holland desgevraagd na berichtgeving van persbureau ANP en NH Nieuws. De actievoerders waren maandag naar de havenplaats gegaan om het cruiseschip MSC Virtuosa tegen te houden, vanwege de „schadelijke impact op het klimaat”.
Op basis van een Instagram-bericht van de actiegroep lijkt het om twintig leden van XR te gaan. De in gele pakken gehulde demonstranten hadden een spandoek meegebracht met de tekst ‘Maak schoon schip’ en draaiden muziek van de film Titanic.
In eerste instantie zou het cruiseschip om zeven uur maandagochtend de Amsterdamse haven binnenvaren, meldt de trackingsite Cruisemapper, maar door het protest is de aankomsttijd uitgesteld. Het cruiseschip zou inmiddels wel in de IJmuidense sluis zijn aangekomen. De politie zegt dat de actievoerders naar een andere plek zijn verplaatst.
Tegendemonstratie
Er is ook een groep van circa zestig tegendemonstranten aanwezig, zij komen volgens ANP voornamelijk uit sectoren die geld verdienen aan scheepvaart en cruiseschepen. De tegendemonstranten kozen voor de spandoekleus ‘Hi ha ho, XR has to go”, omdat ze vinden dat het schip gewoon naar bestemming Amsterdam moet kunnen varen.
De politie was zowel op het land als op het water aanwezig. Waterpolitie voer op boten en jetski’s door de sluis en de mobiele eenheid probeerde aan de kade confrontaties tussen de twee verschillende groepen te voorkomen. Extinction Rebellion was de afgelopen tijd vaker aanwezig in IJmuiden om te protesteren tegen de uitstoot van cruiseschepen. Een demonstrant vertelde NH Nieuws dat hij de sluis al voor de zevende keer bezette.
Wie gaat een one woman show maken voor sopraan Elisabeth Hetherington? Waarin ze haar talenten in alle pracht en veelzijdigheid kan etaleren, zingend, acterend, dansend, musicerend en wie weet wat nog meer? In Euterpians, de nieuwe voorstelling van Andrea Leine en Harijono Roebana, is Hetherington – de winnares van de Nederlandse Muziekprijs – het stralende middelpunt.
Euterpians is een ode aan vrouwelijke kracht, het vrouwelijke in de kunst – vrouwelijke componisten vooral – een ode aan de vrouw kortom en Hetherington, met wie de choreografen al vaker samenwerkten, is de gedroomde vertolkster. Niet alleen zingt zij liederen van onder anderen Hildegard von Bingen, Billy Holiday en Sofia Goebaidolina geweldig, het is ook fascinerend te zien hoe zij daarbij de toonhoogte van haar stem lijkt te verhogen of te verlagen alsof ze een theremin bespeelt; met haar hand gebarend ontlokt ze de klanken, uitrekkend naar de hoogste registers, neerdrukkend tot lage tonen. Met enthousiasme ramt ze op een enorme drum, subtiel is juist het gebaar van twee handen op haar buik waarmee ze tegelijk haar adem ondersteunt als naar de moederschoot verwijst.
Krijgshaftige amazones
Haar achtergrond als moderne danseres is onmiskenbaar als ze schijnbaar moeiteloos volwaardig meebeweegt met de andere dansers, haar ervaring met tekst bewijst het gemak waarmee zij de soms lastige teksten van Erik Bindervoet uitspreekt: Euterpe en Terpsichore in één.
Hetherington spint de rode draad in Euterpians. Zij is omringd door een ensemble van vijf danseressen – muzen, krijgshaftige amazones en onweerstaanbare sirenen – en twee mannelijke dansers die nu en dan inbreken met spierballendans. Ook de drie musici (celliste Maya Fridman, percussioniste Marianna Soroka en gitarist Wiek Hijmans) worden theatraal ingezet.
De choreografie heeft weinig groepsdelen; de nadruk ligt op soli en duetten rond of met Hetherington. De strakke armen, zwiepende benen en kraakheldere articulatie van ronde en gehoekte vormen zijn vintage Leine Roebana. Twee sirenen (Mariví van den Hooff en Elizabeth Steele) lijken, synchroon heupwiegend, bewegende backing vocals tegenover de drie krachtige amazones. Jammer genoeg zijn de teksten van de dansers Aika Goto, Benedita Crispiniano en Saoirse Lambkin O’Kane vaak slecht verstaanbaar, waardoor Bindervoets ritmische woordenstroom meer afstand schept dan het associatieve vermogen stimuleert.
Die haperende combinatie van dans en tekst in verschillende talen zit een gevoel van dramaturgische ontwikkeling in de weg en werpt de kijker bovendien terug in de tijd, al is zowel de toon als de dans lichtvoetiger dan bij de voormoeders van Leine en Roebana. Gelukkig is daar steeds Hetherington die de kijker weer de voorstelling in trekt.
In eerste instantie lijkt er niet zo veel aan de hand in het leven van Desirée. Ze scharrelt wat rond in haar huiskamer, babbelt wat met haar baby, giet wat melk voor haar in een pannetje – een solitair leven wellicht, maar gelukkig. Dat er iets goed mis is blijkt pas als ze haar baby gaat voeden: ze giet het pannetje vanaf een meter hoog in de doos waarin het kindje ligt.
De theatervoorstelling Desirée is een Nederlandse klassieker. De tekst werd in 1980 door Norman de Palm geschreven naar aanleiding van een nieuwsbericht in The New York Times, over een vrouw die haar baby in een vlaag van verstandsverbijstering in een oven had gelegd. Het stuk was, in regie van Felix de Rooy, een internationaal succes en werd later door hem ook tot film bewerkt.
Het Amsterdamse gezelschap RIGHTABOUTNOW INC. achtte de tijd rijp om de voorstelling, die nooit eerder opnieuw werd geënsceneerd, uit de mottenballen te halen. In de regie van Marjorie Boston is het een beklemmend portret geworden van een jonge moeder die door alles en iedereen in de steek is gelaten, en in een psychose terecht is gekomen. De gehele voorstelling speelt zich slechts in het appartementje van Desirée af, afgetekend in een vrij letterlijk decor: keukentje links, bed rechts, tafel in het midden. Alleen het schaduwspel dat ontstaat als hoofdrolspeler Ritzah Statia zich achter een scherm in het midden van de ruimte omkleedt, laat de voorstelling even aan het grauwe realisme ontsnappen.
Fenomenaal
Dat laadt alle verantwoordelijkheid om de voorstelling tot leven te laten komen op de schouders van Statia. Zij is gelukkig fenomenaal als het titelpersonage, dat in haar mijmeringen stukje bij beetje ontrafelt hoe ze in de staat is terechtgekomen waarin we haar aantreffen, het slachtoffer van een onveilige jeugd, racistische uitsluiting en een onbarmhartige religieuze gemeenschap, die haar om haar ‘zondes’ veroordeelt in plaats van omarmt. Vooral in haar fysieke spel toont Statia trefzeker hoe het leven diepe littekens bij Desirée heeft achtergelaten: ze beweegt dan weer schichtig, dan weer met geharnaste bravoure, zonder dat haar spel ooit in al te gestileerde gekte verzandt.
De grootste valkuil in de tekst van De Palm is dat Desirée in de enscenering wordt gereduceerd tot de optelsom van haar trauma’s, en slechts ons medelijden ontlokt. Boston weet dat slim te omzeilen door ook de levenslust en de eigenzinnigheid van het hoofdpersonage door te laten schemeren – door haar mee te laten zingen met de negentiger-jaren-hits in haar oordopjes, en door haar baby te trakteren op de meest eigenzinnige versie van ‘I will always love you’ die je ooit hebt gehoord.
Hoewel al vanaf moment één duidelijk is dat dit op een tragedie zal uitlopen, is het daarmee uiteindelijk niet de beklemming die je bijblijft, of de systemische kritiek op hoe alleenstaande moeders aan hun lot worden overgelaten – maar de koppige kracht van de vrouw van vlees en bloed die je voor je ziet, en die er ondanks haar omstandigheden toch maar het beste van probeert te maken.
Lees ook
De recensie van de vorige voorstelling van RIGHTABOUTNOW INC. in 2022
„Is dit volgens jullie Brabants?”, vroeg onderzoekster Kristel Doreleijers vorig jaar aan vijf scholieren (tussen de zestien en achttien jaar) uit haar woonplaats Eindhoven. Ze liet hun een Instagram-post zien met een mop die bestaat uit een dialoog tussen een man en Truuske, naar wie wordt verwezen met „unne dame”. „Ja”, antwoordden de scholieren in koor.
Een andere reactie kreeg Doreleijers van vijf vijftigplussers die de dialoog ook kregen voorgeschoteld. De naam Truuske, die vonden ze wel passend. Maar „unne dame”? Dat was grammaticaal incorrect, gewoon fout, dat zagen ze meteen. Het moest „’n daome” zijn.
Doreleijers (31), geboren en getogen in Eindhoven, had nooit stilgestaan bij de wijze waarop Brabantse lidwoorden worden vervoegd. Totdat ze dat leerde tijdens haar studie Nederlands, waarna het haar vervolgens als promovendus opviel dat jongeren in haar omgeving geen flauw idee hebben van hoe lidwoorden in dialect moeten worden toegepast.
Wat ze niet weerhoudt van het gebruiken van lidwoorden, ze doen het allen op ‘overdreven’ wijze. Dat kan zelfs zo ver gaan dat de jongeren een niet-bestaand lidwoord inzetten, ontdekte Doreleijers, zoals in ‘unnenen hond’.
Hyperdialectismen
Waarom jongeren incorrecte vormen gebruiken, bestudeerde Doreleijers in een recente publicatie. Samen met haar mede-onderzoeker peilde ze de reacties van vijf groepjes van vijf middelbare scholieren en vijf groepjes van vijf ouderen op vrouwelijke of onzijdige zelfstandig naamwoorden met een mannelijk lidwoord, zoals ‘unne dame’. Zulke incorrecte, aangedikte dialectkenmerken worden ‘hyperdialectismen’ genoemd.
De ouderen en de jongeren konden bijna niet uiteenlopender reageren, vertelt Doreleijers op het Van Maerlantlyceum in Eindhoven, de school waar ze haar onderzoek uitvoerde. Voor de oudere deelnemers, die het dialect van huis uit meekregen, werden de voorbeelden onmiddellijk ongeloofwaardig wanneer ze ontdekten dat het lidwoord fout was vervoegd. „Die grap van Truuske vonden ze best geslaagd, maar ook weer niet”, vertelt Doreleijers. „De grappenmakers hadden het goed moeten schrijven, zeiden ze. Het hyperdialectisme ondermijnde voor hen dus het effect van de grap.”
Op dezelfde manier kijken de Brabantse vijftigplussers naar de manier waarop jongeren dialect gebruiken, ondervond Doreleijers. „Oudere sprekers zien het Brabants van jongeren als niet-authentiek. Volgens de ouderen proberen ze maar wat om erbij te horen.”
De jongeren beheersen het dialect minder, omdat ze dat niet langer van huis uit meekrijgen. Door de generaties heen raakte het steeds meer in ongebruik, wat onder meer is te wijten aan de toegenomen mobiliteit. Mensen leven minder binnen een hechte, lokale gemeenschap en komen meer in aanraking met standaard-Nederlands, waardoor het dialect minder wordt toegepast.
In de winter gaode ginne bluumkes plukke
‘Gevel-Brabants’
„Een grappig contrast”, vindt Doreleijers het, dat het Brabants „deels is verdwenen” en „deels wordt overdreven”. Oftewel, voor het zieltogende traditionele dialect komt volgens haar ook iets terug.
De manier waarop jongeren dialect gebruiken, zonder benul van de grammaticale regels, past in een bredere beweging waarin Brabants spreken en Brabander-zijn wordt gecultiveerd, ziet Doreleijers.
Neem een voorbeeld uit haar onderzoek: een restaurant in Den Bosch genaamd D’n Boerderij, terwijl „De boerderij” correct is, ook in het Brabants. Doreleijers: „Dat is een voorbeeld van ‘gevel-Brabants’, aangedikt dialect dat je ziet op gevels van restaurants en cafés om het Brabantse imago van gezelligheid in de verf te zetten.”
Hetzelfde principe zag Doreleijers op Instagram, waar ze posts met grappen in het Brabants bestudeerde. Daaruit verrees de Brabander als gezellige bon vivant, maar ook als lomp, boers en soms seksistisch.
Jongeren die hyperdialect gebruiken, schrijven Doreleijers en haar collega in hun onderzoek, claimen niet zozeer Brabander te zijn, maar claimen vooral wat een Brabander in hun ogen zou moeten zijn. Uit de associaties van jongeren met Brabants destilleerden Doreleijers en haar mede-onderzoeker vijf persoonlijkheidstypes: ‘de ouderwetse dialectspreker op het platteland’, ‘de ongemanierde platproater’, ‘de sociale en grappige clown’, ‘de familiaire metgezel’ en ‘de gezellige en bourgondische Brabander’.
Unne buurvrouw belde bevurbild as ge hulp nodig hèt
Guus
Welke van die rollen de jongeren aannemen, hangt af van de sociale situatie. „Ze spreken weliswaar dagelijks Nederlands met een herkenbaar Brabants accent, maar ze zeggen niet altijd ‘bende gij’ of ‘unne’. Wanneer jongeren dat wel doen, is dat een bewuste keuze.”
Doreleijers’ favoriete moment in haar onderzoek illustreert die keuze: een leerling gaf aan Brabants te gebruiken als hem ‘Kom je uit Brabant?’ wordt gevraagd. „Ze spreken dialect als ze zich ervan bewust zijn dat ze uit Brabant komen en dat willen laten horen. Ook bijvoorbeeld als ze naar ‘Groots met een zachte G’ van Guus Meeuwis [een concertreeks] gingen, of met carnaval.”
Ze spreken dialect als ze zich ervan bewust zijn dat ze uit Brabant komen en dat willen laten horen
Zo gebruiken ook jongeren hun hyperdialect om zichzelf te profileren als Brabanders, eenzelfde mechanisme als Doreleijers bij oudere deelnemers zag. „Als iemand van boven de rivieren Brabants probeert na te doen, bijvoorbeeld door het woordje ‘kei’ te gebruiken, is dat in hun ogen niet hetzelfde. Het voelt alsof die ander zich dan onrechtmatig een taalgebruik toe-eigent.”
Die groep is voor jongeren overigens niet plaatsgebonden, zoals de gemeenschap van hun opa en oma met het bijbehorende lokale dialect dat wel was. „Voor jongeren gaat het meer om een gevoel van gemeenschap, een gedeelde achtergrond”, zegt Doreleijers, een waarneming die haar als Brabantse taalwetenschapper blij maakt. „Je zou kunnen zeggen: wat doet dialect er nog toe, als alles steeds internationaler wordt? Maar ik zie een tegenbeweging, dat mensen weer waarde hechten aan hun afkomst. Hun lokale wortels bieden juist ook tegenwicht aan dat alles groter, digitaler en mobieler wordt.”
Ik heb un hard kuukske gegete en zij unne zachte
Lees ook
In het Bildts zeg je: ‘Sij krantleest’. Maar hoe lang nog?