Na de ongeregeldheden van 8 november is één ding zeker: de Amsterdamse politie had het geweld tegen de Israëlische supporters van Maccabi Tel Aviv niet voorzien. En misschien, zei minister van Justitie David van Weel (VVD) donderdag in de Volkskrant, was dat anders geweest als de politie had kunnen meekijken met Telegram-groepen waarin mogelijk al van tevoren werd opgeroepen tot geweld. Want de minister ziet „echt een uitdaging” als het gaat om de vraag: wat mag de politie nou wanneer het gaat om openbare orde en dit soort online chatgroepen? „Dan is het antwoord: niet zo heel veel.”
Voor een beter zicht op mogelijke plannen voor ordeverstoring en gebruik van geweld pleit Van Weel in het interview voor verruiming van de bevoegdheden voor de politie om online informatie te verzamelen. Want nu kan ze dat pas na concrete aanwijzingen voor een strafbaar feit en met toestemming van de officier van justitie. „Heel vaak is het leed dan al geschied”. Wat Van Weel betreft zou de politie met „toezicht” en de nodige waarborgen voor „privacy” ook preventief in appgroepen moeten kunnen meekijken. De minister kondigde direct een wetsvoorstel aan dat hij nog voor de zomer wil indienen – „de nood is hoog”.
Je ziet in de politiek al langer de wens om inlichtingenmogelijkheden te verruimen
Voor Jan-Jaap Oerlemans, bijzonder hoogleraar Inlichtingen en Recht aan de Universiteit Utrecht, komt zo’n voorstel niet helemaal uit de lucht vallen. „Er is in Kamerdebatten al vaker over gepraat en je ziet in de politiek al langer de wens om inlichtingenmogelijkheden te verruimen.” Maar op basis van het interview heeft Oerlemans nu toch vooral veel vragen. „Dient zo’n wetsvoorstel het handhaven van de openbare orde, ook een issue voor de burgemeester, of de vervolging van mogelijk strafbare feiten, waar het Openbaar Ministerie over gaat? Voor beiden geldt andere wet- en regelgeving. En wie gaat het uitvoeren? En hoe regel je het toezicht?”
Opsporingsbevoegdheid
Een online openbare bron mag iedereen – ook de politie – bekijken. Maar voor afgeschermde accounts op Instagram of chatgroepen zoals op Facebook, Whatsapp of Telegram is een opsporingsbevoegdheid van de officier van justitie vereist – en daarmee de verdenking van een strafbaar feit. Je zomaar voordoen als een ander in de chat mag de politie niet, dan zal ze moeten voldoen aan de – relatief zware – normen voor dekmanteloperaties. Meepraten heet ‘infiltratie’ en wie wat langer mee kijkt op een account moet voldoen aan waarborgen voor ‘stelselmatige observatie’ of ‘stelselmatig inwinnen van informatie’.
De normen voor inlichtingenverzameling zijn bedacht in een offline wereld, toen internet nog niet bestond, en al twintig jaar klinkt daarover in de politiek regelmatig gemor. Het juridisch kader is er niet specifiek voor bedoeld: het is een tijdelijke noodoplossing die al jaren duurt. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering zal voor online gegevensvergaring wel een specifieke grondslag zijn opgenomen, alleen dat duurt nog wel een paar jaar.
Zo’n wet die de minister nu voorstelt luistert nauw, zegt Bert-Jaap Koops, hoogleraar regulering van technologie aan Tilburg University. „De ontwikkelingen op technologisch gebied gaan snel, dus hoe formuleer je? Noem je – heel gedetailleerd – ‘Telegram’? Mogelijk bestaat de chatdienst over vijf jaar niet meer. Maar als je algemeen formuleert loop je de kans dat er te veel toepassingen onder vallen, en dat gaat ten koste van de rechtszekerheid.”
Terughoudend opstellen
Preventief rondneuzen in gesloten chatgroepen, dat maakt inbreuk op de privacy. Maar óók op de vrijheid van meningsuiting, zegt Koops. „Er kan een verkillend effect van uitgaan, zeker als de politie dit zonder verdenking van strafbare feiten zou kunnen doen.” Dan zouden niet alleen hooligans, maar ook kwetsbare mensen in andere appgroepen zich mogelijk terughoudend gaan opstellen in wat ze delen.
Je hebt een oplossing, maar voor welk probleem precies?
En is de nood voor nieuwe wetgeving wel zo hoog, vraagt Jaap Timmer zich af. „Oei een probleem, we gaan er een wet voor bedenken. Dat heet de risico-regel-reflex”, zegt Timmer, politiesocioloog aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Je hebt een oplossing, maar voor welk probleem precies? En soms zijn er ongewenste effecten, zoals bij de Toeslagenaffaire.”
Eerst maar eens bekijken of binnen bestaande wetgeving niet meer mogelijk is, vindt hij. De informatieverzameling bij demonstraties of bij voetbalwedstrijden als die tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv op 7 november is in handen van het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) van de politie. Die kunnen „kletsen met hooligans of met organisatoren van evenementen”, maar ze kunnen ook al met OSINT-technieken informatie verzamelen over potentiële relschoppers uit openbare bronnen. „Voordat je wetgeving bedenkt moet je eerst onderzoeken hoe ze dat beter kunnen doen.”
Lees ook
Hoe geoprofilers de politie helpen bij opsporing