De beste eieren komen van planten, zeggen ze zelf. Plant B maakt ‘plant based egg’ op basis van lupine. Als plan B voor het paasontbijt. Een heel ei namaken is nog nooit iemand gelukt. Roerei is een begin. Maar dan zie je weer hoe geweldig een echt ei zich in de pan gedraagt. Dit lupinemengsel stolt niet zo mooi, is minder smeuïg en hapt wat stroef weg. Met boter in de pan en mayo op brood is het best oké, maar zo schiet het natuurlijk niet op. Een gewoon ei (M) kost nu circa 40 cent. Een pakje Plant B, het equivalent van zo’n vier eieren, kost 2,99 euro. Qua prijs is Plant B in elk geval nog geen plan B.
Het meest verrassende aan Van Gogh: The Immersive Experience in de Utrechtse Jaarbeurs was dat de ingang werd aangegeven door wapperende A4-printjes en alleen was te bereiken via een gammele brandtrap.
Verder was het precies de spectaculaire scam die ik me ervan had voorgesteld. De eerste paar ruimtes leken in de verte nog op mu-seumzalen, zij het met opvallend belabberde reproducties, geprint op fel uitgelicht canvas. Zetwanden, bouwhekdoeken, allemaal heel pop-upperig. Constant gonsde een nu-gaat-het-gebeuren-soundscape met opdringerige bassen, als in de wachtrij bij Efteling-attracties.
In volgende zaaltjes dwarrelden lichtprojecties over een gipsen vaas en wapperde er een gordijn achter de luiken van de nagebouwde slaapkamer uit Arles. Hart van de experience was een ruimte ter grootte van een gymzaal, vol strandstoelen en kussens. Hier moest het gebeuren. Dit was waar de immersie haar multimediale magie ging verrichten.
Immergere, dat is de verre voorouder van ‘immersive’. ‘In-, onderdompelen. Doen zinken’, volgens mijn oude woordenboek Latijn. Hier werden wij ondergedompeld in de sterrenhemel boven de Rhône, met schommelende bootjes en spiegelende lichtjes in rimpelend rivierwater. De halmen van de korenvelden wuifden. De zonnebloemblaadjes zwierden als een malle. Vincent was hier.
Met minstens vijf vaste en rondreizende digitale expo’s is Van Gogh de patroonheilige geworden van dit soort ‘immersive entertainment’. Volgens onderzoeksbureau Vision Research gaat daar wereldwijd 150 miljard dollar in om (ruim 127 miljard euro) en zal dat oplopen tot 800 miljard dollar in 2033. Daarmee steekt de markt de ruimtevaartbranche naar de kroon.
En dat gaat alleen nog maar om dingen als VR-games, lichtprojecties en interactieve installaties. Als breder cultuurfenomeen woekert ‘het immersieve’ in veel meer gedaantes. Ik bedoel: sinds wanneer is het zo stil in treinen en trams? Sinds iedereen oortjes met noisecancelling heeft, en is verzonken in de eigen soundtrack met Dolby Surround.
We dompelen ons onder in regendouches met led-kleurenlicht, saunacabines, zitzakken, cocoon chairs en verzwaringsdekens. Wake-up-lights met oceaangeluiden, aromadiffusers, tantraseks, partydrugs, meditatief ‘bosbaden’: overal lonkt de sferische totaalervaring. Zelfs doodgaan wordt een ‘immersive experience’ in de Sarco, die omstreden, in Nederland ontwikkelde zelfdodingsmachine, een capsule die zich vult met stikstof.
‘OMG!’
Het volstaat niet langer iets te beschouwen of ergens getuige van te zijn. We moeten er ‘in opgaan’. Zelfs iets ‘meemaken’ is al te afstandelijk. We moeten ‘resoneren’, ‘meegesleurd’ worden of ‘geabsorbeerd’ raken.
Dompel je onder in de bruisende havenstad Osaka! Verlies jezelf in de historische charme van Tallinn, Tbilisi of Krakau! Maak herinneringen die je nooit meer vergeet! Op voorhand is elke vakantie-ervaring al opgescheept met wat zij teweeg moet brengen.
De enige beoogde respons is ‘wow!’ of ‘OMG!’ Daarom minimaliseert de Van Gogh-experience alle biografische informatie tot Wikipedia-formaat, maar pakt zij wél uit met de recordmiljoenen waarvoor de werken van de schilder zijn geveild. Wow!
Foto Jaarbeurs
In mijn strandstoel herinnerde ik mij de schaarse keren dat ik me in Amsterdam in het Van Gogh Museum had gewaagd. Hoe ik over de andere toeristenschouders heen wat glimpen probeerde op te vangen van het korenveld met de kraaien. Hoe ik wanhopig probeerde er iets van de oorspronkelijke wanhoop bij te voelen. In de experience fladderden die beesten levensgroot over de wanden, boven het golvende korenveld waarin de vloer was veranderd. Waar ervaarde ik ‘Van Gogh’ nu eigenlijk het meest intens?
Het eerlijke antwoord: bij geen van beide. Ook bij dit soort installaties ervaar ik doorgaans vooral een mateloze frustratie. Waarom lukt het mij nou niet om in extase te raken van een 360-graden-explosie van amandelbloesem, om me over te geven aan een panoramisch gefonkel van sterrenstelsels, in plaats van mij er onophoudelijk van bewust te blijven dat iedereen om me heen 20 euro heeft neergeteld om te liggen staren naar een veredelde screensaver?
Versnipperde aandacht
Wat zoeken we nu eigenlijk in zo’n ruimte? ‘Immergere’ heeft ook connotaties als ‘oplossen’, ‘verdwijnen’, had ik gelezen. En ineens leek het me geen gekke gedachte dat dit verlangen naar onderdompeling een seculiere variant kan zijn voor de goede oude ‘transcendente ervaring’. Zonder paddo’s, sjamanistische drums of stilteretraite kun je hier toch ergens in ‘opgaan’. De immersiezoeker is een seculiere mysticus. Gedachteloos wil hij versmelten met het pulserende getintel. Zijn aandacht is versnipperd, zijn geest overprikkeld, maar deze technologie overstemt voor even alle afleidingen en maakt de ervaring tot iets onontkoombaars.
Bij een onheilsmuziekje begonnen de blauwe en gele boomwortels te kronkelen die Van Gogh schilderde in juli 1890, een paar uur voor hij in het korenveld een revolver tegen zijn borst plaatste en de trekker overhaalde. Maar voor zulke weetjes was hier geen plek. Een ‘experience’ is nadrukkelijk géén verhaal. De wervelingen hebben geen begin of einde. Net als het mystieke wil het immersieve losbreken uit het lineaire en het narratieve.
Ik veronderstelde dat het daarom was dat een Vlaamse voice-over zo nu en dan besloot om een volstrekt willekeurig citaat op te lepelen: „Ik droom van schilderen en dan schilder ik mijn droom.” Even later repte hij van „een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht”.
Zwoegen als een bezetene
Die bewuste brief zocht ik later op. Aan broer Theo, 5 september 1889. „Ik zag toen in die maaier – een vage gestalte die in de volle hitte zwoegt als een paard om zijn werk af te krijgen – ik zag daar toen het beeld van de dood in, in die zin dat de mensheid het koren voorstelt dat wordt gemaaid. (…) Maar in die dood schuilt niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht, bij een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht.”
Ook een onderdompeling, maar hoe delicaat is deze: metafysisch en tegelijkertijd zo aards als wat.
Die hele brief is schitterend. Er stond nog iets in dat mijn aandacht trok (pardon: dat mij overspoelde, absorbeerde, overwéldigde!) en dat raakt aan een ander aspect van het grote onderdompelen. Van Gogh gaat uitgebreid in op het werkproces. Hij heeft het over zijn ‘ingehouden werkwoede’ en stelt: „Ik zwoeg als een ware bezetene.”
Bezeten zijn. Ook die vorm van onderdompeling is tegenwoordig in trek. Vincent zat lekker ‘in de flow’, zouden we tegenwoordig zeggen, die gezegende staat van bewustzijn waarin je volledig opgeslokt bent in je bezigheden.
De Amerikaanse computerwetenschapper en publicist Cal Newport, stelt in zijn zelfhulpbestseller Deep Work (2016) dat je die hyperproductieve staat maar beperkt kunt volhouden: twee, hooguit vier uur per dag. Kortstondig en intens. Maar met een hoge opbrengst. Daarna mag je brein weer uitpuffen.
Suf googelen
Van Gogh deed het precies omgekeerd. In dezelfde brief schrijft hij: „Dat is waarschijnlijk het geheim – lang en langzaam werken.” Maar als hij een smartphone had gehad, zou hij misschien ook wel zijn toevlucht hebben genomen tot werkschema’s, focus-apps, slaap- en ochtendroutines om zichzelf zodanig af te stellen dat hij een paar uiterst productieve uurtjes zonder afleiding kon opgaan in ‘het creatieve proces’.
De verleiding is groot hier een tegenstelling te zien tussen de ‘goede’, actieve en productieve immersie (flow, deep work) en het gefabriceerde passieve surrogaat (experiences), maar als je er vanaf een afstandje naar kijkt, zie je twee reacties op hetzelfde gemis.
Vincent zat lekker ‘in de flow’, zouden we nu zeggen
Ooit bouwde ik urenlang hutten, tekende ik, knutselde ik met elektronica, voetbalde ik in de straat. Ik kan me geen enkele activiteit herinneren waarin ik als kind níét helemaal opging en de tijd door vergat. Nu googel ik me ook suf met focustijdsloten, pomodori-timers en afspeellijsten. Allemaal om iets terug te halen van wat ooit zo vanzelf sprak dat niemand er een woord voor nodig had. Vissen hebben, zoals bekend, geen woord voor water. Wellness, quality time, mindfulness: toen het allemaal nog heel gewoon was, bestonden die kreten evenmin.
Foto Jaarbeurs
Ze bewijzen vooral hoezeer we uit die ervaringen zijn weggerukt. Zie ons hier liggen, in onze Van Gogh-strandstoelen, spartelend op het droge, hunkerend naar de grote overspoeling. Alleen in een wereld die het concentratievermogen is kwijtgeraakt konden flow en immersie uitgroeien tot aanlokkelijke walhalla’s.
De ene stroming probeert het met schema’s, ademhalingsoefeningen en hartslagmeters, de andere met lichtprojecties, VR-brillen en het allesomringende Dolby Atmos-geluid. Uit beide richtingen spreekt een verlangen naar die kinderlijkheid, en misschien nog wel verder terug. Gaat het te ver om al die immersieve cocons te zien als surrogaat-baarmoeders? Wie immersie zoekt, zoekt heelheid in een versnipperde wereld. Al is het maar als placebo-totaliteit.
Het hooi ruiken
Zoiets kon het zijn, dacht ik, in die strandstoel, al verbaasde me het dan wel dat 80 procent van deze immersiezoekers dit ritueel ondergingen met een filmende telefoon in de hand. Kennelijk leefden ze in de waan dat er ooit nog een moment ging komen dat ze zich er wél in alle rust aan konden overgeven.
Of leden ze – zelfs hier, zelfs bij wat de ultieme onderdompeling moest zijn – aan die fameuze ‘aandachtscrisis’? Ik heb dat concept nooit helemaal begrepen. Al die doemprofeten die menen dat we ons nergens meer op kunnen concentreren, zijn nooit bij mijn pubers op de bank wezen kijken. Urenlang kunnen ze opgaan in gamen (Fortnite is echt deep work) of het bingen van alle Gossip Girl-seizoenen. En zou het ze opgevallen zijn hoe ontiegelijk lang bioscoopfilms tegenwoordig duren? Niemand die tijdens die tweeëneenhalf uur Gladiator 2 op zijn telefoon kijkt wie zijn reel al heeft geliket.
Het gaat hier niet om een aandachtscrisis, maar om iets anders. Dat bedacht ik toen ik me opnieuw die vraag stelde: waar ervaarde ik Van Gogh nu eigenlijk het meest intens?
Ineens herinnerde ik me waar ik die maaier in dat gouden licht vaak heb bekeken. In het Kröller-Muller Museum. Voor een echt diepe Van Gogh-ervaring moet je daarheen, op een van die gratis witte fietsen door het Nationale Park De Hoge Veluwe, zodat je er met een fris en ontvankelijk hoofd voor komt te staan.
Tegenover Korenveld met maaier en zon(uit de tijd van die brief, september 1889) kan ik de zoete geur van het hooi ruiken, ik voel het warme avondlicht, de geluiden. Het zijn mijn eigen herinneringen aan vergelijkbare landschappen die het tot leven wekken.
Die moet je aan het werk toevoegen, wil je dat het werkt. Je maakt het mee, in de meest letterlijke zin. Je ergens mee verbinden is niet per se er volledig in opgaan. Het gaat eerder om het inleven – je het andere perspectief verbeelden – en meeleven. In zulke activiteiten verdwijn je zelf niet, maar blijf je juist aanwezig en brengt zelf iets naar het schilderij. De esthetiek van de overweldiging moet het niet hebben van de verleiding, de suggestie, de verbeelding.
Misschien is onze aandachtscrisis vooral een crisis van ‘de eigen geest als bron’. ‘Voel de actie met 4DX,’ schreeuwen de bioscoopreclames. Bewegende stoelen, regen, mist, en zelfs geuren: niets wordt overgelaten aan de verbeelding. Die gaat hier kopje-onder, volgens die andere betekenis van immergere: ‘doen zinken’.
Erom lachen
Maar in de praktijk leven we niet in zo’n natuurgebied met Van Goghs om ons heen. De verwondering komt niet op commando, dus blijven we die, vaak aandoenlijk wanhopig, regisseren. Blijkbaar zijn er dan handleidingen, technieken en gadgets nodig om bij onze instincten te komen.
Wat ooit vanzelf sprak, moet eerst een lifestyleconcept worden voordat we het kunnen terugvinden. De ‘natuur in gaan’ werd ‘bosbaden’, shinrin yoku (Japans voor ‘jezelf onderdompelen in het bos’), kamperen friluftsliv (Noors voor ‘vrij in de openlucht leven’), zwemmen cold plunging (Engels voor: ‘koud plonzen’).
Foto Jaarbeurs
Zelf praktiseer ik het ondergedompeld hardlopen, bij een playlist van Philip Glass en uptempo barok. Presto immerso. En ook dat lukt maar halfhalf, stel ik steeds weer lichtelijk gefrustreerd vast. Weinig is zo egocentrisch als al die verwoede pogingen om jezelf te verliezen, maar ik kan er steeds beter om lachen, en begin een mild soort medelijden te ontwikkelen voor andere hardlopers-met-oortjes die ik zie zwoegen en even toeknik.
Die neiging had ik ook bij de Van Gogh-bezoekers. Ik zag een grijze, moeilijk lopende vrouw, die op een bankje tegen de wand aan was gaan zitten. De zonnebloemprojecties dwarrelden over haar heen. Ze was opgenomen in de experience, zoals Van Goghs maaier bijna onzichtbaar was opgelost in het korenveld. Tegelijkertijd hield ze een telefoon omhoog om ze allemaal te filmen, die wentelende zonnebloemen. Ze werd er te veel door in beslag genomen om door te hebben dat ze erin oploste.
Op het pad halverwege Minehead en Porlock Weir zit een filosoof. Zijn rugzak tussen de varens, zijn blik op zee gericht, sjaaltje op het hoofd tegen de zon. Een jaar geleden zat Ian Mulholland (54) nog hele dagen achter de computer, terwijl hij de laatste hand legde aan zijn proefschrift over Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus. Het was zijn dochter die vond dat hij eens met zijn neus uit de boeken moest. En dus verruilde hij zijn laptop voor een tent en een paar bergschoenen. De komende twee maanden loopt Mulholland het South West Coast Path, vandaag is zijn eerste dag. Nog 1.032,5 kilometer te gaan. Haast heeft hij niet. „De afgelopen uren ben ik voortdurend ingehaald – ik ben lang niet zo in vorm als andere wandelaars. En mijn rugzak is te zwaar door alle boeken die ik mee heb. Ach, het gaat om de reis, niet om het doel, zullen we maar zeggen.”
Onder filosofen is de Tractatus een klassieker. „Wittgenstein schreef over het verband tussen taal en werkelijkheid.” In die zin is het treffend dat Mulholland uitgerekend hier wandelt. Want als één langeafstandspad in de schijnwerpers staat vanwege de dunne lijn tussen feit en fictie dan is dat het South West Coast Path. Of, zoals het de laatste jaren bekend is komen te staan: het Zoutpad.
Terug naar het begin. Al weken staan de kranten vol over de Britse schrijfster Raynor Winn. In 2018 schreef ze een wereldwijde bestseller met The Salt Path, waarin ze vertelt hoe zij en haar man Moth dakloos raakten en in arren moede besloten ruim duizend kilometer langs de kust van Zuidwest-Engeland te wandelen, van Minehead via Land’s End naar Poole. Lezers leefden mee met alle ellende: te goeder trouw geld geleend aan een vriend die vervolgens bankroet ging, huis kwijt. Daarbovenop bleek Moth ook nog eens een zeldzame, dodelijke hersenziekte te hebben. Allemaal waargebeurd.
Of niet? Begin juli kwam zondagskrant The Observer met een groot stuk waaruit zou blijken dat Winn, onder haar echte naam Sally Walker, in een vorig leven als boekhouder ruim 60.000 Britse pond zou hebben verduisterd. Het verlies van het huis hing dáármee samen, aldus journalist Chloe Hadjimatheou. En had Moth wel echt corticobasale degeneratie? De levensverwachting bij die diagnose ligt normaal gesproken rond de acht jaar, terwijl Moth er al achttien jaar mee leeft.
Tot zover de controverse. Winn reageerde op haar eigen website met een tegenstuk, waarin ze de beschuldigingen zo goed mogelijk weerlegt. Maar de twijfel is gezaaid – het predikaat ‘waargebeurd’ zal voortaan met een korreltje zout worden genomen. Slechts één hoofdpersoon is verheven boven alle twijfel: het Zoutpad zelf. De natuur liegt nooit.
Op naar Minehead dus, in de voetsporen van de negen miljoen wandelaars die elk jaar het South West Coast Path deels of in z’n geheel lopen. Wat blijft er over van de trail magic als je de romantiek van het boek loslaat?
Foto Joel Redman
-35 kilometerTaunton
Reis nooit halsoverkop naar Minehead op een zondagavond. Dan strand je in Taunton, met nog 35 kilometer te gaan. Geen bus, geen trein, alleen peperdure taxi’s – lijnrecht tegen het Zoutpadgevoel in. Winn en Moth liftten óók als ze niet lopen konden. Duim omhoog dus, drie kwartier zo breed mogelijk glimlachen. Diepe dankbaarheid als locals Carl en Jo uiteindelijk stoppen. Nee, ze hebben het boek nooit gelezen, wel de film gezien. „Het was leuk om alle plekken te herkennen”, zegt Carl. „De bioscoop zat afgeladen vol.” Onder de indruk van de ophef zijn ze niet. „Het kustpad is het kustpad.”
Ook in de haven van Minehead reageren stamgasten van de Old Ship Aground gelaten op het nieuws. „Ook vóór het boek en de film kwamen er al volop toeristen”, zegt de barvrouw. „Die blijven echt niet zomaar weg.”
Op een rode brievenbus zit een gehaakte versie van Raynor Winn, met een eveneens gehaakt exemplaar van Het Zoutpad: in Minehead is ze nog niet van haar voetstuk gevallen.
Alleen een medewerkster van het Beach Hotel zegt „diep teleurgesteld” te zijn in Winn. „Bij het lezen dacht ik al: dit is bijna te indrukwekkend om waar te zijn. En dat was het dus ook.” Desondanks zet ze voor bezoekers die een exemplaar van het boek bij zich hebben zonder klagen een stempel van een eikel op het voorblad – het logo van het South West Coast Path.
Foto’s Joel Redman
0 kilometerMinehead
Rond tienen is het spitsuur bij het startpunt van het pad. Naast een gietijzeren monument – twee handen die een plattegrond vasthouden – maken Debbie en Neil Brooks een selfie. Vanuit hun woonplaats, nabij Southampton, lopen de vijftigers een weekendje langs het kustpad. Neil was aanvankelijk „behoorlijk ontdaan” toen hij de onthullingen over de schrijfster las. „Juist doordat het zo’n doorleefd verhaal is.” Hij frummelt aan zijn leren cowboyhoed. „Ze hadden beter kunnen zeggen dat het fictie was.” Debbie knikt. „Maar we maken er toch een mooie tocht van.”
Ook Ringo Vanovertveldt en Elfriede Dosfel uit het Belgische Ronse (twaalf etappes voor de boeg) zijn teleurgesteld in Winn. „Het was niet zo erg dat we er onze vakantie om gingen cancelen, maar het sprookjesachtige van het boek is weg.” De film hebben ze niet gezien. „Die is niet uitgebracht in België. Misschien dat we onderweg een cinema passeren.”
Ringo Vanovertveldt en Elfriede Dosfel: „Het sprookjesachtige van het boek is weg.”
Foto Joel Redman
2,9 kilometerNorth Hill
Was het Simon Carmiggelt die ooit zei: „Een schrijver liegt de waarheid”? Wie schrijft maakt keuzes, laat dingen weg – zelfs in een waargebeurd verhaal. Beschrijf ik de gele bloemen langs de Culver Cliff Woodland Walk, de tentjes van wandelaars of daklozen die her en der in het hoge gras verscholen staan? Of begin ik direct over de steile klim de North Hill op, door een sprookjesachtig varenbos? En welke rol speelt fotograaf Joel? Noteer ik eerlijk hoe ik al buiten adem ben terwijl hij met z’n zware camera om z’n nek nergens last van heeft?
Tussen schrijvers en lezers bestaan ongeschreven afspraken die per genre verschillen – zelfs binnen de non-fictie. Een feitelijk nieuwsbericht kent andere wetten dan een ik-verhaal. Verzinnen telt buiten de fictie als een zwaarder vergrijp dan weglaten, tenzij het cruciale informatie betreft. En dat laatste is juist bij Het Zoutpad een discussiepunt: hoe belangrijk was de verduistering van 60.000 pond voor het verhaal?
Het gaat om authenticiteit, zegt Joel terwijl hij een vlinder fotografeert. „Mensen waarderen openheid en transparantie. Als blijkt dat iemand zo’n groot geheim verzwijgt, dan straalt dat af op de rest. Neem die ziekte van Moth – die kan best echt zijn, ook al omschrijven diverse artsen het als ‘onwaarschijnlijk’ omdat hij nog leeft. Maar nu het verhaal niet authentiek meer voelt, trekken lezers álles in twijfel.”
Intussen gaat Max Wilgenhof (26) uit Alkmaar ons in hoog tempo voorbij. Hij hoorde pas kort voor vertrek van familie over de ophef. „Ik heb het boek gelezen en ik had het mooier gevonden als het waargebeurd was, maar uiteindelijk ben ik hier om te wandelen.” Hij hoopt in 28 dagen het gehele pad af te leggen, zo’n 35 kilometer per dag. „Het gaat me om de prestatie, om mezelf discipline aan te leren.” Slapen doet hij onder een tarp, een lichtgewicht tentje zonder binnentent. „Zonder eten weegt m’n rugzak acht kilo, ik heb echt alleen het minimale mee.”
Max Wilgenhof: „Ik had het mooier gevonden als het waargebeurd was”
Anna Ender en Anouk van Heel.
Foto’s Joel Redman
5,1 kilometerBurgundy Chapel
De Nederlandse vriendinnen Anna Ender (25) en Anouk van Heel (24) maken zich minder zorgen over het gewicht van hun backpack. Ze hebben een pot pindakaas mee, een knijptube jam en bij de Flapjackery hebben ze vanochtend snacks ingeslagen. Boven aan de heuvel is het tijd voor een picknick. De bomen hebben plaatsgemaakt voor grasland en brem, in de diepte ruist de zee. Zeven dagen gaan ze wandelen, 4.500 hoogtemeters in totaal – „een halve Everest”. Anouk kent het boek en de film alleen van naam. Anna herinnert zich vooral de scène waarin de zee de tent in stroomt. „Gelukkig kamperen we niet.”
Op een bankje drinken twee Engelse mannen bier. „Welkom in onze open air pub.” Al dat gepraat over Het Zoutpad vinden ze overdreven. „Maak je liever zorgen om adders op het pad.”
Tentjes bij de Culver Cliff Woodland Walk, nabij North Hill.
Foto Joel Redman
6 kilometerGrexy Combe
Dalen. Stijgen. Dalen. Stijgen. Het geel van de brem vermengt zich met het paars van de heide. In de verte lopen groepjes wandelaars. Op het Zoutpad ben je nooit alleen.
Toch is het een illusie om te denken dat alleen dít langeafstandwandelpad de afgelopen jaren populairder is geworden. Op de wereldberoemde pelgrimsroute naar Santiago de Compostella verdubbelden de aantallen wandelaars tussen 2014 en 2024. Santiago staat voor Sint Jacob, een van de apostelen van Jezus. In de kathedraal van de stad zouden zijn overblijfselen begraven liggen. Hoeveel wandelaars zouden teleurgesteld zijn als dát verhaal verzonnen blijkt?
Opeens schiet Fargo me te binnen, de film van de Coen Brothers over een man die de ontvoering van zijn eigen vrouw in gang zet. „This is a true story”, staat er in hoofdletters aan het begin van de film. Niets van waar, zei Joel Coen later. Het leek geen fan te deren.
Ook Steve Tornhill en Tracey Wade, die hier al jaren komen, vinden dat artistieke vrijheid is toegestaan. Tracey neuriet het nummer Shame, van oud-Take That-leden Robbie Williams en Gary Barlow: „Well there’s three versions of this story / Mine and yours / And then the truth.”
Steve Tornhill en Tracey Wade: „Well there’s three versions of this story…”
Ian Mulholland: „Als je het een filosoof vraagt, bestaat er helemáál geen waarheid.”
Foto’s Joel Redman
7,5 kilometerhalverwege Minehead en Porlock Weir
„Als je het een filosoof vraagt, bestaat er helemáál geen waarheid”, zegt Ian Mulholland. Naar Raynor Winn toe is hij mild. „Mensen doen dat wel vaker: eerst iemand op een voetstuk zetten om diegene dan…” – hij gebaart over de rand van het klif – „…er keihard weer vanaf te duwen.”
10 kilometerHurlstone Point
„Waarschuwing! Neem bij harde wind de alternatieve route”, staat op het bordje. Koppig kiezen we tóch de steile afdaling naar het kiezelstrand. Een hurlstone is vrij vertaald een werpsteen. Wie zonder zonde is…
Ook fotografen liegen de waarheid, besef ik als Joel zoekt naar het mooiste standpunt. Zelfs als er geen Photoshop of filter aan te pas komt, is er altijd nog de kadrering – een lelijk hekje of een dode boom die op de foto nét buiten beeld valt.
Langs de muur van Hadrianus, op de grens van Engeland en Schotland, hakten twee mannen in 2023 de beroemde Sycamore Gap Tree om. Een 150 jaar oude esdoorn, alom geliefd vanwege z’n fotogenieke uiterlijk. Deze week zijn de daders beiden veroordeeld tot ruim vier jaar gevangenisstraf. Volgens de rechter is Engeland een „symbool van ongerepte schoonheid” armer. Kom niet aan het emotionele erfgoed van de Britten, of dat nu een boom of een boek betreft.
11,5 kilometerBossington
De idyllische theetuin is dicht. In Het Zoutpad beschrijft Winn hoe ze hier tijdens een cream tea – thee met scones – met de nek worden aangekeken zodra ze vertellen dat ze dakloos zijn. Eerlijkheid loont niet altijd.
We hebben dorst en beëindigen de tocht voortijdig in de supermarkt, met een sinaasappel-Calippo. Dat is het nadeel van waargebeurde verhalen: ze hebben zelden een heroïsch einde.
Wibi Soerjadi’s handen hangen boven de toetsen van de zwarte Steinway-vleugel, seconden lang blijft het stil in kerkgebouw de Duif in Amsterdam. Voor de pauze heeft hij de Grande polonaise brillante van Chopin gespeeld – een intens, complex, overweldigend stuk. Een van zijn lievelingsstukken, vertelde hij vooraf aan de tweehonderd mensen in de zaal. En hoe blij hij was toen hij de partituur cadeau kreeg voor zijn dertiende verjaardag. Na de pauze heeft hij zijn zwartfluwelen pak verruild voor diepblauw fluweel. Nu zal hij zijn elfdelige compositie Flashback ten gehore brengen. De première.
„Ik vind het heel spannend”, zegt hij voordat hij plaatsneemt op de pianokruk. Muziek is verklankte emotie, zegt hij, en dit stuk is de weerslag van zijn gevoelens na de dood van Flashback, zijn paard. „Dertien jaar mijn maatje.” In januari van dit jaar stond het dier in de wei met een gebroken been. Veel wil hij niet kwijt over wat we zullen gaan horen, alleen dat het best lang is, de partituur telt 104 pagina’s. Net als bij Chopin, zegt hij, moet de muziek voor zichzelf spreken. En: het is géén kür-stuk, zoals hij eerder schreef voor de Olympische dressuurproef van ruiter Anky van Grunsven en haar paard Salinero. Flashback is geschreven als een sonate voor een solopianist.
Gejuich als de laatste noot geklonken heeft, iedereen staat, klapt, roept. In ruim drie kwartier heeft Wibi Soerjadi gehoopt, getreurd en gelamenteerd, hij heeft geracet, geremd en weer geaccelereerd en nu wist hij met een witte zakdoek de zweetdruppels van zijn voorhoofd en neemt bleekjes het applaus en de bloemen in ontvangst.
In het programmaboekje staat dat er na het concert ruimte is voor een meet & greet, maar eerst staat hij de reporter van Shownieuws te woord. Daarna zet societyfotograaf Edwin Smulders hem voor zijn camera met mitrailleurflitser en vraagt of Mirthe er ook even bij wil komen staan, zij is Soerjadi’s vriendin en manager. Cabaretier Daniël Arends rammelt ondertussen een deuntje op de vleugel, cabaretier Guido Weijers poseert ook nog even naast Wibi op de pianokruk, oudste broer Kresna Soerjadi sluit zich aan bij de rij mensen die de artiest willen feliciteren, bedanken, of met hem op de foto willen.
Vrijdag, een week later. Wibi Soerjadi (55) woont in Villa Peckedam op landgoed Nijenhuis in Diepenheim. Ardjoena (52), zijn jongste broer, komt daar ook heen vanuit Houten, waar hij woont met zijn vrouw en twee kinderen. Van de vijf broers Soerjadi zijn hij en Wibi de musici. Wibi studeerde piano aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam, slaagde summa cum laude en is al bijna 45 jaar soloartiest in binnen- en buitenland. Ardjoena studeerde piano en orkestdirectie aan het conservatorium in Rotterdam en Moskou. Hij is dirigent van vijf amateurkoren en treedt op met koor, orkest en solisten. Hun oudere broers Kresna en Bo studeerden allebei in Delft, net als hun vader. Wisnoe is de tweelingbroer van Ardjoena, door complicaties van hun te vroege geboorte heeft hij een verstandelijke beperking.
Voor de villa staat een bronskleurige Rolls-Royce Silver Cloud geparkeerd. Achter het huis met uitzicht op uitgestrekte weilanden staan nog drie oldtimers onder tentdoeken. Hier geeft Wibi in juli en augustus elk weekend zomerconcerten, inmiddels een traditie. Een vaste ploeg vrijwilligers uit de omgeving komt helpen, en zo kwam Mirthe (24, haar achternaam houdt ze buiten de publiciteit) in zijn leven. Ze kondigden hun liefde in 2021 aan met een filmpje op sociale media – hij komt geschminkt als Joker uit Batman de trap af, zij rolschaatst hem verkleed als Harlequin tegemoet.
Wibi en Mirthe verslepen samen blauwe barokbanken, stoelen en een bijzettafel naar de rand van het grasveld, waar de meeste schaduw is en het mooiste uitzicht. Zwart-wit gestipte hond Pepper – zo weggelopen uit een Disney-film – begroet Ardjoena. Als iedereen zit, brengt Mirthe koffie, een kan water met ijsblokjes en bastognekoeken, en verdwijnt weer in het huis.
Ze hebben precies dezelfde stemmen, zeggen Wibi en Ardjoena – hoog, jeugdig – alle broers Soerjadi hebben die.
Wibi: „Maar we zijn heel anders. Ik ben echt een solist. Ardjoena moet het beste uit ánderen halen.”
Ardjoena: „In mijn eentje op zo’n podium zitten… als het moet doe ik het wel. Maar voor Wibi is het zijn natuur.”
Wibi: „Alleen die vleugel en ik. In mijn eentje. Verder niks. Een eenmansorkest.”
Ardjoena: „Ik moet alles via instructies doen. De strijkers ietsje harder, blazers tandje minder fel.”
Wibi: „Als kind zat jij al te dirigeren.”
Ardjoena: „Wibi kent ook niet de spanning van zo’n concert. Vlak voor je op moet is het spannendste moment.” Hij grijpt naar zijn hart. „Sta je voor die podiumdeur. Die verantwoordelijkheid, gaat alles wel goed. Maar de solisten, die staan gewoon heel rustig naast je. Ik zou het in mijn broek doen. Hij niet.”
Maar vorige week, bij de première van Flashback, zei Wibi wel dat hij het spannend vond.
Wibi: „Dat concert was heel spannend. Normaal gesproken ben ik nooit zenuwachtig, ik vind het altijd leuk om het podium op te gaan.”
Ardjoena: „Het is geen angst.”
Wibi: „Nee, geen angst, nee. Dit vond ik spannend omdat het mijn eigen stuk was. Ik ben gewend stukken van anderen te spelen, die speel je al zo lang, dat cirkeltje ken je, en je publiek kent het. Maar dit…”
Ardjoena: „Ik kon vrijdag niet, ik heb het nog niet gehoord.”
Wibi: „Niemand had het nog gehoord. Het was eerst ook helemaal niet bedoeld om naar buiten te brengen. Het begon therapeutisch, voor mezelf. Ik kon mijn verdriet over de dood van Flashback niet kwijt en ik dacht: ik ga het opschrijven. En toen kwam er een stuk, en nog een stuk, en nog één. Het kwam er zo, wáp, in één keer uit, als een gevoelsstroom. Het laatste stuk, het elfde, had ik in een dag klaar. Ik heb toen een try-out gegeven en ik had het laatste deel net klaar, alles zat al in mijn hoofd maar ik kon het technisch nog niet spelen. Al die honderd pagina’s…
104 toch?
Hij schatert. „Ja, ja, en dat lag allemaal in mij opgeslagen. Onze vader was doctor in de wiskunde, en wij zijn heel goed in patronen herkennen en onthouden. Je ziet structuren, je herkent patronen en dan gaat het zo, woep, je hoofd in. Componeren gaat ook soms zo snel, dat ik al weet hoe het klinkt maar het fysiek niet kan bijbenen om de noten te noteren. Ardjoena kan heel goed partituren lezen.”
Ardjoena: „Bladmuziek is een kunstwerk op zich. Ik weet niet hoe het voor een ander is, maar zoals wij ernaar kijken, dan wordt het een soort 3D, een pop-up. Het gaat leven, je ziet de verbanden tussen de partijen, het wordt een full 360-experience.”
Wibi: „Mensen zien misschien bolletjes en streepjes, voor ons is het meteen, bám, die emotie.”
Wat voel je dan?
Wibi: „Ik zeg altijd: een partituur is een optische neerslag van wat de componist wil uitdrukken. Daar begint het, bij gevoel. Een kok vertaalt dat in een gerecht, een schilder in een schilderij, een componist moet het doen met nootjes en bolletjes en dat is emotie, en emotie wordt muziek. Je kunt dingen zeggen die je niet met woorden kunt. In Flashback zit pijn, weemoed, verdriet. Muziek is ontastbaar, maar tegelijk het meest tastbare wat er is. Je hoeft niks met paarden te hebben om toch meteen de diepte van het gevoel te herkennen.”
Ardjoena: „Stel dat ik mijn orkest zijn stuk laat spelen. Dan moet ik in zijn partituur duiken. Natuurlijk speel je wat er staat, maar je moet ook begrijpen waaróm het er zo staat. Waarom wil de componist dat je daar zachter speelt, welke emotie zit daarachter?
Wibi: „Mozart schreef heel weinig aanwijzingen in zijn partituur, Chopin ook. Liszt gaf weer heel veel aanwijzingen.
Ardjoena: „Een beetje té.”
Wibi: „Ik heb wel vaker stukken uitgebracht die andere mensen gingen spelen. Het grappige is, dat pianisten me vaak proberen na te doen. Maar dan krijg je een slechte kopie. De muziek gaat pas leven als ze het spelen zoals zij zich voelen en uitdrukken. Een verlegen persoon speelt het misschien kleiner dan ik het doe. Als componist leer je daarvan, ik schrijf minder aanwijzingen op, laat de speler het zelf maar voelen.”
De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner.
Hoe speel jij?
Wibi: „Eerst moet er niks zijn. En na het niks is iets al heel veel. Van heel zacht naar heftig, van het kleinste bloemetje naar een afschuwelijk beest, zo uit ik me, en je wéét bij mij dat het gaat ontploffen. Maar ik kan me ook bewegen in het kleinste van het kleinste…”
Ardjoena: „Een quark? Zo is hij altijd geweest, hè. Zijn hele doen en laten, alles extreem.”
Wibi: „Behalve extreemrechts.”
Ardjoena: „Ik ben daar heel anders in.”
Wibi: „Jij hebt een enorme discipline, dat is gewoon gestoord. Mensen vinden mij gedisciplineerd en dat klopt, ik werk heel hard, ik oefen vijf uur per dag en ik doe aan calisthenics [krachtoefeningen met alleen lichaamsgewicht, Wibi doet eenarmige push-ups of trekt zich aan zijn vingers op]. Maar jij eet geen chips, nooit snoep, geen alcohol, helemaal niks. En halve marathons rennen. Ik ken niemand die zo gezond leeft.”
Ardjoena: „Ik eet friet. Dat doe je al gauw als je kinderen hebt.” Hij heeft een zoon van vijftien en een dochter van acht. „Maar ik at zoveel snoep en rotzooi dat het een verslaving werd en toen ben ik ermee gestopt.”
Wibi: „Vroeger thuis was het altijd eten, eten, eten.” Ze woonden in Berkel en Rodenrijs, Wibi en Ardjoena deelden een zolderkamer.
Ardjoena: „Die eetcultuur hadden papa en mama meegenomen uit Java. Als we thuiskwamen, was het eerste dat mama zei: er staat kip in de keuken.”
Wibi zit ondertussen te googelen op zijn telefoon en roept: „Singulariteit, dat is het kleinste van het kleinste. Een massa met een oneindig klein volume en een oneindige dichtheid. De natuurkundige wetten gelden niet meer, geen tijd, geen ruimte. En daarbinnen kan ik spelen.”
Ardjoena: „We zijn allemaal wel gedisciplineerd. Papa en mama wilden toen ze jong waren studeren in Europa, daar moesten ze wel beurzen voor verdienen.
Wibi: „Mama was heel avontuurlijk, die ging sociologie doen in Duitsland en Italïë. Ze kende de talen niet, ze kende ook geen angst. En papa moest en zou naar Delft.”
Ardjoena: „Wiskunde, wiskunde. Papa kende niet anders dan cum laude.”
Je bent altijd jezelf aan het martelen om het beter te maken
Wibi: „We deden altijd dat NIM-spel, weet je nog? Met rijtjes lucifers en twee spelers die om de beurt een lucifer weghalen. Papa had uitgelegd hoe je met het binaire stelsel kon uitrekenen wie er zou winnen. Ik won. Papa trots: ‘Wibi lijkt op mij.’ Ik zei: ‘Maar ik deed het met een trucje.’ ‘O nee,’ zegt papa. ‘Wibi lijkt toch op mama.’”
Ardjoena: „Mama was heel sociaal. Papa was een mysterie. Heel bescheiden, maar ondertussen wist hij alles. Ook over muziek.”
Wibi: „Ja! Ja! Daar kwamen we pas achter op het conservatorium.”
Ardjoena: „En toen ik in Moskou studeerde, bleek hij ook Russisch te kunnen.”
Wibi: „Hij was heel bescheiden, maar je moest hem niet onderschatten.”
Ardjoena: „Ze vertelden nooit over vroeger.”
Wibi: „Heel Indonesisch. Mama kwam uit Salatiga, ze hadden het thuis niet breed.”
Ardjoena: „Ze hebben keihard gewerkt.”
Wibi: „Toch zaten ze ons nooit te pushen.”
Ardjoena: „Je wil er zelf alles uithalen. Altijd jezelf aan het martelen om het beter te maken. Ook tijdens een concert.”
Wibi: „Wat onmogelijk is, want perfectie bestaat niet.”
Het ultieme doel is zo te spelen dat je niks meer hoeft te doen
Wibi bedacht de free-floating hand, een techniek waarbij de vingers de toets niet helemaal indrukken, maar loslaten zodra de toon gemaakt is. Kijk je door je oogharen, dan lijkt het alsof zijn handen zweven. „Het ultieme doel is zo te spelen dat je niks meer hoeft te doen. Kan niet natuurlijk, maar misschien ooit wel?”
Ardjoena: „Ik zeg ook altijd tegen mijn mensen: het mooiste is als alles vanzelf gaat en ik niet meer nodig ben.”
Wibi: „Het mooie aan jou is, als dirigent doe je heel weinig. Als we samen spelen, weet je precies wanneer ik sneller wil en dan laat je het orkest heel vloeiend meegaan. Sommige dirigenten doen theatraal, jij niet.”
Vroeger traden jullie samen op [Ardjoena als dirigent, Wibi op de vleugel]. Waarom doen jullie dat niet meer?
Ardjoena: „Dat zouden we best willen. Maar een concert programmeren rond één soloartiest, dat wordt tegenwoordig bijna niet meer gedaan.”
Wordt Wibi daarom ook niet uitgenodigd door het Concertgebouworkest?
Wibi: „O jéé, gevoelig onderwerp. Nee, nee, sorry, dat kan de reden niet zijn.”
Niet elitair genoeg?
„Klopt ook niet. Ik heb met het Gewandhausorchester in Leipzig gespeeld [het grootste symfonieorkest ter wereld]. Het London Philharmonic Orchestra. In Duitsland, Italië, Spanje was ik vaste klant. Voor die orkesten ben ik goed genoeg. Dus als je als gesubsidieerd orkest een toonaangevend pianist, mag ik wel zeggen, gewoon negeert en uitsluit, want dat is het… Dat is schandalig.”
Ardjoena ondertussen tegen Pepper die boven op hem springt: „Rustig, rustig, rustig.”
Foto Merlijn Doomernik
Wat is dan de reden?
Wibi: „Ik, mijn management, zo vaak hebben we gevraagd wat de reden is. Ze hebben respect voor me, ze waarderen me, en nee, ze hebben zo vaak diverse artiesten op het programma, dus daar ligt het ook niet aan. Een echt antwoord heb ik nooit gekregen.”
Mirthe komt met een verse kan water. Haar gezicht zit onder het stuifmeel van de boeketten die Wibi heeft gekregen en zij in vazen heeft gezet. De afgelopen week speelde hij, naast de première van zijn stuk, live in een tv-programma over alzheimer (vader Soerjadi leed eraan) en hij gaf masterclasses.
Volgen jullie elkaars carrière?
Ardjoena: „Nee, niet echt, nee. We hebben het ook bijna nooit over muziek. We proberen wel elkaars concerten te bezoeken.”
Wibi: „Ik heb nog nooit zoveel geoefend als voor het concert vrijdag. Normaal is het inspelen en klaar. Nu heb ik uren en uren gespeeld. Terwijl ik weet, op een gegeven moment moet je loslaten. Perform with your heart. Mijn hart bonkte, de emoties kolkten, ik dacht: rustig worden, rustig worden, in het moment komen. Een soort meditatie eigenlijk. En het duurde best lang voor ik zover was.”
Wibi was elf toen hij, samen met Ardjoena, op pianoles ging bij leraar Bob Brouwer. „We wilden zelf. Pas toen ik serieus door wilde in de muziek, zeiden papa en mama: ‘Je kunt ook gewoon wiskunde studeren.’”
Ardjoena: „Muziek doe je ernaast, als hobby.”
Zijn eerste concert, in de Doelen in Rotterdam, gaf Wibi nog geen jaar na zijn eerste les, op zijn vijftiende won hij de eerste prijs op het Prinses Christina Concours. Hun ouders verkochten het vakantiehuis om een vleugel te kunnen kopen. Ardjoena: „We woonden in een hoekhuis, de vleugel stond in de aanbouw. Als jij klaar was ging ik, en andersom. Kresna en Bo werden gek. De buren ook, denk ik.”
Wibi: „Het grappige is, we speelden nooit dezelfde stukken.”
Ardjoena: „Jij deed Liszt, Rachmaninov, spektakelstukken. Ik was niet van dat extreem uitbundige.”
Wibi: „Ik heb een deel van de middelbare school geskipt en kon meteen naar het conservatorium. Piano, piano. Ik wilde alleen maar dát. Geen leuke tijd, ik was zestien en papa en mama zagen het echt niet zitten. Maar ik voelde in mijn hele lijf: dit moet ik nu doen.” Op zijn achttiende won hij het Eurovisie-concours, op zijn negentiende werd hij derde bij het Liszt-concours. Wibi: „In die tijd werden die concours rechtstreeks uitgezonden op Nederland 3. Miljoenen mensen keken. In één keer was het whám…”
Ardjoena: „Meteen ben je bekend.”
Wibi: „Als je nu zoiets wint, interesseert het niemand.”
Ardjoena: „Je kunt beter TikTok-pianist zijn. Maar ook daarin verschillen we dus: ik verdraag de druk van een competitie niet. Al zou ik hetzelfde talent hebben, dan nog zou ik zoiets niet aandurven.”
Wibi: „Je hebt hetzelfde talent, maar om wedstrijden te winnen moet je dingen kunnen die niks te maken hebben met musicus zijn. Je moet geen angst kennen, presteren onder druk. En jij, jij wilde dirigeren en ik ken niemand die dat beter kan dan jij.”
Ardjoena: „Zoals Wibi alles in de piano legt, zo leg ik het in mensen. Als ik opkom, staat het orkest op en het publiek klapt. Maar ik vind, dat applaus is niet voor mij, maar voor ons allemaal.”
Wibi: „Ik heb over de hele wereld gespeeld, alle soorten concerten gedaan. Ik was wereldberoemd in de klassieke wereld, ik zeg het expres zo, want het is een heel klein wereldje. Ik kan namen noemen van wereldberoemde pianisten die bijna niemand kent. Al toen ik halverwege de twintig was, ben ik me gaan verdiepen in hoe het vroeger ging. In de tijd van Vivaldi zaten mensen gewoon te eten onder het luisteren, het was achtergrondmuziek. Liszt kwam pas met de recital, zo van: ik speel in m’n eentje en jullie luisteren. De optredens die artiesten nu geven, óók popartiesten, zijn beïnvloed door Liszt. Na de Tweede Wereldoorlog is er een etiquette ontstaan, regeltjes voor hoe je je moet gedragen tijdens concerten. Niet praten, niet tussendoor klappen en je krijgt geen toelichting of toegift. Alsof je in een ouderwets sterrenrestaurant zit en iedereen om je heen weet hoe het hoort en welke wijn je moet kiezen. De klassieke muziekscène loopt vreselijk achter: er komt een poppetje op, gaat spelen, en na de pauze is hij weg. Echt stom en raar.”
Ardjoena: „We hadden als kind een abonnement op de pianoserie in de Doelen. Er was een keer zo’n pianist, fantastisch hoe hij speelde, maar nul contact met het publiek. We mochten bij hem en in de kleedkamer en zeiden: ‘Had je niet een toegift moeten spelen?’ Hij had echt geen idee.”
Wibi: „Ja, die series, dat is ook zoiets. Mensen hebben een abonnement op een reeks concerten.” Hij doet alsof hij een programmaboekje bestudeert: ‘Vanavond hebben we piano. Even kijken wie er speelt. Wi-bi. Aha, wat speelt-ie? Beethoven?’ Leuk hoor, onderdeel zijn van een serie, maar mensen komen niet voor jou. Ze gaan gewoon elke avond naar hetzelfde restaurant en jij bent een poppetje dat iets speelt. Ik wil dat mensen voor mij komen, voor mijn manier van spelen, mijn manier van uitdrukken. Dan kun je ook echt via de muziek praten met je publiek.”
Maar bij jou wil het publiek na een optreden praten met het poppetje.
Wibi: „Na zo’n concert zit je nog helemaal in het stuk. Hoe speelde ik dit, hoe ging dat? Weet je nog dat wij samen optraden met Rachmaninov… ?”
Ardjoena: „Het gaat in een roes, hè. Ik dirigeren, jij spelen. En na afloop… ”
Wibi: „Sta je nog urenlang uit. En dan komen de fans en foto’s. Ik ben eraan gewend geraakt, het hoort erbij. Zoals dit interview ook, als ik mocht kiezen ging ik liever pianospelen of paardrijden.”
Video Merlijn Doomernik
Wibi en Ardjoena Soerjadi
‘Ik ben echt een solist. Mijn broer moet het beste uit ánderen halen’