PKK wil Turken én Koerden met aanslag tonen: we gaan door met onze strijd

Koerdische terreurbeweging Jarenlang waren er geen PKK-aanslagen in Ankara. Tot zondag. De schade was beperkt, maar Turkije reageerde meteen fel.

Politie in Ankara kort na de PKK-aanslag van zondag.
Politie in Ankara kort na de PKK-aanslag van zondag. Foto Adem Altan/AFP

Met een bomaanslag zondagochtend in het politieke hart van Turkije, pal voor de heropening van het parlement na het zomerreces, gaf de Koerdische Arbeidersbeweging (PKK) de Turken het signaal dat ze haar strijd niet opgeeft, ook al is de terreurbeweging grotendeels uit Turkije zelf verdreven.

Het was voor het eerst sinds 2016 dat de PKK, die in Turkije verboden is en ook in de Verenigde Staten en de Europese Unie te boek staat als terroristische organisatie, weer een aanslag in de hoofdstad Ankara pleegde. Beide daders kwamen om: de een door zichzelf op te blazen, de ander werd doodgeschoten door de Turkse politie. De materiële schade was gering. Twee politieagenten raakten lichtgewond.

Hoewel er aanvankelijk verwarring bestond omtrent de daders, eiste de PKK de aanslag in de loop van de dag op via ANF, een klein met hen verbonden persbureau. Ze wilde de politici hiermee „een waarschuwing” geven, heette het in een verklaring, dat ze hun „misdaden” tegen de Koerden moesten staken. Daarbij doelden ze op de dikwijls gewelddadige repressie van de Koerden door het Turkse leger en de Turkse autoriteiten.

De dit voorjaar herkozen president Erdogan veroordeelde de aanslag enkele uren later in een rede in het parlement krachtig. „Diegenen die de vrede en veiligheid van de burgers bedreigen hebben hun doel niet bereikt en zullen dat ook nooit doen”, voorspelde de president. „We zullen de strijd vastberaden voortzetten tot de laatste terrorist is geëlimineerd.”

Bombardementen als vergelding

Zoals vaker in het verleden sloeg Turkije meteen hard terug met luchtbombardementen op stellingen van de PKK in Noord-Irak. Daarbij werden volgens een Turkse woordvoerder twintig doelen en veel strijders „geneutraliseerd”, doorgaans een eufemisme voor ‘gedood’. Hoeveel precies was niet onmiddellijk duidelijk.

Turkije voert met enige regelmaat militaire acties uit tegen Koerdische strijders in Noord-Irak, maar soms ook in Syrië. Ook pakte de Turkse politie een twintigtal Koerdische politieke activisten op in Istanbul en enkele andere steden.

Analisten hielden er al enige tijd rekening mee dat de PKK nieuwe aanslagen zou gaan plegen. Op die manier zou ze de Koerdische bevolking én de Turken ervan willen doordringen dat ze hun strijd voortzetten. De PKK strijdt al sinds 1984 voor zelfbeschikking voor de Koerden. Bij die strijd zijn in totaal al zeker veertigduizend mensen om het leven gekomen.

De onderdrukking van de Turkse Koerden is de laatste jaren onder Erdogan verder toegenomen. Veel Koerdische politici, met name van de pro-Koerdische HDP-partij, zitten gevangen. Sinds 2019 heeft de regering-Erdogan 48 van de 65 gekozen HDP-burgemeesters geschorst. Ook veel Koerdische journalisten zijn vastgezet, al dan niet omdat ze „terroristische” sympathieën zouden hebben. Nog altijd mag ook de Koerdische taal niet worden onderwezen op openbare scholen. Turkse gouverneurs geven zelden toestemming voor protestbetogingen of publieke bijeenkomsten.

De PKK opereert zelf al jaren vanuit het Qandil-gebergte, een onherbergzaam gebied in Noord-Irak. Daar zijn ze niet alleen blootgesteld aan Turkse luchtaanvallen, maar moeten ze zich soms ook te weer stellen tegen Turkse grondtroepen. De lokale Iraaks-Koerdische machthebbers laten zulke Turkse acties oogluikend toe. Ook onderhoudt de PKK nauwe banden met de YPG, die in het noordoosten van Syrië, grote gebieden in handen heeft en geldt als de Syrische tak van de PKK.

Lees ook: ‘Turkije kan slag tegen de PKK winnen, niet de oorlog’