Personenauto’s in Nederland zijn gemiddeld de afgelopen tien jaar langer, breder en vooral zwaarder geworden. Zo weegt de gemiddelde personenauto nu 1.254 kilo, 8,1 procent meer dan in 2015.
Dat blijkt uit het rapport Autobesitas, dat het statistiekbureau CBS maandag heeft gepubliceerd. Auto’s uit 2024 zijn gemiddeld ook zo’n 5 procent langer en 3,6 procent breder dan auto’s uit 2016, het meest recente jaar waarover het CBS zulke gedetailleerde gegevens heeft.
De recente gewichtstoename schrijft het CBS vooral toe aan de opkomst van de (deels) elektrische auto, die zwaarder zijn door de behuizing voor de accupakketten. De gemiddelde stekkerauto weegt 1.875 tegenover 1.217 kilo voor een benzineauto. De accupakketten zelf zijn niet meegeteld, zegt Marjolijn Jaarsma van het CBS: „Zou je dat wel doen, dan valt het totale gewicht valt nog hoger uit.”
Van alle auto’s die rondrijden in Nederland en in 2024 werden geproduceerd, is nu bijna de helft (49 procent) een stekkerauto (hybride of volledige elektrisch). Voor het bouwjaar in 2016 is dat nog geen een op de twintig (4,4 procent). „Voor elektrische auto’s en plug-in hybrides zijn de afgelopen jaren gunstige economische regels geweest,” vertelt Jaarsma, „denk aan subsidieregelingen voor het kopen van een elektrische auto.”
„Er worden steeds meer elektrische auto’s en hybriden verkocht dus het gemiddelde gewicht zal blijven stijgen”, zegt Stijn Oosterhoff van BOVAG, brancheorganisatie van Nederlandse autobedrijven. Toch is de elektrificatie niet de enige verklaring voor de gewichtstoename, zegt hij: „In de top-50 meest verkochte benzineauto’s zie je ook dat die auto’s zwaarder zijn geworden.”
Dat komt volgens Oosterhoff door de introductie van allerlei veiligheidssystemen, „zoals stevige carrosseriestructuren, maar ook elektronica voor antiblokkeer- en antislipsystemen.” Volgens Jaarsma zijn mensen ook meer gaan rijden in zogeheten suv’s, auto’s die hoger, breder en zwaarder zijn dan andere typen personenauto’s. In 2023 was meer dan 50 procent van de verkochte auto’s in Europa een suv.
Kijk je naar het gemiddelde gewicht in het jaar waarin een auto werd gebouwd, dan wordt nog duidelijker dat auto’s steeds zwaarder worden. Het gemiddelde gewicht van auto’s met bouwjaar 2024 is 1.554 kilo, in 2014 was dat nog 1.180 kilo. Om een jaar van voor 2014 te vinden waarin de gemiddelde auto meer dan 1.400 kilo woog moeten we ver terug in de tijd. In 1980, toen de oliecrisis nog zorgde voor hoge brandstofprijzen, woog een nieuwe auto nog 1.430 kilo.
„In die tijd was de auto-industrie veel bezig met gewichtsreductie om het rijden zuiniger te maken” vertelt Roeland Kimman, persvoorlichter bij de RAI-vereniging. „Daarbij werd vooral veel gebruikgemaakt van lichtere materialen, denk aan het vervangen van staal door aluminium en kunststof.”
De steeds dikkere auto’s vormen vooralsnog geen probleem voor de Nederlandse infrastructuur, denkt Sandra Erkens, hoogleraar civiele techniek aan de TU Delft. „Het gewicht van persoonsauto’s is eigenlijk niet toonaangevend voor het ontwerp van wegen, vrachtwagens zijn daarin veel belangrijker. Voor de schade die een vrachtauto aan een weg kan veroorzaken heb je zo’n tienduizend persoonsauto’s nodig.”
Erkens kan zich wel voorstellen dat zwaardere auto’s voor meer slijtage aan de bovenkant van de weg zouden kunnen zorgen. „Op dit moment hebben we daar geen goede modellen over dus kun je er weinig over zeggen” Mocht de ontwikkeling van steeds zwaardere auto’s doorzetten, is het wel zaak dat er onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen voor wegen, zegt Erkens: „Dan kom je niet plotseling voor onverwachte kosten te staan.”
Economiedocent Luc Cramer (31) heeft alle eindexamens vmbo-basis van de afgelopen jaren doorgespit en daar vragen uit gehaald waarvan hij verwacht dat ze bij het komende examen terugkomen. Bijvoorbeeld de klassieke som van het berekenen van de kredietkosten, zegt hij tegen het klasje van acht leerlingen aan wie hij oefenvragen uitdeelt. „Ik durf er bijna mijn hand voor in het vuur te steken dat jullie deze som gaan krijgen.”
Een leerling vraagt of hij écht zijn hand in het vuur gaat steken als die som er niet in zit. Cramer lacht: „Dat moet ik dan maar doen, maar ik garandeer je dat deze erin zit.”
Op het Spaarne College in Haarlem, een vmbo-school met 850 leerlingen, geven de leerkrachten in de meivakantie eindexamentraining. De meilessen, zoals ze op school worden genoemd, zijn gratis, zodat alle leerlingen die in aanmerking komen kunnen meedoen. Er zijn in Haarlem ook commerciële bureaus die eindexamentraining geven, maar die vragen 300 à 400 euro per vak. „Dat kunnen de meeste ouders bij ons niet betalen”, zegt schooldirecteur Wim Huiberts (66). „Bovendien hebben onze leerlingen veel behoefte aan een beetje structuur en een vertrouwde omgeving.”
In het economielokaal hangen leerlingen onderuit en gapen. „Tot hoe laat gaan we vandaag door? Niet te lang toch?”, vraagt een meisje. „We hebben gisteren ook al heel veel gedaan.” Als je alleen zou afgaan op hun houding zou je niet denken dat deze leerlingen hier vrijwillig zitten. Maar ze hebben zich allemaal zelf ingeschreven, want alleen wie gemotiveerd is mag meedoen. Al na een paar minuten laten ze hun nonchalante pose varen en stellen ze de docent vragen: „Meneer, wat is eigenlijk ook alweer het verschil tussen bruto- en nettowinst?”
De leerlingen hebben zich allemaal zelf ingeschreven voor de training, want alleen wie gemotiveerd is mag meedoen.
Foto Simon Lenskens
Kwetsbaar
Het Spaarne College ontstond in 2020 uit een fusie van vier vmbo-scholen. Daardoor zijn verschillende vormen van vmbo-onderwijs vertegenwoordigd, zowel de theoretische mavo als varianten met veel praktijkvakken: basis, kader en praktische mavo. „Een deel van onze leerlingen is kwetsbaar”, zegt Huiberts, „ze hebben leerachterstanden of sociaal-emotionele problematiek. Daarom geven we het hele jaar door veel extra ondersteuning.”
De meilessen zijn in de eerste plaats bedoeld voor leerlingen die lager dan een zes staan voor een vak. Als de groepen niet te groot worden, mogen ook leerlingen meedoen die er beter voor staan, maar die de examens toch spannend vinden. Van de ruim tweehonderd eindexamenkandidaten doet grofweg een op de drie mee.
De frisgroene gangen van het schoolcomplex lijken uitgestorven, maar in sommige lokalen is er beweging. Twee leerlingen vmbo-kader zitten bij hun vaste leerkracht Tom Pieters (39). Hij kijkt op zijn computer hoe ze thuis hebben gescoord op een online oefenprogramma. „Ik vind begrijpend lezen moeilijk”, zegt Ruya Unver (16), die hierna een opleiding interieurontwerpen wil gaan doen. „Je krijgt een hele lange tekst en daar moet je allemaal vragen over beantwoorden. Of je moet luisteren naar een geluidsfragment van iemand met zo’n heel zwaar Engels accent.”
Ook Pip van Unnik (15), die een bakkersopleiding wil gaan doen, hoopt op tips die haar kunnen helpen bij het examen. Ze staat nu wel gemiddeld een 6,5, maar bij het oefenen thuis scoorde ze nog geen voldoende. „Ik leer jullie een stappenplan”, zegt Pieters. „Als jullie dat volgen, zou het moeten lukken.”
Economiedocent Cramer heeft alle eindexamens vmbo-basis van de afgelopen jaren doorgespit en daar vragen uit gehaald waarvan hij verwacht dat ze bij het komende examen terugkomen.
Foto Simon Lenskens
Dat leerlingen een paar dagen meivakantie mislopen, vinden ze over het algemeen niet zo’n probleem, zegt Claudia Zwirs (48), leerkracht maatschappijkunde en aardrijkskunde. „We beginnen pas om tien uur, dus ze kunnen nog een beetje uitslapen.” Thuis kan het onrustig zijn, met broertjes en zusjes die vrij zijn. Zwirs: „Ik kwam net een meisje tegen dat geen training heeft maar toch naar school is gekomen om te leren.”
Ook leerkrachten van praktijkvakken geven eindexamentraining. Lianne Nypels (16), die vmbo-kader doet, heeft het profiel horeca, bakkerij en recreatie gekozen. Als ze slaagt, wil ze naar de hotelschool. „Bij het praktijkexamen krijg je ingrediënten en dan moet je iets koken of bakken”, vertelt ze. „Dat oefenen we het hele jaar al, maar gisteren hebben we dat nog een keer gedaan, stap voor stap.” Ze heeft er vertrouwen in dat ze dit examen gaat halen. Vandaag is ze weer naar school gekomen, voor wiskunde. Dat ligt haar wat minder. „Thuis maak ik wel oefensommen, maar soms weet ik niet wat ik moet doen, dan kom ik niet verder. Nu kan ik daar vragen over stellen. Ik vind het fijn dat we in een klein groepje zitten, dan krijg je meer aandacht.”
Onrust
Wat de leerkrachten merken, is dat de meeste leerlingen de examenstof wel beheersen, maar dat in deze laatste weken hun onrust over de naderende examens toeneemt. „Zelfvertrouwen geven aan leerlingen, dat is onze belangrijkste reden om dit te doen”, zegt schooldirecteur Huiberts. Als ook het slagingspercentage van zijn school, dat nu al bijna op het landelijk gemiddelde van 97 procent ligt, nog wat omhoog gaat, is dat mooi meegenomen.
Zelfvertrouwen geven aan leerlingen, dat is onze belangrijkste reden om dit te doen
De afgelopen jaren kregen scholen extra geld om in coronatijd opgelopen leerachterstanden weg te werken. Het Spaarne College besteedde dat deels aan de examentrainingen. Inmiddels is dat coronageld op en betaalt de school de meilessen uit de zogenoemde lump sum, het basisbedrag dat scholen krijgen voor personeel, materialen en onderhoud van hun gebouw. „We willen deze eindexamentraining graag blijven aanbieden”, zegt Huiberts, „maar het helpt natuurlijk niet dat het kabinet bij de Voorjaarsnota heeft besloten te bezuinigen op een regeling voor ondersteuning van kwetsbare leerlingen. Daar krijgt onze school nu nog 5 ton per jaar uit.”
De meilessen zijn in de eerste plaats bedoeld voor leerlingen die lager dan een zes staan voor een vak. Foto Simon Lenskens
Leerkrachten die helpen bij de examentraining leveren een deel van hun meivakantie in. In ruil daarvoor krijgen ze vrij op een ander moment, of ze laten de extra uren uitbetalen. Ze ontvangen dan een dubbel uurloon. Maar dat is niet waarom ze meedoen, zeggen de leerkrachten. Ze doen het uit betrokkenheid bij hun leerlingen. „Vmbo-leerlingen zoeken veel meer connectie met leerkrachten dan ik me herinner uit mijn eigen schooltijd op het atheneum”, zegt Pieters. Hij krijgt ook als hij vrij is nog telefoontjes en appjes met vragen. „Ze vinden het vanzelfsprekend dat je er voor hen bent. Ik vind dat eigenlijk heel leuk, al moet ik soms een grens trekken.”
Ook Zwirs leeft mee met haar leerlingen in deze examentijd. Ze hoopt dat ze door de meilessen thuis even durven ontspannen, zodat ze straks uitgerust aan de examens beginnen. „Ik zeg altijd: maak een planning en houd je daaraan, maar in die planning moeten ook rustmomenten zitten.” Ze vertelt over een meisje dat ze een proefexamen liet maken, en dat na afloop verheugd zei: „Juf, ik ben echt vet intelligent, ik kan dit gewoon.” Zwirs: „Ik zei tegen haar: dat geloof ik het hele jaar al. Nu jij nog.”
Hollandser kan het bijna niet, als je over de wegen van de Alblasserwaard rijdt. Groene weilanden waar zwartbonte koeien staan te herkauwen. Een groepje jongens, met rode wangen en gekromde ruggen, fietst onverstoorbaar tegen de wind in op eindeloze fietspaden. Niet ver van hier staan de beroemde molens van Kinderdijk.
Midden in deze polder ligt het plaatsje Molenaarsgraaf met 1.201 inwoners, twee kerken én Van Hoorne Studios, waar de film Fien & Teun Gaan op Schattenjacht werd opgenomen. De kinderfilm ging eerder in april in première en werd inmiddels zo’n 35.000 keer bezocht. Het is de vierde bioscoopfilm van dit duo. Maar wie zijn Fien & Teun? Mensen zonder kinderen óf kinderen ouder dan een jaar of 8 zullen er misschien nooit van hebben gehoord. Behoor je wel tot de doelgroep, dan zal het refrein van het titelnummer, een onverbiddelijke oorwurm, wellicht meteen in je hoofd zitten:
Fien en Teun, een boer en een boerinnetje
Fien en Teun, jouw vriendje en vriendinnetje
Wij houden veel van dieren
En we zijn ontzettend stoer
Fien een lief boerinnetje
En Teun een echte boer
De broer en zus – gekleed in blauwe tuinbroek, roze jurk, klompen aan de voeten en Fien met een traditioneel kanten mutsje op het hoofd – beleven allerhande ‘avonturen’ op hun boerderij. In deze nieuwste film komt neefje Sem logeren. Ze vinden een oude boot met een kist vol piratenkleding en een schatkaart. Dus gaan ze op schattenjacht. Fien & Teun lijken op weg om de Ot en Sien, of Jip en Janneke van de 21ste eeuw te worden. Of gaan ze de concurrentie aan met Mickey Mouse?
Het duo bestaat inmiddels elf jaar en figureerde in een tv-serie, vier bioscoopfilms, boeken en theatershows. Er is een themapark in het nabijgelegen Groot-Ammers, Avonturenboerderij Molenwaard, en een vakantiepark Familie Resort Molenwaard in het ook nabijgelegen Ottoland. In 2023 opende in China het eerste Fien & Teun-themapark in Wenzhou en op dit moment worden er in China nóg twee parken gebouwd.
Disney van de Lage Landen
De man achter dit ‘oerhollandse’ duo is Michael van Hoorne (44), eigenaar van de Van Hoorne-groep. „We willen de Disney van de Lage Landen worden”, vertelt hij op het hoofdkantoor in Molenaarsgraaf. Van buiten lijkt de verzameling gebouwen op een willekeurig kleinschalig bedrijventerrein, maar eenmaal door de deuren kom je binnen in de wereld die Van Hoorne tot in het kleinste detail heeft vormgegeven. Er is koffie met een Teun-vormig koekje. „Ik had nooit durven dromen dat dit zo’n succes zou worden”, zegt Van Hoorne.
Ooit begon hij in de paardensport, met de ambitie de nieuwe Anky van Grunsven te worden. „Uiteindelijk had ik te weinig talent”, vertelt hij. Niet veel later kreeg hij een nieuwe droom: musicalster worden. „Ik houd erg van op het toneel staan.” Wat minder leuk was: de audities die je daarvoor moet doen. „Dus ben ik voor mezelf begonnen.” Van Hoorne begon in 2003 met een eigen productie van tien voorstellingen over een kok in Madurodam. Hierna volgden meerdere musicals en samenwerkingen met andere bedrijven.
Michael van Hoorne op familieresort Molenwaard.
Foto John van Hamond
Van Hoorne maakte kennis met Fien & Teun, toen nog eigendom van het bedrijf Lief! Dit lifestylemerk ontwierp en verkocht voornamelijk baby- en kinderartikelen, van tassen tot kleding en dierenaccessoires. De karakters waren al door Lief! ontwikkeld en door illustrator Anet van de Vorst grafisch tot leven gewekt.
Van Hoornes bedrijf, om de hoek bij Lief!, werd gevraagd mee te denken. „Wij wilden er meteen educatieve karakters van maken. Ze moesten een verhaal vertellen over het landleven op de boerderij. Dat is ook de basis van het succes, denk ik. Het is leuk voor kinderen, maar ze leren ook over alles wat groeit en bloeit.” Voor inspiratie hoefde hij niet ver van huis. „Ik kom uit deze regio. Mijn ene opa was fruitteler, de andere had melkvee. Dit was ook de periode dat een tv-programma als Boer zoekt Vrouw door het dak ging. En je had bij Albert Heijn van die tuintjes die je kon sparen, ook dat was een groot succes.”
Uit deze samenwerking volgden tv-series voor RTL, muziekalbums met de liedjes en theatershows. Lief! ging failliet, Van Hoorne zag potentie en besloot met Fien & Teun door te gaan. Tot dusver lagen de projecten nog vrij dicht bij Van Hoornes oorspronkelijke musicalambities, maar hij had heimelijk nóg een droom: „Als kind zei ik altijd al dat ik een eigen pretpark wilde.”
Pannenkoekenlied
In 2018 kwam deze droom uit met de opening van Avonturenboerderij Molenwaard. „De burgemeester en de stichting die het terrein beheerde wilden die locatie herontwikkelen, met een educatief karakter. Daar pasten Fien & Teun naadloos in. We richten ons op de jongste doelgroep van 0 tot een jaar of 8, dat bleek een geweldige niche.”
Nog geen drie jaar later nam hij de volgende stap. Hij kocht een camping in Ottoland en transformeerde die tot Familie Resort Molenwaard, een vakantiepark met (binnen)speeltuinen, theater, een manege waar je op excursie kunt, een knutselschuur en een Disney-waardige parade op het dorpsplein. Je slaapt in kleine boerderijtjes of lieflijke huisjes. Een binnenzwembad is in aanbouw en er wordt gesproken over de aankoop van omliggend land.
Er wordt geoefend in de repetitieruimte voor theatervoorstellingen. In deze studio worden ook de Fien & Teun-films opgenomen.
Foto John van Hamond
De slogan van de Van Hoorne-groep is ‘360 graden geluk’. „Dat is wat we verkopen. En dat doen we door alles te laten kloppen. In de parken, op het toneel, in de films. Zo testen we onze films op een jong testpubliek. Waar moet even een dansliedje komen om de aandacht te trekken?”
De totaalbeleving is er ook buiten de bioscoopzaal, in de parken. In het pannenkoekenrestaurantligt op tafel het door Van Hoorne geschreven boekje In 10 stappen naar 5 sterren dat elke medewerker dient te lezen.
Het concept sloeg aan, ondanks ‘corona’ en de daarmee gepaarde beperkingen. Vorig jaar bezochten 300.000 bezoekers de Avonturenboerderij en verbleven 50.000 mensen op het resort. Van Hoorne: „We schuwen clichébeelden niet: klompen, melkbussen, molens, kaas. Mensen vinden dat helemaal niet erg, ze omarmen het.”
En de clichébeelden worden niet alleen omarmd door Nederlanders. Inmiddels zingen Fien und Teun op het vakantiepark hun welkomstlied ook in het Duits, er liggen souvenirs voor toeristen bij Kinderdijk en er is dus zelfs een Chinees themapark. „Dat doen we onder licentie, ik ben daar verder zakelijk niet bij betrokken. We ontwerpen het wel hier in huis, ook de twee parken die nu in aanbouw zijn. Het is fantastisch om daar rond te lopen, maar zakelijk ligt mijn ambitie er niet. Ik wil wel de grens over, maar dichter bij huis: België of Duitsland bijvoorbeeld.”
Michael van Hoorne in gesprek met een winkelmedewerker op familieresort Molenwaard.
Foto John van Hamond
Woezel & Pip
Tijd voor een rondleiding. Alle gebouwen op dit bedrijventerrein horen bij Van Hoorne. Er werken inmiddels zo’n vierhonderd mensen bij het bedrijf, onder wie zijn broer en zijn moeder. In een omgebouwde vrachtwagenloods bevindt zich de studio waar alle Fien & Teun-films zijn opgenomen en nu twee vrouwen staan te repeteren voor Shrek De Musical. Musicals produceert Van Hoorne nog steeds.
Op kantoor zijn ontwerpers bezig met een nieuw themapark dat volgend jaar in Noord-Brabant geopend moet worden. Geen Fien & Teun dit keer, maar Woezel & Pip. Ook peuterdarlings – de hondjes zijn sinds 2023 eigendom van Van Hoorne. En dan een ruimte bomvol merchandising. T-shirts, knuffels, pyjama’s, bordspellen, regenlaarzen, kleurboeken, dekbedovertrekken, knutselkoffers, stepjes – een duizelingwekkend aanbod.
De merchandising bij Van Hoorne.
Foto John van Hamond
Van Hoorne verklaart: „We zijn een commercieel bedrijf, we zitten nu op 30 miljoen omzet en de ambitie is dat het in 2030 rond de 100 miljoen zit.” Van Hoorne wijst naar een hoek gewijd aan ‘Mike & Molly’, de schaapjes van Fien & Teun, die nu ook hun eigen serie hebben op RTL en Videoland. „Neutrale kleuren zijn nu heel erg in bij de ouders van baby’s, daar passen Mike & Molly perfect bij.”
Rustige doelgroep
Het resort ligt op vijf minuten rijden van het hoofdkantoor. Achter de parkeerplaats liggen de voetbalvelden van de lokale voetbalclub. Van Hoorne is hoofdsponsor; de jeugd voetbalt in Fien & Teun-tenues.
Het is half zes ’s avonds, het park is volgeboekt, maar er heerst complete rust. „Dat is ook een voordeel van deze doelgroep”, zegt Van Hoorne, „niemand heeft er last van.” Van Hoorne heeft zelf geen kinderen, ze staan ook niet op de planning. Waarom dan toch een heel leven wijden aan deze doelgroep? „Ik kan me heel goed in hun wereld inleven en ben ook nog wel kinds, denk ik.”
Van Hoorne maakt praatjes met het personeel, raapt papiertjes op en zet stoelen recht. „Ik let echt altijd op alle details”, zegt hij. Elk bordje, elke plantenbak past in de wereld van Fien & Teun. Toch valt een huisje uit de toon, er blijken mensen te wonen. „Toen we de camping kochten, was alleen dit stukje eigen grond. Deze mensen wonen er dus nog.” Het huisje werd wel in de kleuren van het park geverfd, in overleg volgens Van Hoorne. „Mensen denken vaak dat dit de opa en oma van Fien & Teun zijn. Zij horen nu ook bij de familie.”
Twee Hongaarse media – weekblad Magyar Hang en een anoniem tweede medium – zeggen maandag een klacht in te dienen bij de Europese Commissie wegens ‘illegale staatssteun’ van de regering van premier Viktor Orbán aan pro-overheidsmedia. Dat schrijft de Financial Times.
Het zou gaan om meer dan een miljard euro die via advertentieopbrengsten tussen 2015 en 2023 naar pro-Orbánkranten, televisiezenders en online platforms werd gesluisd. Op die manier zou de Hongaarse overheid onafhankelijke en kritische journalistiek uit de markt drukken, zeggen de mediabedrijven.
Kai-Uwe Kühn, een voormalig EU-beambte die een economische studie schreef om de klacht te onderbouwen, zegt tegen FTdat de staatssteun deel uitmaakt van een campagne op het medialandschap te ontdoen van kritische media. „Zodra iemand een krant overneemt en er een pro-overheidskrant van maakt, zie je de advertentieopbrengsten dramatisch omhoog gaan.” Uit de data blijkt volgens Kühn een causaal verband tussen de vermeende illegale staatssteun en het pro-overheidsstandpunt van media.
Laag op ranglijst
De ngo Reporters Without Borders houdt ieder jaar een ranglijst bij van landen op het gebied van persvrijheid, en Hongarije scoorde in 2024 bijzonder laag. Waar Nederland wereldwijd op plek vier staat, staat Hongarije op plek 67. „Premier Orbán heeft een waar media-imperium gebouwd, onderworpen aan de bevelen van zijn partij”, schrijft de organisatie in de World Press Freedom Index.
Onafhankelijke media in Hongarije staan „politiek, economisch en via wetgeving” onder druk. Mede door gebrek aan staatssteun en omdat bedrijven bang zijn in kritische media te adverteren, vielen onafhankelijke kranten en media in het land de afgelopen jaren bij bosjes om.