Amsterdam-Noord is al een aantal jaar een perfecte mix van industriële rafelranden met tijdelijke bestemmingsplannen, tuindorpen in Amsterdamse School met beschermdstadsgezicht-status afgewisseld met zelfbouwkavels tussen treurige galerijflats, en een constante influx van nieuw geld door gentrificatie – de ideale voedingsbodem voor nieuwe stijl horeca.
Maar jonge chefs en creatieve ondernemers zijn niet de enige die hier blijven doorontwikkelen. De huizenprijzen zijn in vijf jaar bijna verdubbeld, de ene na de andere expat-toren verrijst. Vooral in het westen van het stadsdeel, rondom de voormalige NDSM-scheepswerf. Hier en daar zijn dat aardige gebouwen, met geïncorporeerd groen of originele materialen. Maar vaker zijn het toch nog grijze betonblokken. Zo ook aan de Leen Jongewaardkade – de kade zelf bestaat nog uit tijdelijke betonplavuizen afgezet met hekken. Op de hoek van een van de blokkendozen staat een op het oog doorsnee terras onder twee enorme groene parasols.
Achter de plafondhoge, glazen nieuwbouwpui zit de laatste anderhalf jaar een verrassend smaakvol restaurantje: Pelusa. Aan de muur langwerpige, victoriaans-groene tegels, in open mal gegoten waardoor ze grillig van vorm zijn, en gecraqueleerd – ze zijn allemaal uniek. Het donkergroen komt terug in de zitting van de barkrukken. Achter de bar steken messing biertaps uit een mooi stuk marmer. Aan de andere kant brandt een vuurtje onder de parilla – een Argentijnse, in hoogte verstelbare grill.
Nog eentje dan
Pelusa (ondertitel: „nog eentje dan”) wil qua sfeer een soort buurtkroeg zijn, waar je voetbal kan kijken, bitterballen, blokjes kaas en een barhap kan eten, op dit moment schnitzel met aardappels en sla (voor 28 euro). Maar wel een buurtkroeg waar de ingrediënten allemaal goed zijn en zo veel mogelijk van dichtbij komen – heerlijk zuurdesembrood van bakkerij Keppler, nootjes van de markt, rauwe ham van ‘buitengewone varkens’. Én waar je malse, sappige gefrituurde pruikzwammetjes kunt krijgen, en interessante gerechten als gerookte tomaat met spekbokking. Met een heerlijke playlist, die heen en weer slingert van Billy Stuart en Minnie Ripperton tot glam-metal van Poison en RATT via Steve Miller weer terug naar Curtis Mayfield. Een buurtkroeg met een werkelijk waanzinnige bier- en ciderkaart.
Chef Steven Andeweg heeft eerder in zijn carrière een tijdje in de keuken gestaan bij het Britse kop-tot-staartbastion St. John. En dat dna zit er duidelijk in. Hij heeft onlangs de kalfshersentjes van de kaart gehaald, om te voorkomen dat Pelusa te veel bekend kwam te staan als „die plek waar je al die rare dingen kan eten”. Maar ze zijn eigenlijk altijd wel buiten de kaart te krijgen. Als de keuken tijd heeft, worden ze in kataifi (Grieks draadjesdeeg) gerold, maar ook in een snel bierbeslagje zijn ze heerlijk romig, perfect gefrituurd, met een zure gribiche-saus.
Dikke knikkers van doperwten
Een andere St. John classic is de black pudding, de bloedworst met polenta gebonden. Hier in repen gesneden en gefrituurd tot „bloedfrietjes” – door het frituren drogen de randen een beetje uit, dat is niet per se een verbetering, maar de zacht smeltende stukjes zelfgerookte lardo maken veel goed. Lamstongetjes met dikke knikkers van doperwten, gegrilde stengelsla, zilte lamsoren (het plantje) en veel slappe mieriksworteldressing is ook zo’n heerlijke combinatie in die stijl – een sprankelend lentegerecht met een heerlijk schapig randje.
Het is niet allemaal even verfijnd, maar het meeste is wel verdomd lekker. De uitstekende gerooktemosselkroketjes smaken alsof ze zelf van zware shag houden, maar de lichte lavascrème met foreleitjes trekt het netjes recht. Gerookte tomaat in een zeewierbouillon met spekbokking (zoute gerookte haring) is echt stapelen van zout en umami. Het is grof geweld, maar als je even op de tomaat drukt en met het sap de bouillon aanlengt, dan valt het allemaal precies op z’n plek. Slim ook om de crème van spekbokkingvellen op basis van eiwit te maken, dat houdt het licht. Enige punt is, dat als de echt goed zoute spekbokking misschien niet als één heel stuk gepresenteerd zou zijn, je als eter iets meer geneigd bent die wat beter te doseren per hapje. Soit. De chef schat zijn klandizie feilloos in als hij vraagt of hij ons blij kan maken met de kuit van de spekbokking los op een toastje on the side.
De twee vegagerechten springen er echt uit. Knapperige plakken koolrabi in een superhartige spinaziesaus, met krokante, vette zuurdesemcroutons en funky fruitigheid van lacto-gefermenteerde blauwe bessen, is een lekker fris en toch intens gerecht, een aantrekkelijk rommelig spel van paars en groen. Het vega-hoofdgerecht zou op papier wat afgezaagd over kunnen komen – oerbiet van de houtskoolgrill met bataatcrème en boterbonen – maar het is een vrolijk gerecht met opnieuw top-ingrediënten, met allemaal een eigen, juiste cuisson. Het is substantieel en bevredigend en gewoon heel lekker, met een zilte touch van zeekraal en een fijne zadenmix.
De vetkap op de picanha (net als de biet een hoofdgerecht om te delen met twee) is kruislings ingesneden als een eendenborst en heeft heel veel tijd gehad om rustig uit te smelten boven het open vuur en de rooksmaak op te zuigen. Dat is feest. Zo’n staartstuk van dubbeldoelkoe is een intens smaakvol stuk rood vlees, maar het blijft, ook in dunne plakken gesneden, wel echt hard werken om er doorheen te komen. Just sayin’. Oma’s aardappeltjes erbij zijn romig van binnen en knapperig van buiten, met bieslook.
In principe is er geen kindermenu. Maar voor de dochter van een vaste klant maken ze met liefde wat leuks, zoals op dit moment zelfgemaakte frikandelletjes van kippendij en eendenhartjes. Dat is echt liefde. Pelusa is natuurlijk meer dan een buurtkroeg. Het is een ruige gastropub, waar het plezier vanaf spat. Het zal je buurtkroeg maar zijn!