N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Framing Stop toch met het gebruik van het woord pauper voor de voormalig inwoners van Veenhuizen. Dat is denigrerend, stelt Mariët Meester.
Vijftien jaar geleden verscheen Het pauperparadijs, een boek waarin auteur Suzanna Jansen beschrijft hoe haar voorouders naar de armenkolonie Veenhuizen werden gestuurd. De titel, met de mooie alliteratie en het raadselachtige inhoudelijke contrast, kwam voort uit verontwaardiging. De schrijfster was boos over het lot dat haar familie had getroffen.
Nu het 2023 is en Veenhuizen tweehonderd jaar bestaat, wat wordt herdacht met een vijftigtal activiteiten, lijkt de ironische lading van de boektitel vergeten. Het woord ‘pauper’ heeft zich er als het ware van losgemaakt, is zich gaan vermenigvuldigen en op kleine, onzichtbare pootjes aan de wandel gegaan, zodat het zich in ons aller hoofd kon nestelen.
De eersten die de term omarmden waren degenen die er commercieel voordeel mee hoopten te hebben. Sindsdien kunnen toeristen een ‘pauperpad’ wandelen, ‘paupersoep’ nuttigen of een ‘pauperarrangement’ boeken. Journalisten dachten dat het zo hoorde, dat de term onlosmakelijk met Veenhuizen verbonden was, en verspreidden het verder. Ook instanties begonnen het woord volop te gebruiken, zelfs de instanties die het – terecht – voor elkaar hebben gekregen dat Veenhuizen sinds kort op de Unesco Werelderfgoedlijst staat.
Het Nationaal Gevangenismuseum, voor veel mensen de belangrijkste reden om het dorp te bezoeken, schreef in een recent beleidsplan onder het kopje ‘Verbinding – inclusiviteit’ dat het „verhalen over de paupers van toen wil verbinden met ‘leven onder de armoedegrens’ nu”. Voor de mensen die tegenwoordig arm zijn, werden dus keurige woorden gekozen, voor dezelfde mensen van tweehonderd jaar geleden vond men iets met een negatieve, denigrerende connotatie toch passender.
Is het nu echt nodig om alweer moeilijk te doen over de woekering van één woord? Mij lijkt dat verstandig, ja.
Van kolonie tot justitiedorp
Om eerst even de context te schetsen: de geschiedenis van Veenhuizen zoals we het nu kennen begon in 1823 met de Maatschappij van Weldadigheid, een particuliere organisatie die met onorthodoxe methodes probeerde de armoede te bestrijden. Nadat projecten met boerderijtjes min of meer waren mislukt, ging de Maatschappij over tot het bouwen van dwanggestichten. In Veenhuizen werd in 1859 ook dat als mislukt beschouwd, waarna het ministerie van Justitie de kolonie geleidelijk overnam. De gestichten veranderden in rijkswerkinrichtingen voor mannelijke daklozen en bedelaars, later zijn ze uitgegroeid tot de penitentiaire inrichtingen die nu nog in gebruik zijn. Al zo’n anderhalve eeuw is de voormalige kolonie dus een justitiedorp, de Maatschappij van Weldadigheid was er slechts 36 jaar actief.
Lees ook: De Koloniën van Weldadigheid: van utopie naar plek van verdriet
In 1959 kwam ik zelf als baby in Veenhuizen terecht, doordat mijn vader er een baan kreeg. Hij is nu 94 en woont er nog steeds, als een van de oudste inwoners. Hoewel ik tijdens mijn jeugdjaren al wist hoe ons dorp ooit was begonnen, gebruikte niemand het woord ‘pauper’. De daklozen en bedelaars uit de rijkswerkinrichtingen, waarvan er nog een aantal in Veenhuizen leefden, noemden we ‘verpleegden’ en de gevangenen waren voor ons ‘gedetineerden’.
Onbewust leerde ik zo dat ieder mens een respectvolle behandeling verdient. Misschien dat het me nu daarom telkens pijn doet wanneer er over ‘paupers’ wordt gesproken. Net als ‘flikker’ of het woord dat we alleen nog het ‘n-woord’ noemen, draagt het een waardeoordeel in zich. Als je een ander zo betitelt, zet je hem weg als iemand die schuld aan zijn eigen situatie heeft.
Wanneer jongeren een klasgenoot een ‘pauper’ noemen, bedoelen ze dat hij sjofele kleren draagt, dat hij uit een in hun ogen foute omgeving komt. ‘Ach die, dat is zo’n pauper’.
Er spreekt een zekere neerbuigendheid uit, je brengt er een scheiding mee aan tussen anderen en jezelf. Jíj bent er dan tenminste niet zo eentje. Het is een vorm van framing, alsof we zo welvarend zijn geworden dat we de armen van vroeger beschouwen als een vreemde soort, als ánderen. Maar niemand kiest de plek waar hij wordt geboren, zonder het te beseffen lopen we allemaal langs een ravijn. Mocht je zelf plotseling in de armoede belanden, wil jij dan ‘pauper’ worden genoemd?
In het geval van Veenhuizen is het allemaal natuurlijk niet zo bedoeld. Het woord wordt onnadenkend gebruikt, het klinkt nu eenmaal lekker. Weinigen beseffen dat het riekt naar leedvermaak.
Geschiedvervalsing
Aangezien ik niet helemaal objectief ben, heb ik verschillende mensen die net als ik over Veenhuizen hebben geschreven naar hun mening gevraagd. Is dit woordgebruik geschiedvervalsing of niet? Historicus Gerben de Vries, auteur van een studie over een van de Veenhuizer gevangenissen, antwoordde dat in de negentiende eeuw sociale stijging er voor negentig procent van de bevolking nu eenmaal niet in zat. Veenhuizen wordt volgens hem door de term ‘pauperdorp’ verkeerd getypeerd. „Vanaf 1859 was het primair een bedelaarskolonie, sinds de Eerste Wereldoorlog kwamen er criminelen bij. Laten we Veenhuizen dus maar weer gewoon een gevangenisdorp noemen.”
Toen ik Michiel Gerding, tot voor kort Drents provinciaal historicus, naar zijn mening over al het gepauper vroeg, schudde hij alleen maar veelbetekenend het hoofd. Angelie Sens, biografe van Johannes van den Bosch, de oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid, antwoordde „ach, welnee” toen ik haar vroeg of ze tijdens haar onderzoek het woord ‘pauper’ was tegengekomen. Alleen in Engelse documenten, dat wel. Wil Schackmann, die een serie boeken over de binnenlandse armenkolonies publiceerde, vertelde me dat hij op het nippertje kon voorkomen dat een database waarin mensen kunnen nazoeken of hun voorouders ernaartoe werden gestuurd ‘alle paupers’ ging heten. Het werd allekolonisten.nl.
Vijftien jaar is niet veel op twee eeuwen. Laten we proberen van dit jubileumjaar tegelijkertijd het jaar te maken waarin we ermee stoppen de term ‘paupers’ te verbinden met Veenhuizen. Wat is er mis met ‘armen’ of ‘arme mensen’?