Nabestaanden lopen driedaagse mars naar Srebrenica: ‘Op deze route is bij elke stap iemand gestorven’

Terwijl Osman Salkic langs de resten van een massagraf loopt, verschijnt een kalme glimlach op zijn gezicht. Tijdens zijn eerste tocht twintig jaar geleden stuitte hij op een lichaam in de bossen rondom Srebrenica. „Ik zag een schedel, pakte die op en legde ‘m langs de kant van de weg voor de forensische experts”, vertelt hij, waarna een geruststellende blik volgt. „Het is normaal dat we lijken tegenkomen.”

Die tocht bleef het niet bij één schedel, ze vonden er vier.

Achter Salkic lopen nog zo’n zesduizend anderen. Dinsdagochtend begonnen ze aan de driedaagse Mars Mira (De Vredesmars) om deze vrijdag aan te komen in Srebrenica voor de dertigste herdenking van de genocide die daar vanaf 11 juli 1995 plaatsvond. Daarbij werden in enkele dagen 8.372 Bosniakken (Bosnische moslims) vermoord. Hun moeders, vrouwen en kinderen werden mishandeld en gedeporteerd. Het lukte de Nederlandse VN-troepen van Dutchbat, die sinds 1994 gestationeerd waren in Srebrenica, niet om de mensen te beschermen.

Lees ook

De oorlog in het voormalige Joegoslavië en de nasleep van de val van Srebrenica – 1991-2025

Op de VN-basis in Zagreb worden de ruim driehonderd Dutchbat-militairen op 23 juli 1995 verwelkomd door onder anderen prins Willem-Alexander.

De deelnemers lopen van Nezuk naar Srebrenica, in het oosten van Bosnië en Herzegovina. Het is precies de omgekeerde route waaraan zo’n tienduizend mannen op 10 juli 1995 begonnen toen ze zagen dat de Servische troepen onder leiding van de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic oprukten naar Srebrenica tijdens de oorlog in Bosnië (1992-1995), dan nog onderdeel van het voormalige Joegoslavië. De meesten van hen werden onderweg vermoord. Slechts 3.000 mannen haalden na een dagenlange, soms maandenlange tocht het dorpje Nezuk, waarachter de vrije stad Tuzla lag.

Zware herinneringen

De felle zon, afgewisseld met onweersbuien en regen, doorweekte kleren, steile heuvels en gladde modderpaden

en dat zo’n 35 kilometer per dag

maken de herdenkingstocht fysiek uitdagend.

Maar het zijn vooral de herinneringen die elke stap op dit grondgebied zwaar maken voor de overlevenden, nabestaanden en alle andere deelnemers.

„Ik denk aan mijn twintig naaste familieleden die tijdens deze dodenmars zijn vermoord”, zegt Alvir Hasanovic, schuilend voor de regen. Hij wist als 21-jarige de vlucht te overleven. Wel werd hij na 22 dagen gevangengenomen en verbleef hij zes maanden in een concentratiekamp. „Sommige lichamen van mijn familie zijn nog steeds niet gevonden.”

„Mijn vader is hier vijfhonderd meter vandaan vermoord”, zegt Damir Cvrk, terwijl hij naar adem hapt vanwege een steile klim. Tijdens de val van Srebrenica was hij een vijf dagen oude baby. „Ik wil lopen waar mijn vader liep en bij elke stap probeer ik me zijn laatste gedachtes voor te stellen. Soms lach ik, soms huil ik.”

Damir Cvrk was een vijf dagen oude baby tijdens de val van Srebrenica.

Foto Bahrudin Bandic

Alvir Hasanovic overleefde als 21-jarige de vlucht, maar werd opgepakt en zat zes maanden in een concentratiekamp.

Foto Bahrudin Bandic

De in Nederland woonachtige Bosniër Esmir Kustura, op zijn twaalfde gevlucht uit Visegrad, loopt voor het eerst mee, voor de toekomst van zijn kinderen. „De genocide in Srebrenica is het einde van de oorlog in Bosnië, die begon vanaf 1992 in Visegrad, Bijeljina en Prijedor. Daar waren massaslachtingen, moorden, verkrachtingen en daar hoor je zo weinig over”, zegt Kustura lopend over een modderig, steil bospad. „Ik maak me echt zorgen – ook voor mijn kinderen – dat dit weer kan gebeuren.”

Paddenstoelen en fruit

Onderweg delen vanuit de achterbak van hun auto’s families eten en drinken uit aan de deelnemers.

Om de zoveel kilometer staan ze er: kinderen met bakjes vol snoep,

moeders met zelfgebakken cakejes,

en zelfs een oma die zelfgebreide wollen sokken uitdeelt – dat helpt tegen de blaren.

Zij wonen hier nog, in het gebied waar de oorlog het hevigst was.

De deelnemers zijn ze dankbaar, maar hoe fysiek zwaar de tocht ook is, allemaal zeggen ze dat deze mars niks is vergeleken met wat hun vaders, opa’s en partners moesten doorstaan. Op videobeelden uit die tijd is te zien hoe totaal vermagerde mannen door de bossen lopen. Sommigen trokken dagenlang door de bergen zonder schoenen – alleen geïmproviseerde verbanden dekten hun voeten af.

Eén overlevende vertelt dat hij 13 kilo afviel in 13 dagen. Osman Salkic bereikte Nezuk in zes dagen – hij at paddenstoelen en net opkomend fruit. „Het was puur overleven”, zegt Salkic. Water dronken ze uit de bergbeekjes. Maar uithongering was niet het enige gevaar. De grootste angst was om opgepakt te worden door de Servische soldaten die alle wegen hadden afgezet. Of geraakt te worden door een kogel of granaat.

Tijdens sanitaire stops wordt dertig jaar later nog steeds gewaarschuwd voor de vele landmijnen die toen verspreid werden en nog steeds niet allemaal zijn opgeruimd.

De vader van Damir Cvrk haalde het niet. Hij werd geraakt door een tankgranaat, vlakbij Nezuk waarachter het veilig was voor de Bosniakken. „Hij kon de vrede al zien”, zegt Cvrk, die zelf met zijn moeder naar een concentratiekamp werd gebracht en jaren later naar Zweden vluchtte. „Op deze route, van Nezuk naar Potocari, is bij elke stap iemand gestorven”, zegt Cvrk. „Het is een pad vol bloed.”

Zo’n zesduizend mensen lopen de driedaagse Mars Mira (Vredesmars) van Nezuk naar Srebrenica, precies de omgekeerde route waaraan zo’n tienduizend mannen op 10 juli 1995 begonnen.

Foto’s Bahrudin Bandic

‘Ontkenningsgenocide’

Nu begeleidt Cvrk andere kinderen van slachtoffers tijdens de Mars Mira. „Ik begon zeven jaar geleden met 25 kinderen, dit jaar zijn het er 330.” Hij wil dat zij ervaren wat hun vaders meemaakten, de verhalen horen van de overlevenden en vooral leren wat er is gebeurd. „Want dertig jaar later wordt deze genocide nog steeds ontkend”, zegt Cvrk. „Eigenlijk maken we nog steeds een genocide door – de ontkenningsgenocide die zich vooral afspeelt op sociale media.”

In 2001 bestempelt het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag de massaslachting in Srebrenica die plaatsvond in de dagen na 11 juli 1995 als genocide. De Servische opdrachtgevers en militaire leiders werden opgepakt en veroordeeld. Maar in Servië en onder Bosnische Serviërs wordt de genocide door velen ontkend. Het aantal doden wordt betwist, leugens worden verspreid dat de kisten die begraven worden leeg zijn en in de steden waar een Servische meerderheid woont duiken steeds vaker afbeeldingen op die veroordeelde oorlogsmisdadigers zoals Ratko Mladic verheerlijken.

Zelfs de voormalig burgemeester van Srebrenica, de Bosnische-Serviër Mladen Grujicic, hoort bij die ontkenners. Hij noemt 11 juli 1995 een ‘bevrijdingsdag’: „Het moment dat Srebrenica eindelijk bevrijd werd van de Bosniakken.”

Die ontkenning wordt gezien als de laatste fase van genocide: door te ontkennen dat de slachtoffers hebben bestaan, wis je ze uit en heeft het nooit plaatsgevonden.

Lees ook

Dertig jaar later en nog steeds geen monument om de genocide in Srebrenica te herdenken: ‘Het is een open wond’

Nog ingepakt en vrijdag onthuld: de ‘plaatsmarkering’ voor een Srebrenica-monument op het Churchillplein in Den Haag. Op de achtergrond het gebouw van het voormalige Joegoslaviëtribunaal.

Osman Salkic overleefde tijdens de ‘dodenmars’ door paddenstoelen en net opkomend fruit te eten

Foto Bahrudin Bandic

De overlevenden begrijpen nog altijd niet waarom er ooit oorlog uitbrak, zegt Osman Salkic. „We vierden alle feestdagen van orthodoxen, katholieken en moslims”, zegt Salkic. Nooit voelde hij enige spanning tussen de drie etnische groeperingen – Bosniakken (moslims), Bosnische-Kroaten (katholieken) en Bosnische-Serviërs (orthodoxen) – die decennialang vredig samenleefden en zelfs buren waren van elkaar. In een paar jaar tijd zorgde nationalistische ophitserij tot een van de bloedigste oorlogen in de recente Europese geschiedenis.

Salkic keerde terug naar Srebrenica, waar hij nog een huis heeft. Maar sinds de genocide voelt hij zich er niet meer welkom. „Ik moest naar de rechter om te bewijzen dat ik daar woon, ik vond een bom bij het raam van mijn huis en de politie komt niet opdagen als we een melding maken van een inbraak”, zegt Salkic die nu in Sarajevo woont en werkt.

„Alles wat leuk was aan mijn leven gebeurde in Srebrenica”, verzucht hij. Daar ging hij naar school, zijn kinderen werden er geboren. „Uiteindelijk hebben de Serviërs hun doel bereikt”, zegt Salkic. „We zijn verdreven uit Srebrenica.”

video Bahrudin Bandic


Opinie | Meer nuance over asiel? Er valt niets meer te nuanceren

AsielMeer nuance?

Ieen van de brieven over asiel (Meer nuance, 9/7) vraagt de schrijver om meer nuance in de politieke retoriek rond de asielnoodmaatregelenwet. Bijna altijd zou ik geneigd zijn mij aan te sluiten bij een pleidooi voor meer nuance, maar bij het lezen van deze brief bekroop mij het gevoel dat hier de nuanceringen op subtiele wijze gebruikt worden om de rechtsstaat te ondermijnen.

Wat is het geval? De Tweede Kamer neemt een wet aan waar niet goed over nagedacht is, inclusief een onbedoeld (?) amendement. Omdat daar commotie over ontstaat probeert de briefschrijver ons te kalmeren door uit te leggen dat de wet misschien nog wel afgezwakt wordt, en mocht dit niet het geval zijn dan wijst de ervaring uit dat toch meestal niet vervolgd wordt, want er zijn toch niet voldoende cellen. Bovendien hebben we altijd nog wijze rechters die persoonlijke omstandigheden altijd meewegen.

Ik heb groot vertrouwen in de rechterlijke macht. Juist daarom vind ik het onacceptabel rechters er toe te verplichten „te letten op de maatschappelijke impact” bij het uitspreken van hun vonnis. In mijn opvatting van de rechtsstaat is het de taak van de politiek, van de wetgever, om op die maatschappelijke impact te letten en op basis van het daarbij verworven inzicht verstandige wetten te maken. Als de wetgever dat nalaat, uit angst voor stemmenverlies of door onoplettendheid, deugt het fundament van de rechtsstaat niet. Daaraan valt niets meer te nuanceren.

Middelburg

Lees ook

In totale chaos heeft de Kamer twee grote asielwetten aangenomen, typerend voor het tijdperk-Schoof: geen regie, geblunder en miscommunicatie

NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven (rechts) en de NSC-woordvoerder tijdens een schorsing van de fractievergadering over de asielnoodmaatregelenwet. Foto Bart Maat


FatbikeRijbewijs voor fatbikes

Enschede verbiedt fatbikes in de binnenstad.

Het verbaast me dat politici en beleidsmakers zich blindstaren op het voertuig: dat is niet het probleem. De bestuurders maken de problemen.

Mijn oplossing: eis voor alle gemotoriseerde voertuigen een rijvaardigheidsbewijs. Het is slikken voor ouderen met een elektrische fiets: maar ervaren weggebruikers moeten makkelijk zo’n examentje kunnen halen. Het gaat er om dat pubers leren dat ze van A naar B kunnen komen zonder over de stoep te scheuren. Bij herhaalde overtreding het rijbewijs innemen; bij rijden zonder rijbewijs het voertuig in beslag nemen totdat een rijbewijs getoond kan worden.

Amsterdam

Lees ook

Kán Enschede de fatbike wel uit de binnenstad weren? ‘Het is een scooter vermomd als fiets. Dus die kunnen we verbieden’

Fatbikes worden uit de binnenstad van Enschede geweerd, als het plan van VVD-fractievoorzitter Rachel Denneboom wordt doorgevoerd. Foto’s Eric Brinkhorst


FatbikeNiet meer met twee

De e-bike met de dikke banden, wat kunnen we wel doen tegen overlast?

Een eenvoudige maatregel zou zijn dat bij gebruik van een elektrische fiets door twee personen de regelgeving verandert. Je moet dan bijvoorbeeld beiden een helm dragen als een bepaalde leeftijd gepasseerd bent.

Je mag als rijder en passagier geen object in je hand houden. Het is verplicht om een voetsteun te hebben voor de passagier.

Als laatste zou het verplicht moeten worden om ook overdag verlichting te voeren op een e-bike. Het doel is de kans op en de impact van ongelukken als ook overlast te verkleinen en handhaving mogelijk te maken.

Deze maatregelen zullen de normale e-bike gebruiker niet of nauwelijks treffen. De maatregelen ontmoedigen het duo-gebruik. Dat is tevens het gebruik waarbij het risico nog eens extra toeneemt door de hoeveelheid bewegende massa. De voetsteun en vrije handen moeten ervoor zorgen dat de duopassagier niet als een gibbon met armen zwaaiend zijn evenwicht moet bewaren maar dat hij zich vast kan houden. De verlichtingmaatregel maakt de zichtbaarheid in het algemeen beter, zeker in het donkere jaargetijde.

Onder de streep is het wel weer een set regels die een vrijheid, in dit geval gevoeld door de dikkebanden-community, raakt. De afweging kosten, baten, wenselijkheid en impact is aan de politiek.

Linne


KLMDaglimiet aan vluchten

We zijn volle bak aan het werk, laat Marjan Rintel, bestuursvoorzitter van KLM, trots weten op LinkedIn. Meer dan zes miljoen passagiers verwacht ze deze zomer, veel meer dan vorig jaar.

En daar mag de rest van Nederland van meegenieten. Uit alle windrichtingen buldert de vliegherrie over zonnige tuinen, rustieke parken en mensen die proberen te slapen met het raam open.

Een klein deel van Nederland gaat met het vliegtuig op vakantie, een groot deel van Nederland betaalt de prijs. En dan hebben we het alleen nog maar over de geluidshinder, niet eens over de enorme milieu-impact.

Momenteel is er helaas weinig politiek draagvlak voor, maar wat zou het heerlijk zijn als er, naast een jaarlimiet, vanaf november 478.000 vliegbewegingen per jaar, ook een daglimiet komt op het aantal vluchten van en naar Schiphol.

Er krijgt toch ook niemand een vergunning om permanent een festivallocatie te openen in een woonwijk, waarom mag Schiphol dan wel de hele zomer de rust verstoren?

Bilthoven


Mensen met beperkingenRolstoel in Japan ging juist heel goed

​Naar het voorbeeld van Nederland zou Japan zich langzaam openen voor mensen met een beperking (Hoe Japan zich langzaam opent voor mensen met een beperking, geïnspireerd door Nederland, 7/7). Afgelopen voorjaar was ik op reis in Japan en kwam daar onverwacht in een rolstoel terecht. Ik was verbaasd over de toegankelijkheid van trein- en metrostations, treinen, hotels, benzinestations en openbare gebouwen. In elk hotel was een rolstoel beschikbaar. De stations beschikten allemaal over zeer schone toiletten voor mensen met een beperking. Er waren overal goed aangeduide plaatsen waar je zo de trein in kon. Ik heb nooit het gevoelen gehad raar bekeken te worden, in hotels en restaurants was men uiterst behulpzaam. Ik dacht juist dat we inmiddels hier in Nederland nog heel veel van konden leren.

Voorhout

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’


Emiraten willen gevluchte jonge vrouwen terughalen uit Nederland: ‘Je kunt breken met je familie, maar laten ze je wel gaan?’

Twee achttienjarige vrouwen die asiel hebben aangevraagd in Nederland worden actief gezocht door de Verenigde Arabische Emiraten. De familie wil hen terughalen en wordt daarbij geholpen door de ambassade van de Golfstaat. Dat blijkt uit onderzoek van NRC.

De ambassadeur van de Emiraten, Ameirah AlHefeiti, oefent druk uit op de Nederlandse autoriteiten om in contact te komen met de vrouwen, die verblijven in een asielzoekerscentrum. De ambassadeur heeft opvangorgaan COA in een brief verzocht om een persoonlijk onderhoud waarin de vrouwen zouden moeten uitleggen waarom ze vluchtten.

In een reactie aan NRC noemt de ambassadeur haar brief „een privékwestie”. Nadere toelichting wil ze niet geven.

Onze dochter zit in het laatste jaar van haar opleiding en deed het heel goed op school

Vader van een van de jonge vrouwen
vanuit Dubai

Het is, volgens het COA en de politie, hoogst ongebruikelijk dat een buitenlandse staat zich mengt in asielzaken van eigen onderdanen. Het COA laat weten dat het „incidenteel” signalen hierover ontvangt. Het opvangorgaan, dat vanwege de privacy niet op de zaak kan ingaan, zegt nooit mee te werken aan dergelijke verzoeken. „Wij verstrekken zonder instemming geen informatie aan derden over onze bewoners. Niet aan familieleden en zeker niet aan buitenlandse mogendheden vanwaar de mensen zijn gevlucht.”

Lees ook

De Emiraten als schaduwmacht: goudhonger in Dubai voedt de oorlog in Soedan

Amiera AlHefeiti (links), vertegenwoordiger van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) bij de VN, op 10 april tijdens een verhoor bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, waar de zaak dient van Soedan. Foto Remko de Waal / ANP

Terughalen

De achttienjarige vrouwen kwamen een aantal maanden geleden naar Nederland. Ze hebben direct bescherming aangevraagd en willen niets meer met hun familie te maken hebben.

„Onze dochter zit in het laatste jaar van haar opleiding en deed het heel goed op school”, zo licht een van de vaders vanuit Dubai telefonisch toe. „Daarna moet ze naar de universiteit.” Volgens hem loopt zijn dochter geen gevaar in haar thuisland. Hij heeft drie keer het COA benaderd om haar te spreken te krijgen, zegt hij. „Maar ze reageren niet.” Vervolgens heeft hij de ambassade ingeschakeld.

Ook reisde de vader met zijn vrouw naar Nederland om hun dochter op te sporen. In een maand zijn ze langs diverse azc’s getrokken. Via online bankafschriften hebben ze haar locatie achterhaald en haar bij een azc opgezocht, vertelt de vader. Hun dochter wilde niet meekomen. De beveiliging moest eraan te pas komen om de vader van het terrein te verwijderen. „Ze zeiden dat ik opgepakt zou worden als ik niet wegging.”

Inmiddels keerden de ouders terug naar de Emiraten, maar het lijkt alsof ze het terughalen van hun dochter nog niet definitief hebben opgegeven. „Misschien komen we volgende maand terug naar Nederland.”

Eer

Janine Janssen is deskundige bij het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de politie. Als medewerker van de politie doet Janssen geen uitspraken over concrete zaken, maar ze ziet wel vaker dat slachtoffers van eergerelateerd geweld in Nederland worden gezocht door buitenlandse familieleden. „Het gaat dan bijvoorbeeld om vrouwen die voor een partner gekozen hebben die niet door de familie wordt geaccepteerd.”

Door te vertrekken naar het buitenland, kan een vrouw een familieplan doorkruisen, zegt Janssen. „Je kunt breken met de familie, maar de vraag is: laten ze jou gaan? Misschien is de vrouw uitgehuwelijkt. Wanneer ze dat dwarsboomt, zet zij de familie voor gek. Dan kan iemand afreizen ‘om orde op zaken’ te stellen.”

Janssen komt „sporadisch” zaken tegen waarbij mensen een beroep doen op de eigen overheid om zo’n conflict op te lossen. „Maar dat een ambassade zich met de zaak bemoeit, daar heb ik niet direct andere voorbeelden van. Het kan iets zeggen over de connecties van deze families.”

Plotseling meldde zich een onbekende man bij ons op kantoor en stelde allerlei vragen

Emir Belatoui
Stichting Secret Garden

De angst om teruggehaald te worden door familie is enorm, zegt Emir Belatoui van de stichting Secret Garden, die sinds 2008 lhbti-vluchtelingen helpt. Sommige vrouwen veranderen hun naam zodra ze de Nederlandse nationaliteit hebben, vertelt hij. „Ze duiken onder om een ander leven te kunnen leiden.”

Een enkele keer hoorde Belatoui dat een buitenlandse ambassade zich er ook in mengde. Zoals een paar jaar terug toen hij een homoseksuele man uit Koeweit hielp. „Plotseling meldde zich een onbekende man bij ons op kantoor en begon allerlei vragen te stellen”, zegt Belatoui. „Hij bleek te werken voor de Koeweitse ambassade.”

De skyline van Dubai. Foto Kabir Jhangiani / NurPhoto

Risico

De Emiraten gelden als relatief ‘tolerant’ in de Golfregio: vrouwen krijgen steeds meer rechten, maar volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch blijft de situatie problematisch. Zo mogen vrouwen nog altijd worden ‘gedisciplineerd’ door hun mannelijke ‘voogd’ en kan seks buiten het huwelijk worden bestraft. Lhbti’ers lopen daarnaast het risico lange gevangenisstraffen te krijgen.

Jaarlijks ontvluchten honderd tot tweehonderd mensen de Emiraten om asiel aan te vragen in een westers land, in 2024 ging het om een vijftal asielzoekers – zo blijkt uit cijfers van de Verenigde Naties. Het bekendste voorbeeld is prinses Latifa al Maktoum, de dochter van de emir uit Dubai die in 2018 probeerde te ontsnappen over zee. Haar zeiljacht werd bestormd door commando’s die haar terughaalden.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil niet reageren op vragen over de twee vrouwen uit de Emiraten, „vanwege de privacy en veiligheid van personen”.

Lees ook

Na het anti-azc-geweld in Coevorden keek iedereen naar Zwolle, maar daar gaf eigenrichting níét de doorslag

Voorstanders van een azc in Zwolle, aan de achterkant van het provinciehuis. Foto Eric Brinkhorst


Een heerlijke roman over de frontman van een popband die van God los wil zijn

In De Baptisten, de vierde roman van de ook in het Fries publicerende Nyk de Vries (1971), is een opmerkelijke rol weggelegd voor het simpele woordje ‘eh’. In gesprek met anderen is dat vaak het eerste en soms ook enige wat uit de mond komt van tiener Marten, de hoofdpersoon van het boek. Die is zo ongeveer het tegenovergestelde van ad rem; als iemand hem iets voorlegt, ook iets heel alledaags, dan lijkt het wel alsof hij nog nooit over het onderwerp heeft nagedacht: eh. Pas op het podium – Marten is de zingende frontman van een popband in de jaren tachtig – is hij in zijn element en schreeuwt, danst en vernielt hij erop los. Rücksichtslos banjert hij op blote voeten door gebroken glaswerk. Zingend is hij een ander mens, zo lijkt het.

Het is kenmerkend voor De Baptisten, een roman die ontspannen laveert tussen tegenpolen. Tussen schuw en luidruchtig, tussen verstandelijk en emotioneel, tussen de behoefte aan rust en de eveneens in de ziel aanwezige agressie. En tussen de nederige ingetogenheid van de religie en de openhartigheid en bravoure van de muziek. Ergens doet de roman een beetje aan het verhaal van Robert Johnson denken, de bluesartiest die een faustisch pact met de duivel sloot: zijn ziel was hij kwijt, maar hij zou er fantastisch door gaan zingen en gitaarspelen.

Lees ook

Het duivelse bluestalent van Robert Johnson

Drie pagina’s uit ‘Love in vain’ van Mezzo en J.M. Dupont.

Marten en zijn bandleden, stuk voor stuk jongens uit gelovige dorpen in het noordoosten van Friesland, nemen geleidelijk aan afstand van het kerkleven en beproeven hun geluk als muzikanten. Maar de hartstocht en gedrevenheid van Marten, die volledig voor de muziek en het succes van de band wil gaan, wordt niet door alle bandleden gedeeld. Het maakt hem hoorndol.

Religieuze loyaliteit

Ongeveer 90 procent van de roman handelt over de muzikale opkomst en ondergang: de band begint, de band bloeit, de band sterft. Dat laatste komt vooral door de religieuze loyaliteit van een van Martens bandleden: zoals de legendarische Heracliet Folkert Velten altijd ‘slechts’ een Heracliet bleef omdat hij als jongen van het geloof niet op zondag wilde voetballen, zo weigert Martens bandgenoot Wytse op te treden op de dagen die in het teken van de Heer staan. En dat zijn er nogal wat.

Het twistpunt laat zich moeiteloos met de overige 10 procent van De Baptisten verbinden, waarin Marten zich in het Amsterdamse hier en nu bevindt en zich als nieuwbakken vader ergert aan het openlijke en inderdaad wat pedante atheïsme van andere ouders. Als er tijdens een vergadering op school laatdunkende opmerkingen gemaakt worden over islamitische ouders, die ze als een soort geestelijke achterblijvers beschouwen, dan schiet dat Marten in het verkeerde keelgat. En niet omdat hij nou per se zo multiculti angehaucht is, maar omdat hij tegen het minachten van religie is.

Pas ’s nachts weet Marten, die nog steeds niet ad rem is, wat hij tijdens de vergadering had moeten zeggen: „Ja mevrouw de voorzitster, […] jouw soort gelooft nog in ontwikkeling.” Er staat ‘ontwikkeling’, maar stiekem lees je natuurlijk ‘vooruitgang’. Een kort, maar fundamenteel zinnetje, waarmee De Vries – of in elk geval De Baptisten – meteen in een ánder rijtje ondergebracht kan worden dan de collega’s die hoopvolle, idealistische romans over de verbetering van de aarde en haar bewoners afleveren. Niet dat hij nou meteen uitgenodigd zal worden door een conservatieve denktank, zo’n roman is De Baptisten ook weer niet, maar het is duidelijk dat De Vries zich anders en daarmee tegendraads positioneert.

Verdampt geloof

En hiermee laat deze De Vries zich dus onderbrengen in een uitdijend rijtje (internationale) schrijvers die, de een wat opzichtiger dan de ander, ‘spelen’ met het vraagstuk van het uit de westerse cultuur verdampte geloof. Jon Fosse, de voorlaatste ontvanger van de Nobelprijs voor Literatuur, die zijn magnum opus Septologie bouwde rondom het christelijke geloof, Michel Houellebecq die zich in een vraaggesprek met deze krant liet ontvallen „dat het zonder religie niet gaat”, Lieke Marsman die in haar laatste boek bekende dat haar „areligieuze, atheïstische, rationalistische opvoeding” en het wereldbeeld dat eruit voortvloeide „ontoereikend” is nu ze doodziek is.

Ook bij De Vries komt de religieuze toets eerder moedig dan zweverig over. Het gaat ook niet à la Richard Dawkins over het al dan niet bestaan van een God, het is eerder zo dat hij niet zo veel lijkt te kunnen met de gangbare nuchtere, droge woorden en beelden om de uitzinnige drift van Marten te vangen. „Op een nacht was mijn moeder mijn kamer binnengekomen. Ze had haar hand op mijn hoofd gelegd en gezegd dat ik nu maar moest stoppen met zingen.” Het is geen toeval dat Marten én van religieuze komaf is én iets bevrijdends vindt in de kunst – een woord dat je hier bijna met een Reviaanse hoofdletter zou schrijven. De jonge Nick Cave, de Bertolt Brecht van Baal, Lucebert, met dat soort hemelbestormende, hoogmoedige kunstenaars breng je Marten in verband. Een grote ziel die een ruim jasje blieft.

Zoals gezegd, de religieuze aspiratie is een exces in de roman, een hondje dat af en toe boven het graan uit wipt. De Vries heeft zich er geenszins mee vergaloppeerd en er staan, ter afkoelende compensatie, ook tal van heerlijke, kurkdroge en zelfs brave passages in de roman. Als de band op het punt staat om met de bus op weg te gaan naar een optreden lijkt niets een dag vol rock-’n-roll in de weg te staan. Totdat duidelijk wordt dat er een kat van een van de leden is weggelopen van huis. Bus aan de kant, motor uit en eerst maar eens met z’n allen die arme poes vinden. Hemels.


Bij festival Julidans is het collectief de bron van kracht en inspiratie

Deel zijn van een groter geheel, lotsverbondenheid, de troost, steun en hoop van gelijkgestemdheid, een collectief zonder groepsdwang en mét ruimte voor het individu: in een opmerkelijk aantal voorstellingen in Julidans, het jaarlijkse festival voor internationale hedendaagse dans in Amsterdam, is collectiviteit, en daaraan verbonden synchronisatie, een kenmerkend aspect.

Waar dat voorheen vaak werd voorgesteld als benauwend, vieren de choreografen van editie 2025 juist de inspirerende kracht van de gezamenlijkheid. Hoe, dat verschilt. De een zoekt het in een abstractie – ook al is er een diepere, politieke laag – de ander is persoonlijk en concreet. Soms stroomt de lichamelijke energie in woeste golven over de rand van het toneel, dan weer is sprake van een ongelooflijke concentratie en beheersing.

In de openingsvoorstelling My fierce ignorant step neemt de Griek Christos Papadopoulos het publiek mee in een gestaag aanzwellende groepsbeweging; een stevige uitdaging voor de uitstekende dansers. Vanuit subtiele pas op de plaats, begeleid door een statische tik, groeit zowel de (bijna) voortdurend synchrone choreografie als de soundscape uit tot een meeslepend, bezield slotakkoord, een soort Yes, we can! dat resoneert in de zaal.

Vergelijkbaar, maar ook weer helemaal niet, is Weathering van Faye Driscoll. Haar dansers, zeer divers van fysiek en outfit, nemen positie in op de XXL-kingsize matras waar het publiek omheen zit. Lange tijd lijken ze daar bevroren in een tableau, maar wie goed oplet, ziet hoe die beeldengroep minimaal beweegt. De hand die eerst nog in de lucht zweeft, blijkt minuten later naar de borst van een ander te zijn verplaatst, een tas verhuist, nauwelijks waarneembaar, van schouder naar vloer. Van uiterst traag naar steeds heviger ontwikkelt de interactie zich op de matras, dat vlot van Medusa. Gaandeweg ontdoen de ‘opvarenden’ zich van hun kleding, waardoor Weathering eindigt als een bevrijdend en opwindend ritueel, met de steeds sneller ronddraaiende matras als symbool voor de cyclus van het leven.

De choreografie ‘Weathering’ van Faye Driscoll. Foto Maria Baranova

Jeugdige energie

Levensdrift spreekt ook uit Join, de massachoreografie die Ioannis Mandafounis, artistiek leider van de Dresden Frankfurt Dance Company, creëerde voor zijn dansers en veertig studenten van de Academie voor Theater en Dans. Het is een tsunami van jeugdige energie die helaas uitmondt in meer van hetzelfde. Mandafounis’ ‘live choreografie’, met veel ruimte voor improvisatie, is voortdurend intens en uitbundig, maar al die rondgeslingerde lichamen en ledematen doen de aandacht verslappen. Bovendien komt het verschil tussen prille studenten en rijpere gezelschapsdansers nauwelijks uit de verf.

Mandafounis’ bijdrage aan de Double Bill van Dresden Frankfurt Dance Company, Lisa, lijdt (in iets mindere mate) aan hetzelfde euvel, waardoor het contrast met Undertainment van William Forsythe in hetzelfde programma des te groter is. Forsythe zet met dit kraakheldere werk een punt achter zijn loopbaan als choreograaf, mooi symbolisch bij het gezelschap, toen nog Ballett Frankfurt geheten, waarmee hij in de jaren tachtig een revolutie in de dans veroorzaakte.

Met Undertainment speelt hij nog één keer magistraal met alle losse onderdelen waaruit een beweging kan worden opgebouwd, met hier en daar een knipoog naar zijn eigen oeuvre. Met dat arsenaal aan exacte, heldere passen en gebaren houden de dansers een gedreven pleidooi voor de pure esthetische kracht van dans – in al zijn abstractie ontroerend.

Scène uit ‘Join’, de massachoreografie van Ioannis Mandafounis. Foto Stephan Floss

Schot in de roos

Forsythe (75) sluit zijn carrière af, de Franse Leïla Ka begint net en met Maldonne schoot zij meteen midden in de roos. In de voorstelling glijden vijf vrouwen van de ene jurk in de andere en nemen daarbij telkens een ander cliché over de vrouw op de korrel, startend vanuit een synchrone sequentie op vijf ritmische ademstoten. De sloof, het kijvende wijf, de moeder: geen enkel beeld blijft intact in scènes die sterk van karakter verschillen; soms romantisch, dan weer grotesk of cartoonesk.

Ook in When the bleeding stops van Lovísa Ósk Gunnarsdóttir staat de ‘vrouwelijke ervaring’, in dit geval de menopauze centraal. De IJslandse vertelt in een geestige monoloog over haar wederwaardigheden, waarna filmpjes volgen waarin vrouwen van zekere leeftijd zich tonen in alle kwetsbaarheid en in dans empowerment vinden. De Amsterdamse deelneemsters aan het project zorgen voor een heerlijk, ook weer bevrijdende finale op het toneel.

Zoals in elk festival is er dit jaar ook een klinkklare misser. Romeo & Juliet – Up Close van Erna Ómarsdóttir en Halla Ólafsdóttir, ‘de internationale podiumhit’ van de Iceland Dance Company, is een voorstelling over de liefde als meedogenloze bron van ellende, lust en conflict, maar zó puberaal en overdreven campy dat het stomvervelend wordt. Met een dergelijk ergerlijke voorstelling completeert Julidans, dat nog tot en met zondag duurt, zijn brede blik op de internationale danswereld.


Nu gaat het goed met de economie ‘maar kijk voorbij de korte termijn’, waarschuwt het CPB de politiek

Ben je een politicus die vooral nadenkt over de volgende verkiezingen, of ben je een politicus die vooral nadenkt over de volgende generatie? Die vraag bepaalt of de vandaag gepubliceerde vooruitzichten van het Centraal Planbureau geruststellend zijn of juist een bevestiging dat deze zomer harde keuzes gemaakt moeten worden door politieke partijen die hun verkiezingsprogramma’s schrijven.

De economische vooruitzichten van het Centraal Planbureau dienen als een belangrijk uitgangspunt voor de onderhandelingen over de Miljoenennota voor 2026 in augustus. De rekenaars komen eerder dan gebruikelijk met hun vooruitzichten, omdat ze ook dienen als uitgangspunt voor politieke partijen die hun verkiezingsprogramma’s deze zomer schrijven. Het CPB kan de plannen van de partijen doorberekenen om duidelijk te maken wat de budgettaire en economische gevolgen zijn.

Groei blijft op peil

Op de korte termijn staat de economie er nog goed voor. De geopolitieke onrust heeft vooralsnog beperkte invloed op de verwachte groei van de Nederlandse economie. Die is ten opzichte van februari ietsje naar beneden bijgesteld, maar blijft op 1,7 voor 2025 en 1,3 procent voor 2026. Ook loopt het begrotingstekort wat op, maar het blijft binnen de afgesproken grenzen.

Het betekent dat politieke partijen slechts iets minder financiële ruimte hebben voor de plannen die ze schrijven dan op basis van CPB-vooruitzichten van februari. Ook al heeft de Amerikaanse president Donald Trump een handelsoorlog ontketend. Die onzekere wereld, waarschuwt CPB-directeur Pieter Hasekamp, maakt wel dat het komende tijd nog kan tegenvallen.

Ook met de koopkracht van Nederlanders gaat het goed. Alle soorten huishoudens, van gepensioneerden tot uitkeringsgerechtigden en van rijk tot arm, hebben komende jaren naar verwachting meer te besteden. Dat is een belangrijke oorzaak van de economische groei. Bovendien neemt de armoede in Nederland af, laat het CPB zien.

Badgasten in Zandvoort vorige maand. Foto RAMON VAN FLYMEN/ANP

Maar op de langere termijn is het beeld anders. CPB-directeur Hasekamp en zijn team berekenden hoe de schuld zich ontwikkelt op de lange termijn. Die stijgt bij ongewijzigd beleid naar 126 procent van het bruto binnenlands product in 2060. Wil het kabinet voorkomen dat de schuld oploopt en daarmee de rekening wordt doorgeschoven naar volgende generaties, dan moet het ongeveer 6 miljard euro bezuinigen of extra belasting innen in 2030.

Extra financiële opgaven

En, waarschuwt Hasekamp, in dat scenario is de lange lijst aan problemen die om investeringen vragen nog niet in meegenomen. Die brengen extra financiële opgaven met zich mee. Alleen al de nieuwe NAVO-norm voor defensie vraagt op termijn om jaarlijkse investeringen van 16 tot 19 miljard euro. Daarnaast vragen klimaat, stikstof en het verdienvermogen van Nederland om keuzes van politici, waar ook een flinke prijskaart aan hangt.

Het CPB gaat, deels met hulp van het Planbureau voor de Leefomgeving, voor het eerst ook kijken naar gevolgen van plannen van de partijen voor het investeringsklimaat, klimaat, milieu en de woningmarkt

„We mogen blij zijn met de uitgangspositie van de economie. Dat geeft ons buffers”, zegt Hasekamp. Maar zijn advies aan de politiek is daarbij tegelijkertijd: „Kijk voorbij de korte termijn. Voorkom dat het land op slot raakt.”

De deze donderdag gepubliceerde economische vooruitzichten vormen het startpunt voor het maken van plannen voor de komende vier jaar door politieke partijen. Zij kunnen hun plannen laten doorrekenen door het Centraal Planbureau. Dit jaar hebben tien partijen gezegd dat te doen. GroenLinks-PvdA, VVD, D66, CDA, SGP, ChristenUnie, Volt en JA21 deden afgelopen keer mee en nu opnieuw. Voor het eerst laten ook NSC en BBB hun verkiezingsprogramma doorrekenen. Op 10 oktober presenteert het Centraal Planbureau de resultaten daarvan.

‘Menselijk kapitaal’

Het CPB kijkt deze ronde niet alleen naar de voorliggende kabinetsperiode van vier jaar, maar ook naar de gevolgen van maatregelen voor de langere termijn. Hoe ziet de nationale schuld in 2060 eruit, met de plannen van de politieke partijen? En het CPB kijkt deze ronde, deels met hulp van het Planbureau voor de Leefomgeving, voor het eerst ook naar de gevolgen van plannen voor het investeringsklimaat, klimaat, milieu en de woningmarkt. En het berekent de gevolgen voor ‘menselijk kapitaal’, waarmee investeringen in onderwijs in beeld komen.

Dat doet het planbureau na overleg met de partijen. Politieke partijen als D66 waren bijvoorbeeld kritisch dat bezuinigingen op onderwijs in de modellen van het CPB vooral geld opleverden. Terwijl dat op de lange termijn negatieve gevolgen kan hebben op economische groei.

Lees ook

Klaas Knot: ‘De verkiezingen moeten gaan over de vraag waar Nederland z’n geld mee verdient’

„Het is in deze job onvermijdelijk dat je een tekort richting je directe geliefden opbouwt. Ik hoop daar de komende maanden iets aan te doen.”

De economische vooruitzichten van het CPB vormen ook een basis voor de onderhandelingen over de Miljoenennota van volgend jaar. Dat proces valt midden in de verkiezingstijd.

Het ministerie van Financiën heeft als uitgangspunt dat alle uitgaven voor 2026 al zijn geregeld bij de onderhandelingen over de Voorjaarsnota afgelopen april. In augustus wordt alleen nog naar koopkracht gekeken en gesleuteld aan de inkomstenkant van de begroting en zal geld moeten worden gevonden voor een aantal tegenvallers. Op basis van de cijfers lijkt het voor minister van Financiën Eelco Heinen niet nodig om huishoudens te helpen bij hun bestedingen.


De roman Butter van Asako Yuzuki smaakt als een gerecht van een topkok, maar draait uiteindelijk om de toenemende eenzaamheid van de Japanners

‘Sensei, eerst de bouillon of de noedels?” vraagt een jongeman aan een oude heer in een restaurant. Beiden hebben net een dampende kom ramen voorgeschoteld gekregen. De oude man, die veertig jaar lang de noedelsoep heeft bestudeerd, buigt zich over zijn maaltijd. „Eerst gaan we de ramen bekijken”, zegt hij. „Observeer de kom terwijl je van het aroma geniet. De vetparels schitteren aan de oppervlakte. De bamboescheuten glinsteren van het vet. De nori wordt donkerder van het vocht en de bosuitjes drijven erbovenop. En dan zijn daar de sterren van de show: drie plakken gebraden varkensvlees, half ondergedompeld. Strijk met de punt van je stokjes over het oppervlak en koester de ramen.”

„Waarom?” vraagt de jongeman.

„Om je genegenheid te tonen.”

Voedsel moet met liefde en respect worden behandeld. En niet alleen dat, een geur, een smaak, de structuur – een goede maaltijd kan het lichaam wakker kussen, prikkelen, opwinden zelfs. Dat is een van de lessen uit Tampopo (1985), de Japanse ramen-western van regisseur Juzo Itami waarin scènes over voedsel en menselijk gedrag elkaar afwisselen met een raamvertelling over een jonge weduwe die, dankzij de komst van een stoere truckchauffeur, haar kleine noedelwinkel tot het perfecte ramenrestaurant weet om te toveren.

Het lezen van Butter, de internationale bestseller van de Japanse schrijfster Asako Yuzuki, bracht me in gedachten terug naar verschillende scènes uit Tampopo. Niet alleen vanwege de sensuele, uiterst smakelijke beschrijvingen van Japanse en Franse gerechten, maar ook omdat in deze roman hoofdpersoon Rika Machida, een journaliste uit Tokio werkzaam voor de Shumei Weekly, te horen krijgt dat er maar één manier bestaat om ramen te eten. Halverwege het boek wordt ze door Manako Kajji, een vrouw die in de gevangenis zit vanwege de moord op drie Japanse zakenmannen, gestuurd naar Shinjuku, een bruisende uitgaanswijk van Tokio, om in een ketenrestaurant zoutboter-ramen te bestellen, „met extra stevige harigane noedels”, en „extra veel boter”. Bovendien moet Rika de noedelsoep direct eten nadat ze seks heeft gehad. „Want na seks voel je je leeg”, zegt Manako. „Het uitgehongerde lichaam moet je dan vullen met iets heets, rijks en sappigs. Door te eten wat je wilt, wanneer je wilt, komen je zintuigen tot leven.”

Zo lekker vindt ze zichzelf dat ze af en toe in haar eigen bovenarmen knijpt of met haar tong over de zoete huid van haar bovenarmen likt

Het was die passage die me ook deed denken aan de twee andere, korte scènes uit Tampopo, waarin een verliefd stel in een hotelkamer zich tegoed doet aan elkaar en allerlei spijzen. Zo likt hij citroensap en zout van haar tepels, dipt zij haar borsten in een kom met slagroom en laat hij levende kreeftjes in cognac rond haar schaamstreek spartelen. En dan is daar ook nog de sensuele ‘ei-kus’: eindeloos glipt een eierdooier tussen hun lippen heen en weer tot zij het niet meer uithoudt en het geel kreunend over haar kin laat druipen.

Konkatsu-killer

Bizar? Ongepast? Niet echt. Eten vormt al langer een onuitputtelijke bron van creativiteit in Japanse films en fictie, en wordt vaak verbonden met erotiek of andere, bredere maatschappelijke kwesties. Het verhaal van Butter, dat in 2017 werd gepubliceerd in Japan en na de verschijning van de Engelse vertaling vorig jaar door boekwinkelketen Waterstones werd verkozen tot Boek van het Jaar 2024, past goed binnen die traditie. Maar het succes dankt dit boek – Yuzuki schreef al meerdere romans en verhalen – vooral aan de vermenging van diverse genres, op een uiterst originele manier. De roman valt nog het beste te omschrijven als een thriller met feministische, maatschappelijke beschouwingen, vermengd met recepten die in een kookboek niet zouden misstaan. Niet voor niets noemde The Sunday Times de roman „a full-fat Michelin-starred treat”, zijn er in Japan 300.000 exemplaren van verkocht en Groot-Britannië inmiddels meer dan 400.000. Ook de vertaalrechten liggen nu bij 35 landen, waaronder uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, waar de Nederlandse vertaling begin volgend jaar verschijnt.

Butter is gebaseerd op een waargebeurde zaak uit 2010 rondom de ‘Konkatsu Killer’ (de term Konkatsu betekent ‘huwelijksjacht’ ), waarbij Kanae Kijima, een getalenteerde thuiskok, werd veroordeeld voor fraude en de moord op drie van haar toekomstige echtgenoten. In Butter is deze Kijima vervangen door het personage Manako Kajii, een voedselblogger en veroordeelde seriemoordenares die vastzit in de gevangenis in Tokio vanwege het online lokken van rijke oudere heren die, nadat ze van haar kookkunsten genieten, onder mysterieuze omstandigheden de dood vinden.

Een smeuïg verhaal en wat Kajii voor de Japanse tabloids extra aantrekkelijk maakt is haar omvang: net als als Kijima voldoet ze niet aan het schoonheidsideaal waaraan Japanse vrouwen moeten voldoen. Kajii weegt „meer dan 70 kilo” – volgens de Japanse vrouwelijke norm een overgewicht van zo’n 18 kilo. Daarmee is ze doelwit van meedogenloze bodyshaming. Totdat de slanke journaliste Rika ten tonele verschijnt. Hongerig naar een exclusief interview schrijft ze Kajii een brief met de vraag naar het recept voor haar runderstoofpot – de laatste maaltijd van een van Kajii’s slachtoffers.

Manako hapt toe en na de eerste ontmoeting ontstaat er tussen de vrouwen een intrigerend kat-en-muis-spel. Want om een exclusief interview te krijgen moet Rika in opdracht van Manako verfijnde schotels in restaurants uitproberen – zoals de zoutboter-ramen – of zelf maaltijden bereiden en eten om vervolgens tijdens haar bezoeken aan het detentiecentrum de geur, smaak en structuur van deze gerechten aan Manako te beschrijven. En, zoals de titel van het boek al verraadt, veel van deze gerechten bevatten boter.

Zo ook het allereerste gerecht dat Rika in opdracht van Manako thuis maakt en dat slechts een paar simpele ingrediënten bevat: rijst, sojasaus en een klontje uiterst delicate, gezouten Échiré boter. Wanneer Rika een eerste hap hiervan neemt ervaart ze hoe „de koele boter tegen haar gehemelte klotst” en zich vermengt met de warme rijstkorrels, een rijke sensatie waardoor haar lichaam wordt weggespoeld. „Het was een smaak die alleen maar als goud kon worden omschreven.”

Lees ook

Koffiebar, dode kat, happy end

Koffiebar, dode kat,  happy end

Franse kooklessen

En zo zijn er wel meer smakelijke beschrijvingen – Yuzuki nam voor dit boek een jaar lang Franse kooklessen – en momenten dat de boter bijna van de pagina’s afdruipt. Zo overtuigend zijn die passages, dat je als lezer er volledig in meegaat wanneer Rika in de ban raakt van de sensuele Manako met „haar romige huid en vochtige lippen”. Toch schuilt daarin niet de kracht van deze roman. Want uiteindelijk gaat het in deze thriller vooral om de vraag wie Manako Kajii eigenlijk is. Haar personage is moeilijk te doorgronden: hoe meer Rika in het verleden van Manako duikt, hoe ongrijpbaarder deze vrouw blijkt te zijn. Is ze inderdaad de sensuele mannenverslinder met een moordenaarsinstinct zoals de tabloids beweren? Of gewoon een kwetsbare, manipulatieve vrouw met een slecht zelfbeeld? Of een zelfbewuste feministe die vetacceptatie propageert en het sociale stigma rondom obesitas wil doorbreken?

Dat laatste lijkt het geval. Wanneer Rika – die door het vele eten in een paar maanden zo’n acht kilo aankomt – worstelt met haar uiterlijk, lacht Manako haar uit. Een vrouw moet zich volgens haar niet onderwerpen aan de onmogelijke schoonheidsidealen van de man. „Eet nooit iets waar je geen trek in hebt”, is haar advies. „Als je de keuze maakt om zo te leven, zal je lichaam beginnen te transformeren.”

Het is die transformatie die bij Manako al is vervolmaakt, zo blijkt wel wanneer ze tijdens dit gesprek haar vlezige armen aan Rika toont en met een nasale, koerende stem beschrijft hoe niet alleen haar armen, maar ook haar borsten en billen tot barstens toe zijn gevuld met haar favoriete voedsel. „Mijn lichaam bestaat uit de steaks van de New York Grill, de sukiyaki van Imahan en de enorme Sjaljapin vleespastei van het Imperial Hotel.” Zo lekker vindt ze zichzelf dat ze af en toe in haar eigen bovenarmen knijpt of met haar tong over de zoete huid van haar bovenarmen likt.

Deze bizarre vet-acceptatie zou je kunnen opvatten als een extreem feministisch standpunt. Maar Manako beweert juist „een hekel te hebben aan margarine en feministen” en houdt er in feite uiterst conservatieve opvattingen op na. De moderne Japanse vrouw, geobsedeerd door werk en doorgeschoten in haar streven naar onafhankelijkheid, mist volgens haar alle kansen op romantiek. Terwijl haar ware identiteit – „de goddelijke rol die hun oorspronkelijk werd toebedeeld” – juist schuilt in het verzorgen, ondersteunen en verwarmen van de harten van mannen. Als vrouwen de verschillen tussen de seksen zouden accepteren, meent Manako, „dan wacht hun een toekomst van vrijheid en overvloed.” Ze maakt een simpele vergelijking: „Als je op de boter bezuinigt, zal je eten minder lekker smaken. En als je op vrouwelijkheid bezuinigt en niet de wens hebt om je partner te dienen, zal je relatie verarmen.”

Land vol huwelijksjagers

Dat Manako er van die conservatieve opvattingen op nahoudt, zou volgens Rika wel eens te maken kunnen hebben met haar verleden. Wanneer ze, samen met haar beste vriendin, teruggaat naar de geboorteplaats van de seriemoordenares, komt ze erachter dan deze sensuele, mysterieuze vrouw een stuk minder intrigerend is. Als onopvallend, lelijk eendje ontdekte Manako per toeval dat ze via haar kookkunsten oudere mannen aan zich kon binden. Gebruikmakend van hun eenzaamheid, en het feit dat deze mannen zonder partner slecht voor zichzelf zorgden, kon ze zich op die manier een identiteit aanmeten: die van de onmisbare vrouw.

De mannen, op hun beurt, raakten op die manier verslaafd aan haar. Maar waarom werden ze daarna vermoord? Of maakten ze zelf een einde aan hun leven? Wie daar een antwoord op wil, moet deze roman vooral lezen, ook al garandeer ik niet dat er een antwoord zal zijn. Tegelijkertijd is dat in de kern niet waar Butter over gaat. Want Yuzuki wijst met dit verhaal ook op de vele complexe problemen waar de moderne Japanse maatschappij mee worstelt, met als kernprobleem: het vereenzaamde individu.

Want terwijl men nog altijd veel waarde hecht aan het traditionele gezin, neemt het aantal scheidingen in Japan alleen maar toe en daalt het geboortecijfer. En terwijl de restaurants en bars altijd vol zitten, eten de meeste klanten in hun eentje. Bovendien krijgen vrouwen nog altijd te horen dat hun enige echte rol in de maatschappij die van echtgenote en moeder is, maar worden ze in hun zoektocht naar een partner wel smalend afgeschilderd als „huwelijksjagers”.

Lees ook

Willen we meer baby’s? Dan moeten we moeders betere carrièrevooruitzichten bieden

Willen we meer baby’s? Dan moeten we moeders betere carrièrevooruitzichten bieden

Ook Rika, die opgroeide in een gebroken gezin en haar vader op jonge leeftijd verloor, weet eigenlijk niet goed hoe ze zich aan een ander moet binden. Ze heeft wel een vriend, maar die ziet ze slechts af en toe. Als journalist heeft ze grote aspiraties maar dat de eenzaamheid wel degelijk aan haar knaagt, wordt duidelijk wanneer ze, in opdracht van Kajii, bij een bevriende journalist een citroencake moet bakken. Terwijl de oven aanstaat en ze wordt omringd door zoete, huiselijke geuren, komt Rika tot een fundamenteel inzicht: hoe kan het dat ze dit als kind zo weinig heeft meegemaakt? En is dit niet precies wat haar vriend ook altijd heeft gemist? Iemand die thuis, in de keuken, voor jou kookt of een cake bakt. Hoe belangrijk is die zorg wel niet.

Bovendien komt ze ook nog tot een ander besef: zorg voor de ander begint met zorg voor jezelf. Maar zoiets moet je wel leren. De mannen die van Manako in de ban raakten, meenden zonder haar niet gelukkig te kunnen zijn. Maar misschien hadden ze het wel mis. Iemand kan zich wellicht eenzaam voelen, maar mag zich daar niet bij neerleggen. Weigeren voor jezelf te zorgen, omdat niemand anders voor je zorgt, is uiteindelijk een vorm van geweld, concludeert ze. Je hoort te geven om jezelf én om de ander. En dat begint misschien wel met een goede maaltijd met te veel boter.


Zaadveredelaar uit Enkhuizen die een verschil wilde maken door kleine boeren wereldwijd te helpen

De directeur van zaadveredelaar East-West Seed International ging zelf met het zaad voor hete pepers naar Thailand. Hij nodigde boeren uit, gaf ze een colaatje, en verkocht ze voor één euro een zakje zaad, zodat ze zelf konden zien hoeveel vruchten ze daarmee van een plant konden krijgen.

Groot kreeg in 2019 als eerste Nederlander de World Food Prize, de grootste onderscheiding voor mensen die een bijdrage leveren aan de voedselvoorziening in de wereld. Simon Groot overleed afgelopen zondag op 90-jarige leeftijd in zijn woonplaats Enkhuizen.

Groot werd er ook geboren, in een familie die al rond 1800 in zaden handelde. Hij begon als bedrijfseconoom bij het familiebedrijf Sluis & Groot. Toen dat werd verkocht aan het chemieconcern dat later Syngenta werd, stapte hij eruit. „Ik had geen zin om naar de pijpen van anderen te dansen”, zei hij in 2019 in NRC. „De mensen die binnenkwamen wisten niets van zaad.”

Hij kon het niet aanzien dat boeren in Azië door slecht zaad slechte opbrengsten hadden en zo in een cirkel van armoede en ondervoeding bleven. En dat niemand daar iets aan deed. Tegelijk was hij ook een ondernemer, die in Azië een grote markt zag openliggen.

Groot kon het niet aanzien dat boeren in Azië door slecht zaad slechte opbrengsten hadden en zo in een cirkel van armoede en ondervoeding bleven

In 1982 begon hij daarom East-West Seed International met een Filippijnse compagnon, om vanuit Azië lokale gewassen met lokale kennis te verbeteren. Zijn bedrijf ontwikkelde onder meer sterkere aubergines, pompoenen en bittere komkommers, en verkocht uiteindelijk zaden aan miljoenen kleinschalige boeren in meer dan zestig landen.

Klimaatverandering

Over chemiereuzen als Bayer en Syngenta was hij kritisch. „Het grote kwaad is geschied door de invoering van patenten op planten. Daardoor is de ruimte van de kweker om zelf te vernieuwen ernstig verminderd”, zei Groot.

Hoewel zijn bedrijf soorten ontwikkelde die beter bestand zijn tegen droogte, met sterke wortels, pretendeerde Groot niet het antwoord op klimaatverandering te hebben. Wel zag hij hoe boeren zich beter konden wapenen met kennis en betere irrigatiemethoden, bijvoorbeeld.

Simon Groot werkte mét de boeren, en was grote delen van het jaar op reis. Zijn kinderen kregen, zoals één van zijn zoons in een video van East-West Seed zegt, aan de keukentafel mee dat je iets moet betekenen voor de wereld, en niet alleen kunt nemen en achter het geld aan moet rennen. Als een boer met beter zaad meer groenten kan oogsten en daardoor zijn kinderen naar school kan sturen, verbeter je de levens van volgende generaties.

„Eindelijk erkenning voor de kleine jongens”, zei Simon Groot toen hij in 2019 de World Food Prize in ontvangst nam. „De groentetelers in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.” Zijn doel was altijd, zei hij, om een vriend van boeren te worden, en beste manier om dat te bereiken, was om boeren het gereedschap te geven om meer te verdienen: goed zaad en kennis om dat goed te gebruiken. „Ik ben een simpele zaadman, die net als mijn voorouders het verschil wil maken voor boeren overal ter wereld. Kleine boeren doen ertoe. Net als groenten.”

Lees ook

Nederlander Simon Groot wint prestigieuze Amerikaanse landbouwprijs

Thaise boeren krijgen instructies van een East-West Seed-medewerker. East-West Seed is het bedrijf van Simon Groot, dat maandag de belangrijke landbouwprijs won.


Volgens de Franse filosofe Manon Garcia schiet ‘consent’ tekort als maatstaf voor gewenste seks

Consent lijkt zo eenvoudig. Het begrip, dat sinds de #MeToo-beweging een sleutelrol speelt in de strijd tegen seksueel geweld, betekent letterlijk ‘instemming’, en in die betekenis wordt het ook gebruikt. Stemmen beide partners duidelijk en expliciet in met seks, dan is er consent en is de seks gewenst. Is er geen consent, dan is er sprake van aanranding of verkrachting. Sinds juli 2024 is in Nederland de nieuwe Wet Seksuele Misdrijven van kracht, en is iemand ook strafbaar als diegene seksueel contact doorzet, terwijl er signalen zijn dat de ander niet wil. Dwang of geweld is voortaan niet langer een vereiste voor een veroordeling voor verkrachting of aanranding. Voordat deze wet tot stand kwam, moest dit nog wel worden bewezen.

Consent speelt dus een belangrijke rol bij het voorkomen en aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Maar volgens docent praktische filosofie aan de Freie Universität Berlin Manon Garcia, die in 2018 bekendheid verwierf met On ne naît pas soumise, on le devient, een feministisch boek over de mythe dat vrouwen van nature onderdanig zouden zijn aan mannen, is het begrip zoals het nu gebruikt wordt niet geschikt voor deze rol. In Consent: Een filosofie van goede seks betoogt de Franse filosofe dat consent als simpele ja-of-nee-kwestie geen recht doet aan de weerbarstige werkelijkheid van seks in de samenleving.

Het hoofdprobleem, volgens Garcia, is dat de gangbare definitie van deze vorm van instemming geen rekening houdt met bestaande ongelijkheid in de maatschappij. In theorie is consent een nuttig begrip, en Garcia erkent dat de nadruk erop heeft bijgedragen aan het blootleggen van de grote schaal waarop seksueel geweld plaatsvindt, denk bijvoorbeeld aan filmproducent Harvey Weinstein. Maar het werkt alleen als iedereen echt vrij is om zonder enige consequentie een poging of toenadering tot seks te weigeren. In de praktijk is dat niet zo.

Als je baan bijvoorbeeld op de tocht komt te staan als je niet ingaat op de seksuele avances of toespelingen van je baas, of als je bij een partner inwoont en vreest om je woonruimte kwijt te raken, dan kan de beslissing om wel of niet in te stemmen met seks niet vrij genomen worden. Het zijn voorbeelden waarbij consent tekortschiet als maatstaf voor gewenste, gelijkwaardige seks. Vanuit deze premisse filosofeert Garcia in haar boek over de rol van maatschappelijke ongelijkheid in ons seksleven.

Lees ook

Onbetaald werk als een nijpend feministisch probleem

Foto Getty Images

Seks en macht

Dat is op zich heel nuttig, maar deze invalshoek levert wel een breed opgezet boek op. Garcia lijkt alles wat met seks en machtsverhoudingen te maken heeft te willen bespreken, waardoor er veel verschillende denkers en theorieën aan bod komen. Het eerste hoofdstuk bevat bijvoorbeeld een uitgebreide analyse van het gebruik van consent in de rechtszaal, terwijl het vierde hoofdstuk diep ingaat op Freud en de verdringing van seksuele verlangens.

Veel van deze onderwerpen zijn erg complex, en als lezer raak je ervan doordrongen hoe beladen de relatie tussen seks en macht is. Door de enorme breedte van het boek blijft het betoog soms wel erg theoretisch en abstract, en lijkt Garcia de concrete werkelijkheid af en toe uit het oog te verliezen. Dat is jammer, want in Frankrijk heeft ze in het debat wel degelijk een stem. Zeker omdat ze, net als andere intellectuelen, aanwezig was bij de Pelicot-zaak in 2024 waar ze sprak met aanhangers van Gisèle Pelicot, advocaten en aangeklaagden. Garcia’s onderzoek naar de zaak resulteerde begin dit jaar in een nieuw werk getiteld Vivre avec les hommes.

Consent lijkt vooral qua stijl niet gericht op een breed publiek. Het staat vol filosofisch vakjargon en lange, ingewikkelde zinsstructuren. Begrippen worden vaak wel uitgelegd, maar daarna worden ze door het hele boek heen gebruikt op een manier die beter zou staan in een academisch artikel dan in een publieksboek. Wie bijvoorbeeld even vergeten is wat ‘epistemisch onrecht’ precies betekent moet flink terugbladeren. Het had voor de hand gelegen om dit begrip te vertalen als ‘kennisonrecht’, zoals Sofie Avery doet in het recente pamflet Over de schreef, dat seksueel overschrijdend gedrag en genderongelijkheid in de academische wereld aankaart. Het begrip verwijst naar misstanden die plaatsvinden wanneer mensen onterecht als onbetrouwbaar worden afgedaan: denk aan slachtoffers van seksueel geweld die niet worden geloofd door hun omgeving. Het woord ‘kennisonrecht’ beschrijft dit soort misstanden, zonder dat de lezer naast alle andere termen ook nog moet onthouden wat ‘epistemisch’ betekent. Kleine aanpassingen van dit soort academische termen waren een eenvoudige stap geweest om Garcia’s boek toegankelijker te maken.

In de kern vertelt Garcia ons vooral waarom de gangbare definitie van consent niet werkt. Echte alternatieven reikt ze niet aan, behalve een paar algemene aanbevelingen als ‘grootschalige sociale verandering’ om ongelijkheid aan te pakken, en het aangaan van gesprekken over consent. Ondanks deze voorzichtige vertaalslag naar het dagelijks leven blijft Consent een abstract en moeilijk te doorgronden geheel. Maar voor echte, concrete gelijkheid tussen mensen, zowel binnen als buiten de slaapkamer, hebben we duidelijk nog een lange weg te gaan.

Lees ook

Seksuele vrijheid? We zijn er nog lang niet

Seksuele vrijheid? We zijn er nog lang niet


Opinie | De enige antichrist hier is Peter Thiel zelf

Peter Thiel vreest de Antichrist. Dat lees je goed. Niet als Bijbels beest of science-fictionfiguur met rode ogen, maar als moraliserend project in regenjas. In een veelbesproken gesprek met de New York Times benoemde hij Greta Thunberg als symbool van een dictatuur die zich niet met geweld of technologie oplegt, maar met moreel gezag. Thiel, medeoprichter van PayPal en Palentir (dat big data-analyses bouwt voor onder meer de CIA en de financiële sector) heeft het dan over een world government of woke AI. Ja, die dingen.

In Thiels denken is die vorm van gezag gevaarlijker dan welke technologische dreiging ook. De echte dystopie volgens hem is geen AI met zelfbewustzijn, maar een wereld waarin „peace and safety” boven alles komen te staan. Een planeet bestuurd door commissies, overheden, regulering en gedeelde verantwoordelijkheden.

Digitaal panopticum

Die analyse komt van iemand die zelf bouwt aan een digitaal panopticum. Terwijl Thiel ageert tegen toezicht en vertraging, groeide zijn fortuin door systemen die precies dat organiseren: surveillance, gedragssturing, grensbewaking. Palantir levert de infrastructuur waar zijn Antichrist-doemscenario op draait. En dat is de crux.

Zo keert Thiel zich al jaren tegen wat hij „de stagnatie van het Westen” noemt. Sinds de jaren zeventig, stelt hij, gaat niets nog vooruit: geen maanmissies, geen supersonische vliegtuigen, enkel algoritmes die streamingvoorkeuren voorspellen. Maar net in die periode van stilstand explodeerde zijn vermogen. De digitale revolutie die hij omschrijft als pover en teleurstellend, betaalde zijn aandelen in Facebook, PayPal en AI-startups.

Zijn jarenzeventig-diagnose is niet zonder paradox. Het was evenzeer een periode waarin overheden zich terugtrokken uit technologische sturing, en bedrijven de leiding overnamen. Thiel en zijn techbro’s kregen sindsdien meer ruimte, meer kapitaal, minder regels. Als de stagnatie toen begon, wat zegt dat dan over het vermogen van de markt om vooruitgang te organiseren? Wil hij zeggen dat bedrijven het niet kunnen?

Toch blijft Thiels antwoord hetzelfde: meer risico, minder regels, geen overheid. Meer ruimte voor zogenoemde dwarse denkers – hijzelf en zijn entourage. De staat moet opzij, net als gedeeld gezag of morele begrenzing. Alleen dan, zegt hij, kan vooruitgang weer beginnen.

Als dit de analyse van een Reddit-gebruiker was geweest, dan zou je met je ogen rollen. Maar ze komt van Thiel, de invloedrijkste neocon-denker en tech-investeerder van de afgelopen twee decennia. Zijn toon is die van een dissident. Zijn rol is die van een architect.

Post-politieke technocratie

Dat beeld keert terug in zijn politiek engagement. Thiel steunde Donald Trump in 2016 niet uit overtuiging, maar als testcase. Iemand die de gevestigde orde kon verstoren, of het gesprek over verval kon openen. Hij had geen hoge verwachtingen van Trump, maar hoopte op ruimte om te benoemen wat volgens hem misloopt. Vicepresident JD Vance zit nu in zijn zak en maakt werk van AI die de mens opzijschuift.

Thiels geloof in AGI – kunstmatige algemene intelligentie – is tweeslachtig. Hij noemt het gevaarlijk, maar ook noodzakelijk. AI is voor hem het enige project met vaart. Dat het leidt tot conformisme, overbodige mensen en eindeloze Netflix-algoritmes, is een neveneffect. Stilstand is erger.

Thiel slingert van Bijbelverzen naar Francis Bacon, van transhumanistische standpunten naar speculaties over de ziel. Wij zijn eindige dieren. Volgens hem, en anderen in The Valley, moet de mens overstegen worden. Technologie is het middel, politiek staat in de weg. Als het van de techbro’s afhangt, evolueren we naar een post-politieke technocratie. Of beter: een techbrocratie. Waar Mars het plan is, weg van de aarde, weg van democratie. Maar omdat er nog geen raket richting Mars vertrekt, investeert men nu in offshore-eilanden waar the happy few hun ding kunnen doen.

Terwijl hij waarschuwt voor een totalitaire toekomst, verkoopt hij tegelijk de code die haar mogelijk maakt. Thiel zegt dat hij vrijheid verdedigt. Maar als hij over vrijheid spreekt, bedoelt hij: vrij van controle. En als hij over risico spreekt, bedoelt hij: risico buiten de democratie om. Zijn visie op de toekomst is niet seculier of revolutionair, maar apocalyptisch en regressief. De enige „antichrist” hier is Thiel zelf, en die komt met software waar zijn logo al op staat.

Lees ook

Deze boeken werpen een ontluisterend licht op de toekomstfantasieën van de tech-miljardairs

‘Geen ruimte voor Bezos’-sticker in Venetië, waar Jeff Bezos, techmiljardair en oprichter van Amazon, deze week trouwde.  Foto Andrea Pattaro/ AFP