Voor een paar tientjes een nieuw en onderhoudsvrij uitzicht

Een tuindoek is de meeste efficiënte manier om het uitzicht in de achtertuin naar je hand te zetten. Het reguliere perspectief is vaak een saaie schutting of een monotone bakstenen muur. Praktisch om de erfgrens te manifesteren, maar op esthetisch vlak heeft het zijn tekortkomingen. De laatste decennia zijn daarom sfeermakers in opkomst die je kant-en-klaar op kan hangen. Mensen gaan voor een nieuw uitzicht naar het tuincentrum, maar online is er nog veel meer mogelijk. Voor een paar tientjes heb je een geheel nieuw en onderhoudsvrij panorama.

Vaak zijn het vergezichten die spelen met de trompe-l’oeil-beleving, de zinsbegoocheling dat je denkt er een raam in de schutting zit met een oogverblindend uitzicht. Zo zag ik in de Rotterdamse wijk Schiebroek prachtig openslaande luiken die de kijker een doorkijkje naar een prachtig schelpenstrand geven. Maar dat letterlijk oogverblindende, dat je bijna niets meer ziet, dát is de laatste jaren steeds meer dominant. Want de garantie ‘weersbestendig’ wordt bij de fabrikant wel vaak gegeven, maar de realiteit laat iets anders zien. Zo ontstaat een nieuw te observeren fenomeen: zonnige uitzichten die zelf te veel zon hebben gezien. Het extreemste geval zag ik bij Walter en Daniëlle Faas in Heerhugowaard. Die hadden een foto van hun drie kinderen op het strand in Denemarken aan de muur. Maar dat doek is nu na een jaar of dertien trouwe dienst op het zuiden weer terug bij af. Een blanco canvas. Heeft ook wel wat, het is een nieuw begin.

Foto’s Jan Dirk van der Burg


Ambiteuze serie ‘Étoile’ is een hink-stap-sprong-ervaring

„Ga ik dood?” „Wat? Nee – natuurlijk niet. Ik bedoel, ik weet eerlijk gezegd niet of je doodgaat, maar je ziet er heel gezond uit. Hoezo – ga je dood?”

„Dat weet ik niet. Ik weet niet waarom je met me wil praten, ik weet niet of ik doodga, en ik weet niet waarom Julie die hoge sprong altijd recht op mij richt. Er zijn een heleboel dingen die ik niet weet, Jack.”

Zo praten mensen in de wereld van tv-makers Amy Sherman-Palladino en haar man en schrijfpartner Daniel Palladino: men doet een aanzet tot een gesprek, er volgt een afslag, het eindigt in chaos en geruzie. Fans van Gilmore Girls of The Marvelous Mrs. Maisel herkennen de snelle, specifieke, geestige stijl uit duizenden.

In Étoile, de nieuwe, ambitieus opgezette serie van de Palladino’s met een tweetalige cast en plotlijnen in New York en Parijs, heeft een behoorlijk aantal scènes de vaart en brille waar je bij hen altijd op hoopt. Étoile gaat over twee balletgezelschappen in geldnood en ademt op z’n beste momenten de hyperbeweeglijke, opwindende sfeer die de serie Fame (1980) ooit introduceerde. Oudgedienden als Luke Kirby en Gideon Glick (beiden uit Mrs. Maisel) en Kelly Bishop en Yanic Truesdale (uit Gilmore Girls) weten wel raad met de subtiel-venijnige ondertoon van de dialogen, en ook nieuwkomers als Ivan du Pontavice en Taïs Vinolo maken indruk, zeker omdat ze van huis uit geen acteur zijn, maar balletdanser.

Maar soms hapert het opeens. Zo enerverend als de repetitiescènes zijn, zo langdradig zijn de nogal statisch gefilmde optredens; zo smakelijk als de conflicten worden uitgeserveerd (Simon Callow schmiert een eind weg als een valse geldschieter), zo lafjes bloeien de romances. Uitgerekend Charlotte Gainsbourg, de grootste beroemdheid uit de Franse cast met een dragende rol als directeur van het nationale balletgezelschap, speelt zo nerveus en aarzelend dat ze de boel soms onbedoeld lijkt op te houden. Je kunt je voorstellen dat de oorspronkelijk voor de rol gekozen Camille Cottin (de opgefokte casting agent uit Dix Pour Cent) er een heel ander personage van had gemaakt.

Oprechte liefdesverklaring

Kijken naar Étoile is al met al een hink-stap-sprong-ervaring: soms zit je te tandenknarsen, soms zweef je mee en ben je dankbaar dat iemand het heeft aangedurft om op een massaplatform als Prime Video zo diep in de wereld van het ballet te duiken.

Buiten kijf staat dat dit een oprechte liefdesverklaring is. De schrijver werd als meisje zelf tot danser opgeleid, en vertelt in interviews graag hoezeer ze haar moeder teleurstelde toen ze als twintiger voor het schrijven koos en haar podiumdroom liet varen. Maar de fascinatie bleef. Eerder maakte ze al Bunheads (2012-2013), een serie over een dansschool in een slaapstadje die al na één seizoen werd geschrapt. Bij Étoile is die zorg er in elk geval niet: er komt sowieso een tweede seizoen, en Prime Video stelde een riant budget beschikbaar om de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Er werd gefilmd in Lincoln Center in New York en het Palais Garnier in Parijs, de figuranten zijn allemaal echte dansers, er spelen volwaardige orkesten, choreograaf Christopher Wheeldon heeft een rolletje.

Philippe Antonello/Prime Video

Nog een groot pluspunt: de nadruk ligt nu eens niet op bebloede tenen, machtsmisbruik en ander leed, maar op de heerlijke koorts die ballet bij dansers en publiek opwekt. Alles staat in het teken van dat ene; gezond of evenwichtig is het misschien niet, maar een echte danser wil niet anders. Het meest ontroerende personage uit Étoile is Susu, de dochter van de schoonmaakster die ’s avonds laat stiekem in de studio staat te oefenen omdat er geen geld is voor lessen of spitzen.

Geld

Ballet kost geld – de serie besteedt er veel aandacht aan, en kan door de dubbele locatie en passant de voor- en nadelen van twee subsidiesystemen aanstippen. Dat pakt veel grappiger uit dan het klinkt. Geneviève (Gainsbourg) in Parijs zit onder de plak van een behoudende en kleinerende minister van cultuur die vooral tutu’s op het podium wil zien, en Jack (Luke Kirby), directeur van het New Yorkse ballet, moet oerdomme opmerkingen aanhoren van de rijkaards van wie hij afhankelijk is voor alles, van programmaboekjes tot schoenreparaties.

Om hun beider gezelschappen een boost te geven na de kaalslag van de pandemie stelt Geneviève een ruil van hun toptalenten voor: de beste dansers en choreografen verhuizen een jaar naar de overkant van de oceaan. Topballerina Cheyenne komt als een stormram New York binnen en zet de zaken daar moeiteloos naar haar hand; een leuke, zij het een beetje eenzijdige rol van Lou de Laâge.

Choreograaf Tobias Bell (Gideon Glick) heeft het in Parijs een stuk moeilijker: hij verdwaalt, zijn favoriete tandpasta is nergens te koop én er zit een rat in zijn appartement – geen New Yorkse rat die haast heeft, maar eentje die rustig blijft zitten. Nog meer nadruk op dit soort aimabele idioten, en het komt wel goed met Étoile.


Gillian Anderson: ‘De kou die wij voelden tijdens de opnames, stelt niets voor bij die van de hoofdpersonen’

In veel wandelfilms is de fysieke tocht die hoofdpersonen afleggen vooral een metafoor. Ontberingen en obstakels onderweg staan voor mentale hindernissen die overwonnen moeten worden. Maar met zulke verhalen mag ik The Salt Path, over de tocht van vijftigers Raynor en Moth Winn langs het meer dan duizend kilometer lange Britse South West Coast Path, niet vergelijken, zo benadrukken acteurs Gillian Anderson en Jason Isaacs via Zoom. Isaacs: „De hoofdpersonen van veel wandelfilms vertrekken omdat ze iets willen ontdekken of zichzelf zoeken.” Raynor en Moth wandelen volgens hem uit wanhoop. „Ze waren in een afgrond gegooid.”

The Salt Path is gebaseerd op Raynors gelijknamige memoires uit 2018, waarin ze de wandeltocht beschrijft waaraan zij en haar echtgenoot beginnen nadat ze uit hun huis zijn gezet – een zakelijke deal met een vriend is desastreus afgelopen. Moth is recent ook gediagnosticeerd met een terminale hersenziekte waardoor hij fysiek en mentaal aftakelt. Omdat ze geen woonplek en inkomen meer hebben – ze runden een soort B&B – besluiten ze te wandelen, ondertussen wild te kamperen en te overleven op goedkoop eten als noodles en rijst. Isaacs: „Hun eigen toekomst en de toekomst die ze wilden voor hun kinderen is hun afgenomen. Ze hadden het gevoel dat ze hun kinderen in de steek lieten en elkaar teleurstelden. Langzaam veranderen er dingen vanbinnen en vanbuiten, niet omdat ze op zoek zijn naar spirituele verlichting, maar omdat ze proberen te overleven.”

The Salt Path is het filmregiedebuut van Marianne Elliott, daarvoor gerenommeerd theaterproducent en -regisseur. Tijdens de coronapandemie werd ook de Broadwayproductie waaraan Elliott werkte stilgelegd. Op een zomerdag zat ze in een park in Engeland en dacht ze na „over de ervaring buiten in de natuur te zijn in tijden van gigantische tegenslagen – voor de theaterindustrie was de pandemie catastrofaal”. Ze herinnerde zich toen het boek van Winn, dat ze las toen het uitkwam. „Het gaat over iemand die zich in een nog veel ergere situatie bevindt en troost en kracht vindt in de natuur. Ik bedacht toen dat dit een geweldige film zou kunnen opleveren.

„Moth kreeg een terminale diagnose en zou langzaam al zijn lichaamsfuncties verliezen. Hij kreeg het advies thuis te blijven en te rusten, maar hij en Raynor deden precies het tegenovergestelde. Het is een heel zware tocht, maar wel door mogelijk het mooiste deel van de Britse eilanden. Zelf hadden ze het gevoel geen andere keuze te hebben: het was passief wachten op de dood, in een opvang van de gemeente, of opstaan en bewegen. Pas later merkten ze de effecten daarvan.”

Moth leeft nog steeds, ondanks zijn terminale diagnose. Volgens Raynor doordat ze zo veel tijd in de natuur doorbrachten, vertelt Elliott. „Ze hadden een paar ontmoetingen met mensen tijdens de wandeling, die waren meestal niet erg positief.” Hun ervaringen in de natuur vonden ze daarentegen ‘voedend’ en ‘helend’. Elliott: „Ook interessant is dat ze eigenlijk niet praatten over Moths ziekte of hoe ze dakloos waren gemaakt. Ze probeerden hun trauma niet te verjagen via woorden, maar op een andere, fysieke manier.”

Gillian Anderson en Jason Isaacs in ‘The Salt Path’.

Oordelen

De film gaat niet erg diep in op de redenen waarom Raynor en Moth dakloos werden. Dat doet ze bewust niet, vertelt Elliott. „Wat mij raakte in het verhaal, was dat je het gevoel krijgt dat het iedereen kan overkomen. Ze behoorden tot de middenklasse, deden het vrij goed, woonden in een vrij schattig huis, hadden twee kinderen op de universiteit. En toch belandden ze in deze hachelijke situatie. Ik heb mensen ontmoet die het boek hebben gelezen en snel een oordeel klaar hadden en zeiden: ‘Waarom lieten ze dit gebeuren?’” Deze houding – waarbij de schuld van dakloosheid bij degenen zonder vaste verblijfplaats wordt gelegd – is volgens de regisseur een manier hoe mensen dakloosheid wegzetten als iets wat niets met hen te maken heeft. Zelf wilde ze vooral focussen op hóé Raynor en Moth omgaan met hun situatie.

The Salt Path is gebaseerd op de memoires van Raynor Winn, een vrouw van middelbare leeftijd. Die zag je tot een paar jaar geleden zelden in een dragende filmrol en al helemaal niet als ze volstrekt niet-glamoureus zijn, zoals hier. Gillian Anderson speelt Raynor ongewassen, verbrand en met een uitgroei. Dit verhaal dankt zijn relevantie volgens Elliott juist aan de leeftijd van de hoofdpersonen. „Als ze twee twintigers zouden zijn geweest, was het niet interessant: er zijn zo veel mensen die het South West Coastpad bewandelen. Het gaat om de situatie waarin Raynor zit: ze had geen huis, geen inkomen, waarschijnlijk binnenkort geen man meer en geen enkele kans om een baan te vinden vanwege haar leeftijd. Ze voelde zich een nobody, een wegwerpobject. Ik denk dat heel veel vrouwen dit gevoel hebben. Wat ik zo onvoorstelbaar aan Raynor vind, is dat ze zo staalhard en ondernemend bleef, hoewel de wereld zei dat ze onzichtbaar en onbruikbaar is.”

Zowel de regisseur als de acteurs spraken ter voorbereiding een paar keer met de echte Raynor en Moth. Het zorgde er mede voor dat Jason Isaacs en Gillian Anderson terughoudend zijn om te praten over zware momenten tijdens de opnames langs de zuidwestkust van Engeland, zoals de openingsscène waarin we zien hoe de tent van Raynor en Moth volloopt met ijskoud water. Anderson: „Bij producties zoals deze verander je tussen scènes door van kleding, spring je even achter een verwarming of ga je terug naar je hotel. Een totaal andere ervaring dan die van hen. Als zij doorweekt waren of het ijskoud hadden, bleven ze koud en hadden ze bovendien honger. Dus ja, sommige scènes waren wat ongemakkelijk, maar aan het einde van de dag hadden wij een dak boven ons hoofd en eten in onze buik.” Isaacs: „Sommige dagen waren fysiek uitputtend. Maar tijdens het filmen dacht ik al: ik ga hier nooit over klagen in interviews.”

De acteurs Gillian Anderson en Jason Isaacs als Raynor en Moth Winn in ‘The Salt Path’.


Wie vijf kilometer per uur loopt, wordt als vanzelf gedwongen tot reflectie

Filmmakers houden van personages die slenteren, kuieren, flaneren of wandelen, al was het maar omdat van A naar B gaan structuur geeft aan een verhaal. Mensen die zich voortbewegen geven dynamiek aan je film én de mogelijkheid visueel uit te pakken met prachtige landschappen of desolate stadsgezichten.

Naast de fysieke verplaatsing heeft reizen altijd een spirituele dimensie, de reiziger komt onderweg tot inzichten. Dit gebeurt al in de road movie, die vooral over deze mentale reis gaat. In de wandelfilm, zoals deze week The Salt Path, staat die diepe reflectie zelfs voorop. Dat heeft met tempo te maken. Wie vijf kilometer per uur loopt, wordt als vanzelf gedwongen tot reflectie en het beschouwen van je omgeving.

De laatste jaren worden er veel wandelfilms gemaakt waarvan het merendeel middelmatig is, denk The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry (2023). Wat zijn de voorwaarden voor een goede wandelfilm? Het antwoord is relatief simpel. De maker dient onderweg een aantal thema’s aan te stippen.

In ‘Cléo de 5 à 7’ in Parijs 1961 van Agnès Varda slentert actrice Corinne Marchand als Cléo twee uur door Parijs, in afwachting van het antwoord op de vraag of ze al dan niet ongeneeslijk ziek is.
Foto Alain Adler/Roger-Viollet

1Pijn/trauma

In Cléo de 5 à 7 (Agnès Varda, 1961) slentert Cléo twee uur door Parijs, in afwachting van het antwoord op de vraag of ze al dan niet ongeneeslijk ziek is. Net als in wandelfilm Wild (2014) begint de reis in The Salth Path vanuit een traumatische gebeurtenis. In Wild gaat de hoofdpersoon de Pacific Crest Trail lopen om in het reine te komen met de vroege dood van haar moeder. In The Salt Path raakt het echtpaar Raynor en Moth hun huis kwijt, bovendien wordt Moth gediagnosticeerd met een terminale hersenziekte Hij sleept met zijn been, wat de wandeltocht langs het South West Coast Path extra compliceert. Desondanks vermijdt The Salth Path sentimentaliteit, mede dankzij de nuchtere personages die sterk worden neergezet door Gillian Anderson en Jason Isaacs.

Reese Witherspoon in ‘Wild’.
Foto Anne Marie Fox

2Tegenslag

De tocht die ondernomen wordt, moet niet van een leien dakje gaan. Er moeten ontberingen zijn. Niet voor niets heeft wandelen iets religieus, van pelgrimages tot de 14 staties van Jezus op weg naar zijn kruisiging. In de openingsscène van The Salt Path dreigt de tent van Ray en Moth weg te spoelen als het vloed wordt. De verplaatsing van de tent wordt bovendien bemoeilijkt door noodweer. Dit soort tegenslag geeft drama aan wandelfilms en dient overwonnen te worden.

3Ontmoetingen

In wandelfilms moeten de hoofdrolspelers tijdens de tocht vol ontberingen twee types tegenkomen. In The Salt Path zijn dit enerzijds oude bromberen die het echtpaar toebijten dat ze op een plek staan waar ze niet mogen kamperen. Anderzijds hoort de wandelaar inspirerende mensen te ontmoeten, mensen die de reiziger bevestigen in vooral hun spirituele zoektocht. In The Salt Path is dat de vrouw die vindt dat Ray en Moth ‘gezouten’ zijn: een met de natuur.

4Natuurlyriek

In haar essaybundel Wanderlust haalt Rebecca Solnit een keur aan figuren aan voor wie wandelen gelijk staat aan denken of creativiteit. Zo schrijft ze ook over de dichter William Wordsworth, die met zijn zus door het Engelse Lake District wandelt. Onderweg maken ze graag een omweg om prachtige watervallen te bewonderen.

Die romantiek en zoektocht naar het Sublieme zit ook in goede wandelfilms. Het landschap mag in al zijn pracht en praal getoond worden. In Wild gebeurt dit meermaals om te benadrukken hoe nietig de mens is. In The Salt Path is die schoonheid vaak ruig, met glibberige paden, regen en mist. Ook zit de schoonheid in details, zoals opnames van vogels die boven het pad cirkelen en het echtpaar lijken te volgen. Andersom mag ook: in de Nederlandse wandelfilm Boven de bergen (Digna Sinke, 1992), die over het beroemde Pieterpad voert, passeren de wandelaars enkele lelijke, typisch Nederlandse dorpjes, een contrast met de mystieke ervaring die hun wacht als ze aankomen in de Limburgse heuvels.

Het is daarbij zaak mooifilmerij te vermijden, de grote valkuil van de wandelfilm. In The Salt Path zit een prettige balans, claustrofobische opnamen van het echtpaar in hun krappe tentje worden afgewisseld met fraaie landschappen. Maar dan wel natuurschoon met uitdagingen – steile paden, gladde stenen – voor iemand die mank loopt, zoals Moth.

‘La notte’ uit 1961 van de Italiaanse regisseur Michelangelo Antonioni met een van elkaar vervreemd echtpaar, gespeeld door de Italiaan Marcello Mastroianni en Française Jeanne Moreau.
Foto Kappa

5Loutering

Na diverse ontberingen en tegenslagen komt altijd een moment van loutering. Personages krijgen een epifanie, een moment van diep inzicht in hun (innerlijke) levens. Dat kan negatief zijn, zoals de afsluitende wandeling van het van elkaar vervreemde echtpaar in Antonioni’s La notte (1961), waarbij ze ver uit elkaar over het gazon lopen. Maar meestal is het positief, zoals in Before Sunrise, waarin de hoofdpersonen na een nacht kuieren door Wenen beseffen dat zij verliefd zijn. The Salt Path is ook louterend: geluk is niet afhankelijk van materiële zaken. Als dit inzicht indaalt, zijn Ray en Moth voorgoed thuisgekomen.


Dodental na zware explosie in Iraanse haven loopt op tot 70, nablussen zal nog weken duren

Door de grote explosie van afgelopen zaterdag in de Iraanse haven van Shahid Rajaee zijn inmiddels zeventig mensen overleden en meer dan 1.200 mensen gewond geraakt. Dat melden internationale persbureaus. De brandweer slaagde er maandagavond in het vuur gedeeltelijk onder controle te krijgen, maar het nablussen zal nog zeker twee tot drie weken duren, melden autoriteiten.

Ook het verwijderen van alle containers kan nog zeker twee weken in beslag nemen en mogelijk loopt het dodental in die periode op. Volgens de staatstelevisie zijn ongeveer 22 mensen nog vermist en hebben de autoriteiten 22 andere lichamen nog niet kunnen identificeren.

Over de oorzaak van de explosie bestaat nog altijd geen zekerheid. Volgens de Iraanse autoriteiten is de ramp het gevolg van „niet-naleving van veiligheidsprincipes”, maar er moet nog onderzoek gedaan worden om de exacte oorzaak vast te stellen. Er is wel een aantal mensen gearresteerd voor mogelijke betrokkenheid of nalatigheid. De gouverneur van de provincie Hormozgan sluit sabotage uit. „Die hypothese is ongegrond”, verklaarde hij maandagavond op de staatstelevisie.

Oorzaak onzeker

Shahid Rajaee, gelegen aan de Straat van Hormuz, is een van de grootste en belangrijkste havens van Iran. De explosie zou tientallen kilometers verderop te horen zijn geweest. De brand brak vermoedelijk uit in een containeropslag waar gevaarlijke en chemische stoffen opgeslagen zouden zijn. De containers vlogen daarop in brand.

Volgens reddingsdiensten is het volledig blussen van de brand een langdurig proces. „De containers moeten een voor een geopend, geïnspecteerd en met water gekoeld worden”, aldus een woordvoerder van de brandweer, geciteerd door persbureau Ilna. De lokale autoriteiten hebben weer de controle over de rampplek.


Meer geld stoppen in defensie? Ja, maar er zijn voorwaarden, zeggen banken, pensioenfondsen en verzekeraars

Europa wil meer drones en tanks, nieuwe schepen, een sterkere verdediging tegen cyberaanvallen. Maar wie financiert de daarvoor vereiste uitbreiding van de Europese defensie-industrie? Daarvoor kijken politici al snel naar pensioenfondsen, verzekeraars en banken. Zij hebben miljarden om te beleggen en uit te lenen. Die miljarden kunnen de defensiebedrijven goed gebruiken.

Maar zo makkelijk gaat dat niet, blijkt uit een rondgang langs financiële instellingen. Alle financiers beginnen over voorwaarden, waarborgen, drempels en rode lijnen. Zomaar een cheque uitschrijven voor bedrijven die wapens en ander defensie-materiaal maken – dat zit er niet in.

De vier drempels van de financiële sector:

Drempel 1: Financiers die niet zouden willen

Vragen over beleggingen en investeringen in de defensie-industrie zijn niet nieuw. Sinds de inval van Rusland in Oekraïne is versterking van de Europese defensie nadrukkelijk al een issue – dus ook al voor president Donald Trump de levering van Amerikaanse wapens aan Europa onzekerder maakte. Daarbij gaat het er vooral over dat de bijdrage van de financiële instellingen te laag zou zijn.

Zo riep in 2022 een Kamermeerderheid pensioenfondsen op meer te investeren in de defensie-industrie. In 2023 was Ron Bauer, toen hoogste militair van de NAVO, zeer kritisch. Banken zouden te weinig leningen verstrekken aan defensiebedrijven, en van de ethische bezwaren van een pensioenfonds tegen beleggen in defensie kreeg hij „kortsluiting”, vertelde hij Het Financieele Dagblad. Ook Kajsa Ollongren (D66), minister van Defensie in het vorige kabinet, was begin 2024 kritisch op investeerders. „Wil je onderdeel zijn van het probleem of van de oplossing?”, beet zij op nieuwszender BNR specifiek pensioenfondsen toe.

De grote pensioenfondsen, verzekeraars en banken die NRC sprak, zeggen zich niet te herkennen in het beeld dat zij beleggen en investeren in wapenproductie en andere defensie-industrie uit de weg gaan. Ook vredes-ngo PAX, die financiers vaak kritisch benadert over hun beleid jegens defensiebedrijven, ziet dat het gros van de financiële partijen altijd wel in de wapenindustrie heeft geïnvesteerd. Alleen principieel-ethisch uitgesproken partijen als de banken ASN en Triodos, en tot voor kort verzekeraar ASR, verkochten altijd echt nee, stelt PAX.

We financieren bedrijven in de defensie-industrie. Dat deden we, dat doen we en dat blijven we doen

ABN Amro

„We financieren bedrijven in de defensie-industrie. Dat deden we, dat doen we en dat blijven we doen”, verklaart ABN Amro. Ook ING is bereid: „We kunnen al aan een aanzienlijk deel van de vraag van Europese defensie-industrie naar financiering voldoen.” Ambtenarenpensioenfonds ABP zegt „al lang” in wapenbedrijven te beleggen „en daar nooit mee te zijn gestopt”, aldus een zegsvrouw van het fonds waar ook Nederlandse militairen onder vallen.

De loketten waren dus altijd wel open, maar feit is wel dat er nu bereidheid is tot méér financiering voor defensie dan voorheen. Afgelopen najaar presenteerde het Verbond van Verzekeraars zelfs een paper met als doel beleggingen in defensie aan te jagen. En verzekeraar ASR, die tot december alle wapenbeleggingen uitsloot, heeft het beleid gewijzigd en sindsdien 50 tot 100 miljoen euro rechtstreeks geleend aan Nederlandse defensiebedrijven.

Lees ook

Defensie-industrie blijft groeien, maar kampt ook met problemen

Wapenbeurs in Ahoy (Rotterdam), november 2024.

Drempel 2: De vraag naar financiering is er (nog) niet

Goed, de bereidheid is kennelijk gegegroeid, gezien de geopolitieke spanningen. Maar waarom komt dat kapitaal dan nog slechts mondjesmaat vrij?

Het is hier essentieel onderscheid te maken in manieren waarop financiële instellingen geld in ‘defensie’ kunnen steken. De ‘makkelijkste’ manier is meer beleggen in openbaar genoteerde defensiebedrijven. Het meeste geld van pensioenfondsen en verzekeraars gaat al naar beursgenoteerde bedrijven; wat meer beleggen in defensiebedrijven is dan toch niet zo moeilijk?

Pensioenfonds ABP wijst er echter op dat meer beleggen in grote defensiebedrijven niet veel bijdraagt aan verhoging van de productiecapaciteit. „Die neemt niet zomaar toe als er meer belangstellenden zijn voor reeds uitgegeven aandelen door bedrijven actief in de defensie-industrie.”

Hoe neemt die capaciteit wel toe? Door uitbreiding van productielijnen. Daar kunnen financials bij helpen, door directere vormen van bedrijfsfinanciering, zoals verstrekking van (bank)leningen en het kopen van bedrijfsobligaties – of helpen bij de uitgifte daarvan.

Maar, zeggen de financiële instellingen, hiervoor kloppen defensiebedrijven nog niet vaak aan. En dat is gek, want in Nederland verwachten die bedrijven wel groei, blijkt uit onderzoek dat Berenschot vorig jaar deed in opdracht van het ministerie van Defensie. Het adviesbureau bracht de knelpunten in kaart voor verdere groei van de circa duizend bedrijven die de Nederlandse defensiesector vormen.

Uit dit onderzoek blijkt dat 70 procent van de onderzochte bedrijven omzetgroei verwacht, 36 procent zelfs 10 procent of meer. Maar ook blijkt dat driekwart van de bedrijven in 2023 geen nieuwe financiering voor defensieactiviteiten heeft aangetrokken. Deels komt dat doordat defensiebedrijven zelf intern financiering kunnen regelen – denk aan grote bedrijven als Airbus en Thales. Maar voor een ander deel zit dat in de omzetonzekerheid – veroorzaakt door de volgende drempel.

Drempel 3: Bedrijven missen langetermijncontracten

Hoe kan het dat er wel groei wordt verwacht, maar er weinig vraag is naar financiering van die groei? Berenschot schrijft dat toe aan de contractonzekerheid van defensiebedrijven – in een deze maand verschenen rapport heeft het adviesbureau het over gewenste „langetermijnzekerheid en grotere orders”. Ook de financiers die NRC sprak, brengen dit te berde. Een investering in een nieuwe fabriek of productielijn kan alleen uit als die extra capaciteit meerdere jaren gebruik wordt. Is die zekerheid er niet, dan durft een bedrijf – en dat geldt niet alleen in de defensiesector – de uitbreiding niet aan. En dan vraagt het ook geen nieuwe lening aan.

De defensiecultuur is natuurlijk alleen maar inkrimpen en bezuinigen geweest.

Eric Uijen
bestuursvoorzitter PME

En al zou een defensiebedrijf de gok willen wagen, dan verstrekt de financier die lening nog niet. Zonder zekerheid over contracten is er te veel risico dat de rentelasten het bedrijf te veel worden, of dat de lening niet wordt terugbetaald.

Die langdurige contracten moeten komen van de partij die in Nederland het monopolie heeft op geweld: de Nederlandse staat. Bestuursvoorzitter Bianca Tetteroo van Achmea wees daar in maart op bij de presentatie van de jaarcijfers: „We hebben een meerjarige visie nodig van de overheid. Want bedrijven gaan niet investeren als ze geen goedgevulde orderportefeuille hebben, en daarvoor hebben we consistent overheidsbeleid nodig.”

Het ABP bevestigt dat: „Als het gaat om opschalen, draait het bij bedrijven uit de defensie-industrie vooral om een goedgevuld, langlopend en meerjarig orderboek en een consistent investeringsbeleid van overheden.”

In Den Haag (en Brussel) denken beleidsmakers hard na hoe defensiebedrijven die contractzekerheid te geven is – om zo kapitaalverschaffers in beweging te krijgen. De overheid beseft dat zij hier een grote rol in heeft, blijkt ook uit een in maartgepubliceerd stuk van de Taskforce Productiezekerheid van het ministerie van Defensie. Die noemt „langetermijnvraag en concrete commitments” een „primair knelpunt” voor opschaling.

De taskforce – een team reserveofficieren met ervaring in het bedrijfsleven – wijst er wel op dat dit een enorme omschakeling is voor ministerie en defensiebedrijven. De afgelopen dertig jaar is immers vooral bezuinigd.

Pensioenfonds PME, waar veel van de bedrijven uit de defensie-industrie bij aangesloten zijn, ziet dat ook. Uitvoerend bestuursvoorzitter Eric Uijen: „De cultuur is natuurlijk alleen maar inkrimpen en bezuinigen geweest.”

Dat proces van ‘omkeren’ duurt volgens hem nog wel even. „Er moet een nieuw plan komen, je kan niet zomaar heropbouwen en contracten uitdelen. Je hebt andere systemen nodig, andere capaciteiten, andere kennis en kunde. Omdat de dreiging nu anders is dan in de Koude Oorlog: meer cyberdreiging. Je hebt een nieuwe krijgsmacht niet in een paar jaar weer opgebouwd, dat duurt zeker tien jaar.”

En dus kan het ook nog jaren duren voordat bedrijven bij financiers aankloppen voor concrete uitbreiding.

Drempel 4: Wapens zijn risicovol – ook voor de financier

En dan is er nog die ‘kortsluiting’ van oud-generaal Bauer over ethische bezwaren. Die vormen voor financiers wel een belangrijke punt: zij moeten – van toezichthouders, en om hun reputatie te beschermen – verantwoord beleggen en verantwoord leningen verstrekken.

Daarom stellen ze te financieren bedrijven ook niet-financiële voorwaarden. Want, zoals het Verbond van Verzekeraars in zijn paper schreef: „De defensie-industrie [brengt] een verhoogd risico op mensenrechtenschendingen met zich mee.” ING omschrijft investeren in defensie als het vinden van een „evenwicht tussen behoefte aan defensiematerieel en de wens om burgers geen schade te berokkenen”.

Financiers hanteren daarom een ‘uitsluitingenbeleid’, allemaal min of meer langs dezelfde lijn: geen anti-persoonsmijnen, geen clusterwapens, geen chemische en biologische wapens en, in sommige gevallen, geen kernwapens. Bedrijven die betrokken zijn bij ontwikkeling, productie of onderhoud van dit soort controversiële wapens zijn uitgesloten van financiering en als belegging.

Daar komt bij dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen gehouden zijn aan sanctielijsten, en sowieso willen voorkomen dat wapens waarvan zij de productie mede mogelijk hebben gemaakt, worden gebruikt bij schending van mensenrechten. Tetteroo van Achmea: „Waar komen de wapens terecht? Het is van belang daar waarborgen voor te hebben.”

Die ethische voorbehouden hebben gevolgen voor de toegang van de defensie-industrie tot financiering. In het Berenschot-onderzoek zei 17 procent van de Nederlandse defensiebedrijven bij financiers uitsluiting te hebben ondervonden.

Veel grote defensiebedrijven staan op uitsluitingslijsten van financiers omdat ze óók controversiële wapens maken. Zo prijken op de lijst waarin ABP niet belegt concerns als Airbus, BAE Systems, Dassault en Thales, omdat ze betrokken zijn bij de productie van nucleaire wapens. PME sluit zelfs het Amerikaanse Walmart uit, omdat de supermarktketen wapens aan burgers verkoopt. Alleen overheden mogen wapens kopen, vindt het pensioenfonds.

Het is voor financiers soms moeilijk om te bepalen of defensiebedrijven aan ‘de goede kant’ staan. Wapenhandel en defensie-industrie zijn niet erg transparant, vinden ze. Er zijn weinig openbare bronnen om uit te vinden waar wapens precies naartoe gaan. Verzekeraar ASR steekt vanwege die troebelheid voorlopig alleen geld in Nederlandse bedrijven.

Daan Spaargaren, strateeg verantwoord beleggen van PME: „Dat is het ingewikkelde met oorlog: het wordt al snel mistig. Vaak hoor je als financier alleen de eerste afnemer. Maar wat als die wapens worden gekocht – of veroverd – door partijen waarmee je als pensioenfonds niks te maken wilt hebben?”

Vredesorganisatie PAX, door het Verbond van Verzekeraars om input gevraagd bij het plan meer te beleggen in de wapensector, vindt de oproep aan financiële bedrijven en organisaties om meer geld in defensie te steken verkeerd geadresseerd. Beter was geweest de wapenfabrikanten aan te spreken, zegt Cor Oudes, projectmanager humanitaire ontwapening van PAX. „Daar zit eigenlijk het probleem. Die financiële sector heeft de wapensector heel lang gewoon een spiegel voorgehouden: ‘wij hebben mensenrechtenbeleid, daar willen we ons aan houden’. En die wapenindustrie kijkt in die spiegel, en die ziet dan alleen dat ze geen financiering krijgen.”

PAX hoopt dat de grotere interesse van financials in defensie fabrikanten dwingt tot meer transparantie en beter mensenrechtenbeleid. „Meer financiering nodig? Dan kun je klagen over rode lijnen. Of je kunt je best doen die niet te overschrijden.”


Lichamen Mexicaanse activist en echtgenoot na maanden gevonden

„Sandra is thuis, maar niet zoals we droomden”, bevestigde Kisha Domínguez maandag tegenover de Spaanse krant El País de dood van haar zus Sandra Estéfana Domínguez Martínez, een Mexicaanse mensenrechtenactivist die bijna zeven maanden werd vermist.

Het Openbaar Ministerie van de zuidelijke staat Oaxaca vond op 24 april de lichamen van de 38-jarige Domínguez en haar man Alexander Hernández in twee graven in een gebouw in de aangrenzende staat Veracruz. Het stel werd sinds 4 oktober vermist en werd slachtoffer van „een regionale criminele cel”, concludeert het OM.

Haar familie vindt dat de autoriteiten de zaak niet goed hebben onderzocht. De verdwijning van Domínguez en haar man volgde op langdurige bedreigingen. Domínguez had onthuld dat overheidsfunctionarissen in Oaxaca in Whatsapp-groepen discriminerende en seksistische berichten over inheemse vrouwen deelden, net als foto’s van naakte vrouwen, zonder toestemming. De lokale politicus Humberto Santos trok zich in 2021 terug als kandidaat voor het congres van de staat Oaxaca, nadat bleek dat hij een Whatsapp-groep had aangemaakt waarin hij het delen van intieme foto’s van inheemse vrouwen aanmoedigde.

Vrouwenrechten

Het activisme van Domínguez begon in 2009. Toen er op haar universiteit een golf berovingen plaatsvond, profileerde ze zich als studentenleider. Ze maakte zich ook hard voor het inheemse volk Mixe, waar ze zelf ook van afstamde. Maar ze werd regionaal vooral bekend omdat ze als advocaat vrouwen verdedigde in zaken rond verdwijningen, femicide, en huiselijk en digitaal geweld, met als hoogtepunt haar onthullingen over de seksistische Whatsapp-groepen binnen de regionale overheid.

Opkomen voor mensenrechten is in het door bendegeweld en verdwijningen geteisterde Mexico niet zonder risico. 125.000 mensen staan in het Latijns-Amerikaanse land alleen al geregistreerd als vermist. Ook – vaak dodelijk – geweld tegen vrouwen is wijdverbreid. Een collega die Domínguez van jongs af aan kende, typeerde haar in november in El País als iemand die nooit toegaf aan angst en bedreigingen altijd deelde met collega’s, behalve in de weken voor haar verdwijning.

Lees ook

Na ontdekking van een ‘vernietigingskamp’ van een drugskartel zoekt Mexico weer even naar zijn vele vermisten

Een forensisch onderzoeker op de afgezette ranch in de Mexicaanse deelstaat Jalisco, waar een drugskartel vermoedelijk honderden burgers vermoordde.

Intimidaties

De bedreigingen tegen Domínguez begonnen in 2023 nadat zij opnieuw een seksistische groepsapp binnen het regiobestuur blootlegde. Ze richtte haar pijlen onder meer op de hoge ambtenaar Donato Vargas, die ook al bij de eerdere appgroep betrokken was geweest. De activist begon volgens El País intimiderende telefoontjes te krijgen en ook haar collega’s werden lastiggevallen. Ze zouden onder meer berichten hebben gekregen waaruit bleek dat de afzender wist waar zij zich bevonden. Met succes: Domínguez nam afstand van haar omgeving en reageerde niet meer op collega’s. „Ze hebben haar het zwijgen opgelegd”, zei een anonieme bron tegen El País.

Het regiobestuur ontkende na de verdwijning in een persconferentie dat de ambtenaar Vargas er iets mee te maken zou hebben. Ondanks veelvuldig aandringen van de familie weigerden de autoriteiten aanvankelijk een mogelijke link tussen het activisme van Domínguez en haar verdwijning te onderzoeken. Later zeiden ze dat „alle onderzoekslijnen” openstonden.

Met onder meer sit-ins bleef de familie de druk opvoeren om werk te maken van het onderzoek naar de verdwijning. Sandra’s zus Kisha verklaarde in november dat ook de familie meermaals was geïntimideerd door in het zwart geklede personen op motoren, die zouden hebben gedreigd dat de zoektocht naar Domínguez werd gestaakt. Volgens de collega wilde het regiobestuur haar niet vinden, „omdat dan alle duistere aspecten van deze zaak aan het licht zouden komen”.

Volgens het OM wijst onderzoek maandag naar leden van criminele cellen in de staat Veracruz, „precies de onderzoekslijnen die vanaf het begin zijn uitgezet”. Eerder werd de auto van het stel al leeg aangetroffen en werd een man gearresteerd die de telefoon van Domínguez bij zich had. Inmiddels is ook een vrouw gearresteerd.

De familie blijft vooral teleurgesteld in de autoriteiten achter en spreekt maandag van een „pijnlijke en krachtige weerspiegeling van de realiteit” in Mexico.


Terugkeerstichting voor asielzoekers opgeheven, terwijl subsidies worden onderzocht

De stichting Goedwerk, die afgewezen asielzoekers laat terugkeren naar hun land van herkomst, heeft zichzelf opgeheven. Er loopt een onderzoek van het ministerie van Asiel en Migratie naar de besteding van subsidies door de Amsterdamse terugkeerorganisatie, schrijft het ministerie na vragen van NRC.

Tot de opheffing begin deze maand werd Goedwerk door de overheid betaald om afgewezen asielzoekers terug te laten keren naar hun land van herkomst. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), onderdeel van het ministerie van Asiel en Migratie, huurt hiervoor een aantal niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) in. Goedwerk ontving 900.000 euro (voor twee jaar) van de DT&V, en jaarlijks een half miljoen euro van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. Voor dit geld voerde de stichting gesprekken met honderden vreemdelingen over de mogelijkheden van ‘vrijwillig vertrek’ – en hielp ze daarbij.

NRC onthulde in augustus dat migranten door Goedwerk soms onder druk werden gezet om terug te keren, of werden verleid met leningen die zij zouden ontvangen in hun land van herkomst. Goedwerk-oprichter Elias Brhane, ondernemer in Amsterdam, zou hen geld lenen uit eigen zak. NRC sprak terugkeerders die zeiden dat beloften niet werden nagekomen.

Vorig jaar keerden zestien personen terug via Goedwerk

Na de publicatie zag het ministerie „aanleiding” om „nader onderzoek” in te stellen naar de verstrekte subsidies aan Goedwerk, zegt een woordvoerder. In november vorig jaar besloot het ministerie de vooruitbetaling van de subsidie stop te zetten. Ondanks het opheffen van Goedwerk gaat het onderzoek volgens het ministerie door, om te achterhalen of aan de subsidievoorwaarden is voldaan.

Goedwerk zegt dat er afgelopen november een „controle” is geweest, maar dat er geen onderzoek plaatsvindt naar „de bevindingen”. „Tijdens de controle heeft Goedwerk aan de DT&V te kennen gegeven dat het aantal terugkeerders sterk is teruggelopen.” Omdat het aantal terugkeerders bleef afnemen, zou Goedwerk het project hebben gestopt.

‘Gemene streek’

Goedwerk speelde een belangrijke rol in het terugkeerbeleid. Het richtte zich nadrukkelijk op ‘lastige gevallen’ die niet wilden vertrekken en veelal niet kunnen worden uitgezet door de overheid. Daarvoor werkte de stichting nauw samen met de DT&V, die asielzoekers gedwongen kan uitzetten. Dat leidde tot spanningen. Zo betichtte Elias Brhane de overheidsdienst van het leveren van een „gemene streek” met een uitgezette vreemdeling. „Sommige regievoerders van de DT&V zijn niet te vertrouwen”, zei hij vorig jaar tegen NRC. Brhane doelde op een man die nog door Goedwerk werd begeleid, maar plots zonder waarschuwing werd opgepakt en uitgezet naar Marokko.

Op basis van de verkregen subsidie van de DT&V zou Goedwerk minimaal honderd vreemdelingen moeten laten terugkeren. In plaats daarvan keerden vorig jaar zestien personen terug via Goedwerk. „Een stuk minder” dan in voorgaande jaren, schrijft de stichting in haar jaarverslag, zonder er een verklaring voor te geven. „De redenen waarom mensen er voor kiezen om wel of niet terug te keren, blijven altijd ontzettend persoonlijk”, aldus het jaarverslag.

Voor de gemeenten Rotterdam, Amsterdam en Eindhoven begeleidde Goedwerk de terugkeer van mensen vanuit de opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers – bekend als de ‘bed-bad-broodregeling’. Daar bereikte Goedwerk vorig jaar nog minder resultaat: van de 85 mensen die Goedwerk begeleidde, keerden er 5 daadwerkelijk terug.

In totaal vertrokken vorig jaar 3.200 vreemdelingen vrijwillig uit Nederland, en werden er 2.700 gedwongen uitgezet.

Lees ook

Ondernemers lopen binnen door uitbuiting van arbeidsmigranten op asielschepen

Asielboten van het Leger des Heils en het COA aan de Rijnkade in Arnhem.


Het onweerstaanbare ‘De Sitcom’ is een gelaagde ode aan de oppervlakkigheid

Het podium is ingericht als een opname-set voor een tv-serie: met een techniektafel, een rijdende camera en een triplex kamerwand met maar liefst vier deuren. In De Sitcom van het Vlaamse gezelschap De Hoe is dit het decor voor de opnames van het tweede seizoen van een sitcom, acht jaar na het eerste seizoen.

Wat er wordt opgevoerd, is allesbehalve een reguliere sitcom. Alles wat op het podium gebeurt, zowel voor als achter de schermen, wordt opgenomen, en is materiaal. Wat sitcom is en wat documentaire over het maken van de sitcom wordt nooit duidelijk, want de regisseurs maken geen onderscheid.

Acteurs Ans Van den Eede, Greg Timmermans, Natali Broods en Peter Van den Eede spelen voortdurend zichzelf, onder eigen naam, net als de crew. Daarnaast worden er eerder opgenomen documentairebeelden vertoond (op de houten kamerwand), waarin de acteurs thuis zijn. Die huiselijke omgeving heeft de suggestie van echtheid, maar alles is spel in deze doldwaze en supergrappige meta-satire op tv-maken, een ironische ode aan de oppervlakkigheid.

Wie niks snapt van het idee dat de werkelijkheden van toneel, tv-opnames en documentaire door elkaar lopen, is de gastacteur. Matteo Simoni speelt de bekende filmacteur die hij is, en die eindelijk een keer „de diepte” in kan bij het toneel, zegt hij, weg van „de oppervlakkigheid van film”. Steeds als hij in gesprek gaat over zijn gebrek aan tekst, want hij mag alleen van de zijkant toekijken, roept de regie na een paar minuten „cut”. Was er een scène, vraagt hij zich vertwijfeld af. En als hem dat wordt uitgelegd, klinkt er even later weer een „cut” en wordt hij opnieuw gefeliciteerd met zijn inbreng.

Agressieve verveling

Simoni speelt zijn ongemak erg geestig uit. Hilarisch is het als Peter Van den Eede tegen hem zegt dat hij zo te zien echt niet begrijpt wat er gebeurt: „Want anders was die verbazing wel erg goed gespeeld.”

Wat er zich afspeelt in de sitcom en tussen de acteurs, is deels van een stereotiepe niksigheid. Het gaat wel over liefde, geld, status, ambities, dromen, maar alles wordt afgeraffeld in korte dialogen, die op een grappige manier bewust aan de oppervlakte blijven. Zoals bij de scheiding tussen Ans en Greg. Greg spartelt nog tegen, maar Ans vertrouwt Natali toe dat haar „een agressieve verveling” overvalt als Greg drie zinnen zegt. Bijna-veertiger Ans tracht vergeefs te flirten met de 22-jarige regisseur Kes Bakker, die haar voorspiegelt dat hij een polyamoureuze verhouding heeft met de vrouwelijke crewleden.

Natali introduceert haar filosofie van „thingfullness”, uitgedrukt in een obsessie met dure handtassen, haar „spirituele compagnons de route”. Alles wat we hebben is oppervlakte, zegt ze, en zich overgeven aan dat inzicht werkt troostend en zelfs empowerend.

Moment in ‘De Sitcom’ door De Hoe.

Foto Koen Broos

Ook Ans omarmt de oppervlakkigheid. Dat een vrouw haar gezin verlaat, is lichtzinnig, maar niet banaal, zegt ze, want „existentieel”, ja, zelfs „existentiële oppervlakkigheid”.

Dat (taal)spel met diepte en oppervlakte, met buiten- en binnenkant, met schijn en wezen, in een toneelstuk over televisie, is de licht filosofische verpakking van tweeënhalf uur komediespelen op het scherp van de snede. Peter Van den Eede worstelt bijvoorbeeld met zijn timing, volgens de anderen, en concludeert in gesprek met Greg dat zelfs nu hij als komiek wat minder grappig is, dat nog altijd om te lachen is. En iedereen zou ook lachen, als dat niet zo pijnlijk zou zijn, zegt hij. Daarin voelt hij zich misbegrepen. Want de tragiek van het pijnlijke is „de belangrijkste conditie waaruit humor moet ontstaan”. Waarop hij deze overweging afsluit met het haarfijn getimede, quasi-timide: „Misschien moet ik dat wat duidelijker maken aan de mensen?” Schitterend: van een moment van oprecht ogende twijfel draait hij moeiteloos naar zelfbewuste arrogantie.

Willem de Wolf, vast lid van De Hoe, staat jammer genoeg niet op het toneel. Met zijn ironisch-gedragen spel en teksten zorgt hij altijd voor een dankbaar tegenwicht aan de puur komische Peter Van den Eede en de dartele Natali Broods, zoals in de eveneens briljante vorige productie van De Hoe, Opening Night (mag die nog eens terugkomen?). Dit keer duikt De Wolf alleen op beeld op, in de auto, waarin hij peinst dat sitcoms alleen droevige personages zouden moeten bevatten, want de wereld draait om „pijn en verval”. Toch komt hij later alsnog tot het besef dat oppervlakkigheid „radicaal” is, en concludeert hij dat oppervlakkigheid „de nieuwe diepte” is. Met die laatste, onweerstaanbare taalsalto besluit deze onweerstaanbare voorstelling.


Wie waren de Nederlandse kampbewakers van Auschwitz?

We zijn gewend om naar de overlevenden van Auschwitz te luisteren, maar er werkten ook duizenden kampbewakers, onder wie tientallen Nederlanders. Wie waren zij? Journalist Stijn Reurs ontdekte dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog minstens 24 Nederlandse SS’ers betrokken waren bij de moord op één miljoen Joden in dit kampencomplex van de nazi’s. Onder wie negen vrouwen. Hij presenteert zijn vondsten in de tweedelige documentaire De Nederlandse Kampbewakers van Auschwitz. Eerder maakte hij hierover een podcast (2024) en een artikel in dagblad Trouw (2021).

Bijzonder is dat dit tweeluik wordt uitgebracht op Videoland, het videoplatform van RTL dat vooral amusement brengt. Wellicht past het in de ontwikkeling dat streamingsdiensten naar een breder aanbod streven dan vooral series en films, net als tv-zenders. Bovenal is het bijzonder is dat Reurs met vasthoudend onderzoek een paar ontbrekende puzzelstukken in het verhaal van de Sjoa heeft gevonden.

Makkelijk moet dat niet zijn geweest want de kampbewaarders verzwegen hun hele leven dat ze in Auschwitz hadden gediend, ook voor hun familie. Ze zijn nu overleden. We krijgen van hen doorgaans alleen een naam te horen, een foto te zien, plus een interviewtje met geschokte familieleden die van Reurs hebben gehoord wat hun ouders of grootouders in de oorlog deden. Tachtig jaar na de oorlog kiezen verschillende kinderen er nog steeds voor om geanonimiseerd in beeld te verschijnen – zo groot is de schaamte en het schuldgevoel.

Reurs loopt door Auschwitz om aan te wijzen waar de Nederlanders werkten: de garage, de keuken, maar ook bij de gaskamers en de Zwarte Muur waar 20.000 gevangenen werden doodgeschoten. Het grootste deel van de documentaire bestaat uit een algemeen verhaal over Auschwitz. Dat is jammer want dat is al vaak verteld. Reurs vertelt het met veel herhalingen, misschien om nog onwetende kijkers ter wille te zijn. Als inleiding op Auschwitz is dit ongetwijfeld een handige documentaire.

Journalist Stijn Reurs in de gaskamer van Auschwitz. Beeld Videoland

Der Holländer

Van een Nederlandse SS’er die bij de gaskamers werkte, ‘Der Holländer’, heeft Reurs de naam niet kunnen achterhalen. Wel zijn er diverse getuigenissen uit het Joodse Sonderkommando over hem. Wanneer er te weinig mensen waren om een gaskamer te vullen, schoot de Hollander ze dood bij de verbrandingsovens. Overlevende Jacob Gabbai vertelde eerder dat de Hollander („best aardig, een vriendelijke kerel”) aanwezig was bij een praatje met een jonge moeder met baby, ze was een Hongaarse zangeres, waarna hij zei: „Goed, we kunnen hier niet eeuwig blijven zitten”. Hij vroeg aan de vrouw hoe ze het wilde hebben: zij eerst of de baby eerst? Hierna schoot hij ze allebei dood.

Een goed deel van de documentaire gaat over het onderzoek van Reurs – ook weer met veel herhalingen. Hij vertelt dat hij veel boeken heeft gelezen en archieven heeft bezocht, hij vertelt wat een sensatie het voor hem was om iets nieuws te vinden, en hoe zeer hij van streek raakte van de gruwelijke verhalen. Het zo persoonlijk maken van een historisch verhaal is een beproefd middel om de kijker erbij te houden, maar voor de meer geïnteresseerde is het nodeloze vulling. Twee historici benadrukken in de documentaire dat Reurs belangrijk werk heeft gedaan. Vreemd, je kunt het werk toch voor zichzelf laten spreken?

Zo blijft dit tweeluik een lichte teleurstelling. We horen veel over Auschwitz en over het werk van Stijn Reurs, maar waar we voor kwamen – portretten van Nederlandse daders – daar krijgen we weinig van. Had Reurs zijn schaarse informatie niet kunnen aanvullen door te vertellen wat het algemene profiel van de bewakers was, wat hun motief was, of hoe het de bewakers voor en na de oorlog verging? Hoeveel belandde in de gevangenis en voor hoe lang? Wat deden ze daarna? Welke baan kies je nadat je in Auschwitz hebt gewerkt?

Van één vrouw vertelt hij dat wèl, althans op site van RTL Nieuws: de Utrechtse SS’er Jacoba Roelofs sloeg onder meer vrouwelijke nieuwkomers met een zweep de douche uit en naakt de kou in – soms bij min twintig graden. Zij zat tot 1953 in de gevangenis, later werkte ze voor Bureau Jeugdzorg.