De vriend belt meer dan vierentwintig uur na het overlijden van paus Franciscus; net is bekend geworden dat de kerkvorst begraven wordt op de dag dat het in Nederland Koningsdag is. Dat laatste weet hij weer eerder dan ik, de dagkoersen van het nieuws zijn een soort getijdengebed voor hem, als een journalist-monnik.
Zijn vraag: „Wat zou jij de regering nu adviseren? Koningsdag niet laten doorgaan? In plaats daarvan gaat de koning naar Rome, waar ook die andere staatshoofden zich verzamelen voor de uitvaart?”
Omdat het dilemma nieuw voor me is, val ik even stil, en gaat hij verder: „Je kunt toch niet gaan feesten en hossen terwijl de wereld rouwt in Rome?” De vriend, ik zeg het er even bij, is gelovig, maar niet-katholiek. Het Roomse clubgevoel komt hem niet aanwaaien.
Een dag later horen we wat de regering heeft besloten; Koningsdag begint een uurtje later, de koninklijke familie is aanwezig in Doetinchem en premier Schoof en minister Veldkamp reizen af naar Rome. Keurige polderoplossing, bijna als vroeger. Die beslissing verbaasde me niet, want ik had het zelf zo bedacht.
Allereerst is Willem-Alexander het staatshoofd der Nederlanden, dat is niet zijn baan maar zijn ambt en dus zijn eerste en belangrijkste verplichting. Het zou heel vreemd zijn als de jarige niet op zijn eigen partijtje verschijnt, terwijl het volk, in elk geval in naam, zijn feest viert. Bovendien, dat volk, dat wil wat. Stel het onwaarschijnlijke geval dat de koning had besloten Koningsdag een keertje over te slaan, dan wordt de mensen een volksfeest door de neus geboord. Je kunt je de woede voorstellen, een herhaling van Beatrix’ Kroningsdag in 1980, waarbij „geen woning, geen kroning” simpelweg wordt ingeruild voor „geen Pausnacht, maar Koningsdag”.
De familie Oranje-Nassau is van oudsher protestants, ze zijn het geloof ik aan hun stand verplicht. Wat mij opviel was dat juist verschillende protestantse denominaties, van zeer zwaar tot vrijzinnig, zo geheel gevrijwaard bleven van antipapisme, en voluit hun medeleven betuigden met het heengaan van de paus. Tegelijkertijd blijft die paus een verrukkelijk doelwit voor alles en iedereen die over ‘religie’ enkel kan verzinnen: „onzin, oplichterij, apekool” et cetera. Ik vrees dat een behoorlijk grote massa in Nederland het heel emancipatoir en diepzinnig vindt er zo smalend over te denken.
Het land van ‘functies’, ‘baantjes’, zelfs ‘functie elders’ wil iets wat minder windgevoelig is
De paus en de koning, beiden dienaren van hun volk, al heeft de paus flink wat meer zielen te bedienen. De monarchie is een erfelijk, en dus per definitie ondemocratisch instituut, dat zich nu al meer dan twee eeuwen als een raar hooggebergte verheft boven het egalitaire, Nederlandse landschap. Ingebed in de constitutie, blijkt die symboolwaarde van het koningschap toch belangrijk. Net toen we dachten dat we ‘al die overbodige troep’ de deur uit hadden gedaan, bleek dat juist op Koningsdag, op de vrijmarkt ‘die troep’ voor geld verkocht kon worden.
In het land van ‘functies’ en ‘baantjes’, zelfs van ‘functie elders’ bestaat er blijkbaar toch behoefte aan iets, wat minder windgevoelig is.
De nieuwe paus wordt dan wel gekozen, maar het aantal kiesgerechtigden is minimaal en de procedure volmaakt obscuur. Geen democratie die zo kan functioneren.
Kerkvorst en vorst: verouderde boeien in de zee, verankerde symbolen, die daar maar liggen te dobberen. Maar omdat ze zich niet zomaar laten meeslepen door de tijdgeest, is dat steeds meer van waarde.
We hadden er eigenlijk niet meer op gerekend maar we hebben een nieuw Koningslied. Donderdagavond presenteerden de zangeressen Merol en Elmer hun ‘Prinses Pil’ in de talkshow Bar Laat (NPO1). Ze gingen gekleed in roze en hemelsblauwe prinsessenjurken. Merol had een laatmiddeleeuws kapsel met twee torentjes op het hoofd. Cornettes heten die, of Venetiaanse hoorns.
Het vorige Koningslied verscheen in 2013 te ere van de troonsbestijging van koning Willem-Alexander. De kreupele lyriek ervan verenigde het volk in diepe hoon. De strofe „De dag die je wist dat zou komen” werd een staande uitdrukking. Merol wilde in haar Koningslied niet zingen over de voormalige ‘prins Pils’ maar over zijn dochters. Volgens de zangeres willen die uit hun ingesnoerde prinsessenleven breken om flink „naar de getver” te gaan. Ze willen „niet wuiven naar het volk, maar snuiven met het volk’’. Ze verlangen naar nachten vol roeswaar, ze willen worden „gevingerd in een Dixie”.
Met de lyriek zit het dit keer wel goed. Op een bedje van feestelijke electronica zingt Merol: „Prinses Pil, ik wil pillen slikken/Kutkasteel kan mijn billen likken/ Papa laat me gaan”. Elmer rapt erachteraan: „Toet toet/ Daar gaat mijn koets/ Ik heb blauw bloed/ en een rare hoed/ En ik kauw goed/ op die pil in mijn snoet”. Op Koningsnacht treden de twee merels op in het Concertgebouw.
In Uitvlucht (NPO3) volgt Max Terpstra ook jongeren die willen vluchten uit hun levens door zich te verliezen in drank en drugs. Of games, porno, een eetstoornis. Terpstra’s eigen gokverslaving was onderwerp van de reeks Verslaafd aan verliezen. Wellicht geeft hem dat een goede ingang bij de vijf jongeren die hij een jaar lang volgt. Heel bijzonder is deze reeks niet, de verhalen van verslaafden zijn vaak verteld op tv.
Een rotjeugd, psychische problemen – ze hebben allemaal een goede reden om de roes te zoeken. De autistische Donovan is net jarig geweest, wat hem confronteerde met zijn vergooide leven: „Ik haat mijn verjaardag. Dan denk ik: ik ben weer een jaar nutteloos geweest.”
Jonge verzorgers
De jongeren in de mooie realityserie Zorgen (NPO3) volgen een pad wat juist aantoonbaar nuttig is: ze beginnen aan een opleiding tot verpleegkundige. Zestien, zeventien jaar zijn deze MBO-leerlingen. Erg jong. Heilige engelen die zichzelf opofferen zijn ze beslist niet. En dat voelt verfrissend. In het klaslokaal zijn ze lacherig, dwars, ruw. Ze kankeren bloemrijk op het vroege opstaan, op de stank, op de onveiligheid – oude mensen kunnen schelden, slaan, je bij de borsten grijpen. Ze gruwen vooral van het wassen van de „billen en piemels”. Je houdt je hart vast als deze kinderen worden losgelaten op onze broze ouderen en zieken.
Maar dan komt de metamorfose: zodra ze aan de stage beginnen, ontpoppen de meesten zich tot kordate verzorgers die met liefde en plezier met de patiënten omgaan. Vooral bij Keyssy is de metamorfose opvallend. Op haar veertiende verloor ze haar moeder, sindsdien moet ze voor zichzelf zorgen. Dat gaat niet makkelijk: „Wedstrijd verloren, Kevin vast, dit betalen, dat betalen”. Ze is blijven zitten wegens te veel spijbelen („Ik had wat thuissituaties”) en straalt in de lessen grote tegenzin uit. Maar als ze in het tehuis is, met haar haren los, lijkt ze iemand anders. Gezegend is degene die Keyssy aan haar bed vindt.
De lange afdaling, ik weet het wel, zo gaan we allemaal, maar het is toch confronterend om de blote vervallen lijven in beeld te zien. Daardoor wordt de weerzin van de jongeren wel invoelbaar. En dat ze van alles moeten overwinnen maakt hun werk des te bewonderenswaardig.
Corwin Winkelman kust zijn vrouw Ilona Hartensveld welterusten in de hal van het Amsterdam UMC. Zij neemt de lift naar de vijfde verdieping, vaatchirurgie. En hij wandelt door naar nefrologie in toren F. Ze zijn 29 jaar samen, vannacht slapen ze voor het eerst onder hetzelfde dak in een andere slaapkamer.
Morgen worden ze allebei geopereerd. Ze gingen er onbevangen in. Nonchalant bijna. Maar nu, in zijn eentje in het ziekenhuisbed, razen de emoties door zijn lijf. „Ik heb een engeltje op mijn schouder”, post hij op Facebook. Bij het bericht staat de Hello Kitty-kat afgebeeld in de vorm van een nier: Hello Kidney.
De volgende dag vergezelt Corwin zijn vrouw naar de operatiekamer. Na wat laatste onderzoeken trekt hij zelf ook een blauw operatieschort aan. Met ferme passen rijden ze hem naar de operatiezaal waar een medisch team van acht hem opwacht.
Auto-immuunziekte
Corwin Winkelman (56) is een van de 1,8 miljoen Nederlanders met chronische nierschade. Op het moment van de niertransplantatie, begin december 2022, werken zijn nieren nog maar voor 5 procent. Ze voeren hun taken, zoals afvalstoffen uit het bloed halen en de bloeddruk regelen, onvoldoende uit waardoor zijn lichaam zichzelf vergiftigt.
Zolang Corwin geen goed werkende nier heeft, moet hij dialyseren.Foto Selma van der Bijl
Nierschade is vaak het gevolg van diabetes of hoge bloeddruk. Bij Corwin raakten zijn nieren beschadigd door de ziekte van Berger, een auto-immuunziekte die hij al had, maar zeven jaar geleden na een flinke verkoudheid en een streptokokkeninfectie ‘wakker werd’. Daarna holde zijn nierfunctie achteruit.
Als Ilona Hartensveld (51) hoort dat haar man een nier nodig heeft, weet ze: die wil zij hem geven. En ze hebben geluk: Corwin en Ilona hebben dezelfde bloedgroep en hun weefseltype komt voldoende overeen om een transplantatiematch te zijn.
Ze plannen de operatie zorgvuldig: na de verbouwing van hun nieuwe huis en voordat de drukte bij hun bedrijf voor schoolfotografie begint. Het was ergens ook wel romantisch, samen in het ziekenhuis. Een operatie als ultieme bezegeling van hun liefde.
Spanning
Een week na de operatie heeft Corwin een buik als een ballon. De afvalstoffen hopen zich op. Hij kan niet eten, niet naar het toilet en slaapt nauwelijks. De artsen doen er alles aan om afstoting te voorkomen. Van een boost met prednison tot plasmaferese, waarbij het bloed wordt gefilterd zodat de antistoffen uit zijn bloed verdwijnen.
Op sociale media schrijft Corwin de spanning van zich af. Meerdere keren per dag, en vaak ook ’s nachts, post hij een update. Vrienden, familie, collega’s en onbekenden beginnen hem te volgen. Corwin krijgt veel berichtjes en likes. „Ik zat ín mijn telefoon”, zegt collega An Bosma. „Het was zo’n mooi verhaal, ik wilde zo graag dat het zou lukken.”
Corwin voor en na de tweede transplantatie.
Foto’s Selma van der Bijl
Twee weken na de operatie post hij: „Het avontuur is ten einde. Ik moet de manier waarop ik mijn leven kan leiden gaan heroverwegen. Maar eerst is het wachten tot dit kostbare cadeau uit mijn lichaam verwijderd kan worden.”
Een paar dagen later zit An aan zijn bed. Corwin is er zo slecht aan toe dat zelfs zijn familie nog niet langs is geweest, maar Ilona wil graag dat An zelf over haar plan vertelt. „Als er een tweede kans komt, wil ik je donor zijn”, zegt ze. Ze heeft het uitgebreid met haar partner besproken en is vastberaden: ze is gezond, haar dochters zijn volwassen. Dus waarom niet? „Het kan een mooi cadeau zijn aan mezelf als ik dat voor een ander kan doen.”
Zombie
In de maanden na de mislukte transplantatie is Corwin aangewezen op dialyse. Drie keer in de week gaat hij naar het ziekenhuis waar hij vier uur lang op een machine wordt aangesloten die de functie van de nieren overneemt. De rest van de dag ligt hij meestal doodmoe en misselijk op bed. Hij is 54, vader van een dochter van dertien, partner, vriend en ondernemer, hij loopt hard, drumt, en heeft sinds hij als kind lymfeklierkanker overleefde een gigantische levensdrang. Een half leven is voor hem geen leven.
Corwin koppelt ’s ochtends na de nachtdialyse af van de machine.Voor het eerst in jaren dat mag Corwin van zijn arts eindelijk weer in bad mag.Elke maand komen er eenMaandelijkse levering van ongeveer zo’n 40veertig dozen met in totaal ongeveer 450 kg aan vloeistoffen, opvangzakken en slangensets.
Een verpleegkundige raadt peritoneale dialyse aan, thuisdialyse waarbij het eigen buikvlies de afvalstoffen uit het bloed filtert en via een katheter afvoert. Het klinkt ideaal, maar tijdens het slapen kruipt de katheter omhoog waardoor de vloeistoftoevoer geblokkeerd raakt en de machine elk anderhalf uur een snerpend alarm laat horen. Corwin slaapt nauwelijks. Overdag voelt hij zich een zombie.
Het Amsterdam UMC laat weten dat een tweede transplantatie mogelijk is. Internist-nefroloog Neelke van der Weerd is daar zelfs groot voorstander van. Als die lukt, gaat zijn kwaliteit van leven omhoog, en zijn levensverwachting. Van de nierpatiënten die tussen de 45 en 65 jaar starten met dialyseren, overlijdt de helft binnen vijf jaar. „Dat is een slechtere prognose dan bij veel type kankers.”
Het probleem is het tekort aan donornieren. Sinds de wijziging van de donorwet in 2020, waardoor iedereen potentieel orgaandonor is, tenzij je anders aangeeft, daalde de wachttijd weliswaar licht, maar er staat nog altijd twee tot vier jaar voor, afhankelijk van iemands bloedgroep. Voor Corwin meer omdat hij bij de eerste transplantatie weefselantistoffen aanmaakte en nu als ‘immunologisch complex’ wordt gezien.
De wachtlijst waar Corwin op staat is voor een nier van een overleden persoon. Een nier van een levende donor gaat twee keer zo lang mee, maar een wachtlijst voor levende organen bestaat niet. Die moet je zelf vinden.
De drie potentiële donoren die zich spontaan bij Corwin en Ilona meldden, onder wie An, worden na onderzoek in het ziekenhuis niet geschikt bevonden. „Donoren moeten 100 procent gezond zijn, en in dat gezonde lijf gaan we snijden. Daar moet je goed over nadenken”, zegt Neelke van der Weerd. Toch ziet ze steeds vaker dat mensen een nier doneren. Vooral aan een partner, een broer of zus, maar er zijn ook vrienden, buren, mensen die elkaar kennen van voetbal of die op dezelfde markt werken. Van de 1.126 nieren die vorig jaar werden getransplanteerd kwam 43 procent van een levende donor, 60 procent daarvan had geen familieband.
Met de billen bloot
Corwin en Ilona zijn ondernemers. Vijf maanden na de mislukte transplantatie lanceren ze een website om op zoek te gaan naar een nier voor Corwin. „Ik wil nog niet dood, dus dan maar met de billen bloot”, zegt hij in een interview met Hilversums Nieuws. Hij kijkt intens in de camera. Ilona omhelst hem.
De oproep levert zeventien potentiële donoren op. Een ervan is Marjolein Blanken, de partner van collega An. Ze heeft Corwin één keer gezien op een bedrijfsfeestje. „Ik was enthousiast over het idee, dus toen An niet werd opgeroepen voor verder onderzoek, dacht ik: dan neem ik het stokje over.” Dat zij zelf ooit werd geboren met hulp van een spermadonor, speelt mee in de beslissing. „Ik weet van mijn biologische vader dat hij doneerde vanuit altruïsme. Ik vind het mooi om in zijn voetsporen te treden.”
Marjolein blijkt geschikt te zijn als nierdonor – alleen: ze is geen match met Corwin. Ze kunnen wel deelnemen aan het landelijke cross-overprogramma. Hierbij doneert de donor van een ander een nier aan Corwin en andersom. Vier keer per jaar zijn er matchingsrondes waarbij zeven transplantatieziekenhuizen hun koppels ‘inbrengen’ bij de Transplantatiestichting.
Anoniem
An (l), Marjolein (m) en Ilona (r) nadat Marjolein haar nier heeft gedoneerd. Rechts: Marjolein en Corwin,nadat beiden zijn geopereerd.
Foto’s Selma van der Bijl
Een halfjaar later heeft Van der Weerd de ‘gouden nier’ gevonden. Met z’n vieren gaan ze naar het ziekenhuis: Corwin, Ilona, Marjolein en An. Ze installeren zich in hun kamer en na de laatste onderzoeken lunchen ze samen in de kantine. Elders in het ziekenhuis doorloopt een ander koppel dezelfde procedure.
Bij een cross-overtransplantatie blijven de koppels vanwege hun privacy anoniem. Het is ook niet relevant volgens Corwin. Voor hem is Marjolein zijn donor. „Dankzij haar heb ik straks een nier. En een leven.” Geëmotioneerd schudt hij zijn hoofd. „Ik snap niet dat je dit voor mij doet.” Een nier doneren bij leven kun je maar één keer doen. „Ik wil niet alleen aan mezelf en mijn eigen kleine kring denken”, zegt Marjolein. „Als An ooit een nier nodig heeft, hoop ik ook dat er iemand opstaat om haar de kans op leven te geven.”
De eerste dagen na de operatie lijken een herhaling van wat er gebeurde na de eerste transplantatie, meer dan een jaar eerder. Steeds als er bloed wordt afgenomen, is de boodschap: de nier werkt niet. Corwin krijgt weer prednison, weer plasmaferese. Na een week staat Van der Weerd aan zijn bed. „Het ziet er niet goed uit”, zegt ze. Het lijkt erop dat zijn lijf weer antistoffen aanmaakt. Om afstoting te voorkomen, geeft ze hem medicatie die zijn immuunsysteem voor lange tijd platlegt.
Corwin kan de gedachte dat er weer „een nier van een ander is verknald” nauwelijks verdragen. Voor de operatie heeft hij al tegen Ilona gezegd dat hij niet meer wil dialyseren. Wat als het toch weer moet, vraagt zij zich af. Wil hij dan nog wel door?
Twee verdiepingen lager ligt Marjolein in haar ziekenhuisbed. Het zal toch niet allemaal voor niets zijn geweest, schiet er door haar hoofd. Ze wist dat de kans groot is dat de nier niet zou aanslaan. Toch kan ze een huilbui niet voorkomen.
Naar Malaga
Als iedereen het bijna heeft opgegeven, gaat de nier aan het werk. En dat doet hij nu al meer dan een jaar. Stukje bij beetje haalt Corwin de verloren tijd in met zijn vrouw en dochter. Eerst voorzichtig, naar Antwerpen, dan naar Parijs, Londen en binnenkort naar Malaga. Dankzij de medische wetenschap en hun grote netwerk heeft Corwin zijn leven terug.
Van der Weerd ziet dat veel patiënten het moeilijk vinden om mensen in hun omgeving te vragen of ze een nier kunnen missen. Ook voor een openbare zoekvraag, zoals die van Corwin, moet je sterk in je schoenen staan, volgens de nefroloog. „Het geeft hoop als mensen interesse hebben, maar soms willen ze er iets voor terug of ze zien ervan af. Met die teleurstelling moet je elke keer omgaan.”
Voor mensen die wat hulp kunnen gebruiken is er het Nierteam aan Huis, dat voorlichting geeft aan het netwerk van de patiënt over alle mogelijke behandelingen bij nierfalen, inclusief nierdonatie bij leven.
Toen ze 30 jaar samen waren in 2023 gaf Ilona deze nier van keramiek – gemaakt door de tante van Corwin – cadeau aan Corwin als symbool van geloof, hoop en liefde.Foto Selma van der Bijl
Het herstel is Marjolein tegengevallen. Waar Ilona na een paar weken de oude was, duurde het bij haar bijna een jaar. Ze heeft er nooit spijt van gehad. Ze hoeft alleen maar te kijken naar de kaart die ze van Corwins dertienjarige dochter kreeg. „Je bent een moedig persoon. De wereld heeft meer mensen zoals jij nodig.”
Het Openbaar Ministerie gaat de grootste scheepsbouwer van Nederland, Damen Shipyards, vervolgen voor omkoping, valsheid in geschrifte en witwassen bij de verkoop van schepen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Dat meldt het OM vrijdagochtend in een persbericht. Het gaat om Damen Shipyards in Gorinchem en Damen Naval Shipyards in Vlissingen, de tak die marineschepen bouwt. Ook wordt het bedrijf gedagvaard voor het overtreden van de sanctiewet na het uitbreken van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne.
Het OM vervolgt ook een aantal (oud-)directieleden van de scheepsbouwer. Bronnen rond het onderzoek bevestigen dat het om oprichter Kommer Damen gaat, zijn zoon Arnout Damen die nu bestuursvoorzitter is, en René Berkvens, bestuursvoorzitter tussen 2006 en 2019. Ook Stephen Hobson, een tussenagent voor Damen in het Caribisch gebied, wordt vervolgd. Noch het OM, noch Damen wil dat bevestigen.
Defensieuitgaven
De timing van het besluit is precair. Een veroordeling kan zeer negatief uitpakken voor het bedrijf. Damen Shipyards mag dan vier jaar lang niet meedingen naar overheidsorders. Damen Shipyards is de grootste leverancier van de Nederlandse marine. Zeker nu de defensieuitgaven in Europa worden opgeschroefd, kan het bedrijf veel geld mislopen. In een verklaring zegt het bedrijf dat „Damen liever zijn aandacht alleen richt op de versterking van de Nederlandse maritieme sector en het bijdragen aan het tegengaan van de defensiebedreigingen die de huidige geopolitieke situatie met zich meebrengen” dan zich te moeten verweren tegen „vermoedens van het OM”.
Het besluit volgt op acht jaar onderzoek. In 2017 viel opsporingsdienst FIOD het bedrijf binnen. In 2018 en 2019 onthulde NRC, in samenwerking met Lighthouse Reports, de dubieuze verkoopmores binnen het bedrijf. Er waren onregelmatigheden bij de verkoop van een schip in Sierra Leone, bij de verkoop van een oorlogsschip in Indonesië via een agent die vermoedelijk steekpenningen kreeg, en over de dubieuze rol van de tussenhandelaar van Damen in Trinidad en Tobago die nu wordt vervolgd.
Ook bleek dat Damen veertien keer fouten had gemaakt bij het aanvragen van exportpolissen bij Atradius DSB, dat namens de Nederlandse staat deals verzekert. Sancties hierop bleven uit.
‘Eén zending kraantjes’
Een woordvoerder van Damen laat weten dat het bedrijf de afgelopen tijd in „goed gesprek” was met het OM over alle kwesties. De gesprekken konden mogelijk uitmonden in een schikking. Maar de gesprekken strandden in de periode dat de Volkskrant nieuwe corruptieverdenkingen publiceerde en tv-programma Nieuwsuur onthulde dat het bedrijf mogelijk sancties tegen Rusland overtrad. De woordvoerder van Damen: „Toen heeft het OM de gesprekken gestaakt, en nu zitten we hier.” Andere bronnen melden dat de gesprekken vastliepen op onwil aan de kant van Damen.
In een verklaring beklaagt Damen zich over het feit dat veel zaken oud zijn, voornamelijk om valsheid in geschrifte draaien en niet om corruptie, en dat sommige zaken al beoordeeld zijn door de Wereldbank. De woordvoerder wil benadrukken dat de dagvaarding voor het overtreden van sanctiewetgeving „groot lijkt”, maar slechts „één zending van kraantjes” betreft. „Damen heeft het dossier beoordeeld en concludeert dat het OM geen haalbare zaak heeft.” Het OM verwacht dat de rechtszaak in de tweede helft van dit jaar begint.
De tekst op de T-shirts, blikjeskoelers en petjes in de webwinkel van Donald Trump laat er geen twijfel over bestaan: de Republikein wil zich verkiesbaar stellen voor een derde termijn als president van de Verenigde Staten. Op de producten, sinds een paar uur te koop in de officiële webwinkel, prijkt ‘Trump 2028’.
Hoewel de Amerikaanse grondwet maximaal twee vierjarige presidentstermijnen toestaat, liet Trump al meermaals doorschemeren een derde periode in het Witte Huis te ambiëren. Om die ambitie kracht bij te zetten, verkoopt hij dus sinds kort officieel campagnemateriaal. Een pet kost zo’n 50 dollar (zo’n 44 euro), een T-shirt 36 dollar.
Op het kledingstuk staat ook de tekst ‘herschrijf de regels’. Daarmee wekt hij de suggestie de vereiste grondwetswijziging te willen doorvoeren om zijn presidentsambities te verwezenlijken.
Naast een aanpassing van de grondwet, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is in de Senaat en Huis van Afgevaardigden, moeten minimaal 38 staten zo’n aanpassing goedkeuren. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Trump dergelijke meerderheden achter zich krijgt.
Trump liet al meermaals doorschemeren zich verkiesbaar te willen stellen in 2028. Foto Craig Hudson/Reuters
‘Het is gewoon klote, om het op zijn Amsterdams te zeggen.” Zo vatte een buurtbewoonster op stadszender AT5 de algemene stemming samen over het dreigende verdwijnen van het postkantoor aan de Westerstraat in de Jordaan. De huur van het pand is in een paar jaar tijd van 8.000 naar 10.000 euro per maand gestegen, 13.000 euro inclusief btw. En tja, dat kan niet meer uit. Doodzonde, want het familiebedrijf heeft naast een post- ook een buurtfunctie. ‘De jongens’ kennen veel van hun klanten van gezicht en bij naam, en ze zijn altijd goed voor die onbetaalbare dienst: een praatje. Kom daar maar eens om bij een onbemand kluisje in de supermarkt. Bovendien hoef je in hun postkantoor niet – zoals bij een zeker pakketpunt alhier – te graven in een berg dozen in de hoop je pakketje te lokaliseren.
Dat afkalving van nutsvoorzieningen voor maatschappelijke atrofie zorgt is geen nieuws – ik heb het zien gebeuren op het platteland waar ik vandaan kom. Ook daarom is de privatisering van zulke voorzieningen een kapitale fout geweest. Het is irrelevant of de markt ‘het beter kan’, zolang de conclusie dat ‘het niet meer uit kan’ onacceptabel is. Sterker: wat is ‘beter’ wanneer je de maatschappelijke winst van zo’n plek niet kunt kwantificeren?
Ik moest onwillekeurig denken aan de geschiedenis van de Amsterdamse stadsverlichting, waar ik me – in het kader van research voor een historische roman – onlangs in verdiept heb. Eeuwenlang was de nacht aardedonker en gevaarlijk. Het stadsbestuur zat ermee in de maag en verordonneerde in 1505 dat wie na het luiden van de boevenklok de straat opging een lantaarn mee moest brengen. In 1669 kwam de schilder Jan van der Heijden met een plan voor duizenden olielantaarns op palen en jukken, te vullen en te ontsteken door een leger arbeiders, de eerste georganiseerde straatverlichting ter wereld. De nacht werd ontsloten.
Minder bekend is het verhaal van de teloorgang van die verlichting, begin 19e eeuw. Oorzaken: gebrekkig onderhoud, diefstal, bezuinigingen, en de daaruit voortvloeiende privatisering. In 1809 was de stadsverlichting verpacht aan de Maastrichtse ondernemer F. L. Behr, een uit een adellijk geslacht stammende ex-kolonel die de belangen behartigde van een lampenfabriek. Behr had het stadsbestuur betere lantaarns voor een scherpere prijs beloofd. En inderdaad, in de hoofdstraten werden nieuwe lampen geïnstalleerd. Maar de arbeidsvoorwaarden van het „gestroomlijnde” onderhoudsleger verslechterden zienderogen, alsook de verlichting in de volksbuurten. Die kon, jawel, niet meer uit. Behr had er in zijn optrekje te Maastricht weinig last van.
Uiteindelijk nam de stad de verlichting weer zelf ter hand, om – iets met een ezel en een steen – haar in de jaren 90 indirect te privatiseren toen het Gemeentelijk Energiebedrijf werd verzelfstandigd. Na vier jaar volgde wroeging en werd de openbare verlichting teruggekocht. Kosten: 74 miljoen gulden.
En de post? De postwet van 1850 verordonneerde dat elke gemeente een postkantoor moest hebben, maar privatisering heeft daar korte metten mee gemaakt – het laatste echte postkantoor werd in 2011 gesloten en verkocht. Het is lastig te beargumenteren dat die privatisering voor de samenleving een goede zaak was. Het is er niet per se goedkoper van geworden en de postkantoren zijn vooral vervangen door gezichtsloze kluisjes in supermarkten en een wispelturig netwerk van winkeliers die zich liever met hun core business zouden bezighouden. Om over de arbeidsvoorwaarden van bezorgers maar te zwijgen.
Het private postkantoor aan de Westerstraat heeft iets van wat een postkantoor ooit was. Het succes ervan laat zien dat daar behoefte aan is. Dat het nu toch gaat verdwijnen is vooral het gevolg van de graaiersmentaliteit op de commerciële huurmarkt. Het pand is niet in handen van een ondernemer in Maastricht, noch van een Amerikaanse durfinvesteerder, maar van een Amsterdamse vastgoedeigenaar die het een kwart eeuw terug voor zo’n drie ton in handen kreeg. Terwijl Mona Keijzer doende is de sociale huren voor twee jaar te bevriezen, kun je je afvragen of voor ondernemingen met een maatschappelijke functie niet een soortgelijke richtlijn zou moeten gelden. Al was het maar om de oerzonde van de privatisering een beetje goed te maken.
Wanneer ben je medeplichtig aan de wereld? Die vraag kwam bij me op tijdens het lezen van Tommy Wieringa’s essay Optimisme zonder hoop. In dit boekje vraagt hij zich af hoe je moet leven zonder toekomst, of preciezer gezegd, als de toekomst slechts perspectief biedt op klimaatrampen, dictaturen en meer ontwrichtende zaken. De zoektocht mondt uit in een semantische stoeipartij met de termen ‘hoop’ en ‘optimisme’, waarbij het eerste volgens Wieringa zinloos is en het tweede juist niet – een stelling die hij niet echt aannemelijk maakt, omdat hij optimisme lijkt te gebruiken als synoniem voor ‘onverstoorbaarheid’ of ‘een goed humeur’, in plaats van als een houding die wel degelijk op de toekomst gericht is.
Hoe dan ook, het waren niet de termen hoop en optimisme die me aan het denken zetten, maar Wieringa’s woorden over zijn dochters. Hij schrijft: „De angst die me met stomheid slaat is die over de toekomst waarin mijn dochters het grootste deel van hun leven zullen moeten doorbrengen, als ik allang dood en begraven ben. Het onbewoonbare land dat wij voor ze achterlaten.”
Wij, volwassenen, laten een onbewoonbaar land achter voor hen, de kinderen. Maar hé, wil ik dan zeggen: ikzelf groeide ook op in een onbewoonbaar land, of althans, een opwarmend land dat weinig deed tegen klimaatverandering. Als kind was ik daar van streek over, ik voelde me een slachtoffer van de achteloze omgang met de aarde. Maar inmiddels ben ik, als 39-jarige, in een dader veranderd – ik ben onderdeel van het ‘wij’ in Wieringa’s zin ‘het onbewoonbare land dat wij voor ze achterlaten’. Hoe is dat gebeurd? Alleen maar door ouder te worden. Zoals Wieringa schrijft: „Iedereen doet mee, simpelweg omdat we in een mierenkolonie zijn geboren die zich als geheel zo gedraagt, met een systematiek waaraan je je als individu nooit geheel kunt onttrekken.”
Vergelijk het met aansluiten op de roltrap. Roltrap-etiquette schrijft voor dat aan de rechterkant mensen stilstaan, zodat men aan de linkerkant kan doorlopen. In de praktijk gebeurt dit zelden. Je kunt dan zuchtend aansluiten achter de links staande mensen, met als excuus dat je er zelf ook niet door kon. Maar gaandeweg word jij het probleem: nieuwkomers volgen jouw voorbeeld.
De roltrapmetafoor gaat op voor alle collectieve problemen. Of het nu gaat om klimaat, AI of geopolitiek: als individu sluit je aan in een systeem dat je niet zelf koos. Onvermijdelijk ben je vanaf een bepaald punt, bijvoorbeeld wanneer je volwassen bent, deel van dat systeem. Maar maakt dat je ook medeplichtig?
Schrijver Sinan Çankaya zou zeggen van wel. In NRC sprak hij vorige week over de wandaden van Israël in Gaza: „Ik zou wel een particulier verhaal kunnen hebben van ‘niet in mijn naam’. Maar dit gebeurt wel degelijk in naam van ons allemaal. Ik ben ook medeplichtig omdat de Nederlandse staat Israël militair, diplomatiek en politiek steunt.” Iedere burger is dus volgens Çankaya medeplichtig aan de daden van zijn regering. Wrang genoeg is dit precies wat sommigen zeggen over de Palestijnen: dat zij niet in opstand komen tegen Hamas, de terreurbeweging dus wel zullen steunen, en daarom ook daders zijn. In het geval van de Palestijnen gaat dit argument niet op: Gaza is geen democratie, protesteren tegen Hamas is voor Palestijnen levensgevaarlijk. In Nederland ligt dat anders. Betekent dit dat wij moreel verplicht zijn te demonstreren – of anderszins verzet te bieden – als we niet medeplichtig willen zijn aan een onrechtvaardige status quo?
Het is een ingewikkelde vraag. Er is absoluut meer verzet nodig tegen de schendingen van het oorlogsrecht in Gaza. Toch heb ik aanvankelijk moeite met de stelling dat wij allemaal medeplichtig zouden zijn aan regeringsbeleid. Dat is iets anders dan medeplichtigheid aan klimaatverandering: bij dat laatste zijn we betrokken als individuele consumenten, bij het eerste alleen als deel van het collectief. Aan klimaatverandering zijn we medeplichtig door iets te doen (vliegen, spullen kopen, vlees eten), aan de Gaza-oorlog slechts door te bestaan (als Nederlands burger).
Ik leg het vraagstuk voor aan mijn vrienden. De een zegt meteen: ja, we zijn medeplichtig aan het geweld in Gaza. De tweede: ik niet, ik heb op een Israël-kritische partij gestemd. De derde, een jurist, vindt dat de term medeplichtigheid niet te lichtvaardig gebruikt mag worden. Dan zegt de vierde verwonderd: „Waarom vinden jullie medeplichtigheid zo’n zware term? We zijn toch medeplichtig aan zo veel dingen?”
Dit vond ik een behulpzame bijdrage, omdat ze twee dingen tegelijk doet: onze verantwoordelijkheid erkennen, en het woord van zijn ergste zwaarte ontdoen. Ik denk dat mensen medeplichtigheid een zware term vinden omdat ze zich erdoor beschuldigd voelen. Maar in plaats van als vernietigend oordeel, kun je het ook zien als een beginpunt: ja, we zijn medeplichtig aan van alles en nog wat, simpelweg omdat we volwassen burgers zijn – en dat spoort juist aan om iets te doen.
Kunnen de koersen van obligaties dalen, terwijl die van aandelen óók omlaag gaan én de nationale munt in waarde zakt? Het gebeurde de afgelopen drie weken allemaal tegelijk op Wall Street. Op 2 april kondigde de Amerikaanse president Trump een forse verhoging aan van de invoerheffingen van de Verenigde Staten – tot gemiddeld het hoogste niveau in meer dan een eeuw. Daarna richtte hij zijn pijlen vooral op China, met heffingen die zouden oplopen tot 145 procent van de invoerwaarde – een vrijwel ongekend percentage. En weer later begon hij in het openbaar te mijmeren of hij Jerome Powell, de baas van de Federal Reserve, het Amerikaanse stelsel van centrale banken, zou ontslaan als die de rente niet zo snel mogelijk verlaagde.
‘Kermis in de hel’
Voor de goede orde: al deze maatregelen werden deels teruggenomen, maar toch weer niet, afgezwakt, tóch benadrukt alsof er niets gebeurd was, gepauzeerd, of door verschillende bewindslieden uit Team Trump anders uitgelegd. Totale chaos dus – bedoeld of onbedoeld. Geen wonder dat de onzekerheid over de VS onder beleggers groeit en het vertrouwen afneemt.
Dat aandelen, staatsleningen én de munt het alle drie tegelijk slecht doen, kan grofweg twee verklaringen hebben. De eerste is dat de prognose van de economische groei verslechtert (slecht voor aandelen), terwijl er hoge inflatie wordt verwacht (slecht voor leningen). Dat is een scenario van ‘stagflatie’, stagnatie én inflatie tegelijk. Maar het hoeft niet te leiden tot verzwakking van de munt.
Er is massaal in de VS belegd, een deel van dat geld wil ergens anders heen
De andere verklaring is dat het beleggersgeld zich over de gehele linie terugtrekt uit de Verenigde Staten. Daardoor daalt alles wat beleggers verkopen, aandelen én obligaties, in waarde. En de dollar zelf óók. Want stel, het betreft hier Europese beleggers, dan verkopen die hun investeringen, krijgen daar dollars voor, en verkopen die dollars vervolgens om de euro’s in te kopen waarmee zij dan aandelen en obligaties kopen op hun eigen Europese thuismarkt.
Het is, kortom, ‘kermis in de hel’ in de VS. Maar wat moet de rest van de wereld daarmee? De afgelopen jaren is massaal in de VS belegd, en een deel van dat geld wil nu voor de zekerheid ergens anders heen.
Van twaalf naar twintig
Eigenlijk is er maar één serieus alternatief voor de dollar, en dat is de euro. Sinds de Europese eenheidsmunt in 1999 het licht zag, hopen Europese leiders dat de euro als serieuze reservemunt gezien wordt. Wat begon met een groep van twaalf landen, is uitgegroeid tot twintig landen en een gezamenlijke markt van 350 miljoen inwoners. De euro knabbelde in zijn eerste decennium elk jaar een beetje van de dominantie van de dollar af, totdat in 2009 bijna 28 procent van de wereldwijde valutareserves in euro’s genoteerd was. En toen brak de eurocrisis uit en leverde de munt weer fors in. Nu is ongeveer een vijfde van de reserves van centrale banken in euro’s, tegen drie vijfde in dollars en de rest in kleinere valuta als de Japanse yen, het Britse pond of de Chinese renminbi.
Om een mondiale reservemunt van substantiële omvang te kunnen zijn, moet een munt aan een aantal voorwaarden voldoen. Er moet in het land (of de landen) waar de munt als betaalmiddel gebruikt wordt een stabiel wettelijk systeem zijn (een onberispelijk functionerende rechtsstaat), een grote markt waarop gehandeld kan worden, en garanties dat kapitaal de eurozone onbelemmerd in en uit kan. Dat laatste is voor internationale investeerders, banken en bedrijven cruciaal. Dat kan zonder meer in de eurozone, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in China. Het ontbreken van vrij verkeer van kapitaal over grenzen is een van de grote belemmeringen voor een grotere rol van de Chinese renminbi.
Nu is de eurozone geen land met een centrale regering, anders dan de VS. Maar de afgelopen jaren is er wel veel veranderd waardoor de euro bij het wegvallen van het vertrouwen in de dollar ineens wél zou kunnen opklimmen. De vorming van een Europese kapitaalmarktunie is daarvoor cruciaal. Die is de afgelopen jaren wel min of meer ontstaan, onder meer door gezamenlijk gefinancierde projecten als covid-steun, en de economische reddingsplannen na de eurocrisis. Alles bij elkaar is de markt voor deze eurobonds inmiddels zo’n 1.200 miljard euro groot. Een schijntje vergeleken bij de markt voor US treasuries (er zijn in totaal voor 28.000 miljard dollar aan Amerikaanse staatsobligaties in omloop, omgerekend zo’n 24.600 miljard euro), maar wel een begin. En de eurobondmarkt groeit door.
Zo zijn er vergaande Europese plannen voor gezamenlijke investeringen in defensie. En ook oud-ECB-president Mario Draghi riep eind vorig jaar op om de komende jaren nog eens gezamenlijk 800 miljard euro te investeren in productiviteitsgroei van de eurozone. Dat wordt alles bij elkaar voor financiële instellingen een behoorlijk interessante markt van Europese leningen.
Daarbij is de Europese Centrale Bank sinds de eurocrisis van 2010 gegroeid in haar rol als hoeder van de eurozone. In de nasleep van de reddingsacties van Griekenland, Italië en andere zuidelijke lidstaten, bouwde de ECB een rol op als lender of last resort: een centrale bank met diepe zakken waar iedereen in geval van crisis terecht kan. In de covid-pandemie bewees dat zijn waarde, toen de ECB voor 1.800 miljard euro aan staatsobligaties overnam van de balansen van banken om rentes onder controle te houden. En, niet onbelangrijk: de onafhankelijkheid van de ECB is in marmer gehouwen. Een Europese Trump zou de bankpresident vrijwel onmogelijk kunnen ontslaan. Op dit punt is het ontbreken van een centrale regering ironisch genoeg een voordeel voor de eurozone. Er ontstaat nooit een machtscentrum dat dergelijke plannen zou kunnen koesteren.
Open gemeenschap
De belangrijkste voorwaarde voor de euro als reservemunt, lijkt echter de overtuiging te zijn dat de hele Europese Unie een open gemeenschap zal blijven als het om handel gaat. Juist in een tijd dat de VS zich terugtrekken uit de wereldhandel, kan Europa een baken van vrijhandel blijven. Als de eurolanden zichzelf ook nog weten te disciplineren en hun staatsschulden lopen de komende jaren minder hard op dan die in de VS, dan heeft de euro de beste papieren sinds jaren om een belangrijke sprong te maken als reservemunt.
Nu de VS hun status als veilige haven zelf ondergraven, benadrukken eurogroepvoorzitter Paschal Donohoe (Ierland) en ECB-president Christine Lagarde dat de euro toe is aan een zwaardere internationale positie. Kan het? Misschien hoeft Europa er niet eens actief naar te streven. Hoe groter de chaos in Washington, hoe eerder de rest van de wereld zélf al zijn conclusies over de dollar trekt. Wat op de financiële markten al voorzichtig te observeren valt.
Kapotgetrokken communicatiekabels in de Oostzee, verstoringen van het gps-verkeer in het Europese luchtruim, pogingen tot ontwrichting van verschillende militaire bases in Duitsland: Rusland wordt steeds openlijker in zijn sabotageacties tegen een brede waaier aan Europese belangen. Mochten Nederlandse burgers nog de illusie hebben gehad dat er sprake is van een hybride Russische oorlog die zich afspeelt op een tweeduizend kilometer van de Nederlandse staatsgrenzen, dan heeft de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) een ontnuchterende boodschap.
In zijn jaarverslag constateert de MIVD deze week dat Rusland „steeds brutaler” wordt in zijn pogingen de Nederlandse maatschappij te ontwrichten en te destabiliseren. Zo probeerden Russische hackers binnen te dringen in het bestuurssysteem van een „publieksvoorziening” met het doel deze te saboteren. Het was volgens de MIVD de eerste concrete Russische sabotageactie in Nederland.
Dat de MIVD een persconferentie belegde geeft aan dat de dienst de Russische dreiging zeer ernstig neemt. Sprak Defensieminister Ruben Brekelmans (VVD) in september vorig jaar nog van een „grijze zone” tussen oorlog en vrede, MIVD-directeur Peter Reesink heeft dat inmiddels opgeschaald tot „donkergrijs”.
De observaties van de MIVD tonen nog eens aan dat de Russische vijandigheid niet ophoudt bij de grenzen Oekraïne, al jaren slachtoffer van een ware terreurcampagne. Dat Moskou zijn sabotageoperaties steeds verder uitbreidt wijst erop dat het mogelijk voorsorteert op een grotere oorlog in Europa.
Vladimir Poetin zal zich ongetwijfeld gesterkt voelen door de terugkeer van Donald Trump in het Witte Huis. De Amerikaanse president doet er al drie maanden alles aan om Moskou uit zijn internationale isolement te halen. Volgens een uitgelekt Amerikaans ‘vredesvoorstel’ voor Oekraïne wordt bijna het hele Russische verlanglijstje ingewilligd, waaronder opheffing van de economische sancties en erkenning van de geannexeerde Krim als Russisch grondgebied.
Dat Oekraïne daarmee akkoord gaat lijkt niet waarschijnlijk, net als een einde aan de oorlog op korte termijn. Maar de radicale Amerikaanse ommezwaai ten faveure van het Kremlin vormt op zichzelf een gevaar voor Europa. Mocht Trump de sancties tegen Rusland opheffen, bijvoorbeeld omdat Oekraïne zijn voorstel tot vrede afwijst, dan heeft dat per direct grote gevolgen voor Europa.
De Russische oorlogseconomie draait al enkele jaren op volle toeren; uit het MIVD-jaarverslag blijkt bovendien dat Moskou al bezig is aan een militaire opbouw die specifiek is gericht op Europa.
Rusland mag zwaar gehavend zijn door de oorlog in Oekraïne, het land geeft, gecorrigeerd voor koopkracht, meer uit aan militair materieel dan alle Europese landen bij elkaar. Bevrijd van Amerikaanse (en daarmee Chinese) sancties zal Moskou zijn militaire apparaat niet alleen veel sneller kunnen opbouwen, de Russische wapens zullen ook van een veel hogere kwaliteit zijn.
Europa is nog maar net begonnen met een militaire wederopbouw, nadat de Europese landen hun strijdkrachten decennialang ernstig hadden verwaarloosd. Ook al wordt de productie van militair materieel op veel plaatsen in Europa opgeschroefd, het zal nog jaren duren voordat de Europese defensie, zonder de VS, afschrikwekkend genoeg is om de Russische dreiging te weerstaan. Ook zal Moskou zich bewust zijn van deze Europese periode van kwetsbaarheid, die volgens militaire experts nog enkele jaren zal duren.
In dat licht bezien is het antwoord van het Nederlandse kabinet op de Russische dreiging volstrekt onvoldoende – en onverantwoord. Ja, Nederland voldoet met hangen en wurgen aan de NAVO-norm die stelt dat bondgenoten 2 procent van hun bruto nationaal product moeten uitgeven aan defensie. Inmiddels is de consensus in Europa dat een NAVO-norm van 3,5 procent reëel is, gezien het dreigingsniveau.
In de Voorjaarsnota trekt het kabinet-Schoof ruim 700 miljoen euro extra uit voor de krijgsmacht, in 2029, terwijl er ruim 15 miljard extra nodig is om de NAVO-doelstellingen in de komende jaren te halen. Net als veel andere belangrijke dossiers schuift het kabinet ook deze hete aardappel angstvallig voor zich uit.
Landen in West- en Zuid-Europa wanen zich vermoedelijk veilig zolang de Russen hun ‘echte’ oorlog in Oekraïne voeren. Maar, hoe wrang het ook is, zodra die oorlog wordt beëindigd, heeft Moskou plotseling een zwaarbewapende krijgsmacht van honderdduizenden militairen tot zijn beschikking die elders kan worden ingezet. Die dreiging is nu al dagelijks voelbaar langs Europa’s oostelijke grenzen. Het kabinet-Schoof heeft geen enkel excuus om de alarmbellen die klinken vanuit het oosten nog langer te negeren.
Een vriendin en ik zitten in een klein kroegje waar een orkest optreedt dat we graag willen zien. Gelukkig zijn we vroeg genoeg om, weliswaar achterin, een paar barkrukken te bemachtigen. Links naast ons zit een bejaard echtpaar. Ik vind het vervelend dat ik steeds met m’n rug naar de man naast me zit en verontschuldig me daarvoor. Zijn vrouw geeft aan dat het geen probleem is. „Als je je om zou draaien en heel de tijd naar hem zou kijken, daar zou ik meer last van hebben.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]