N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Na twaalf maanden oorlog is pacifisme weer in de mode. Dat ligt voor de hand. Pacifisten hebben een goede naam. Ze mogen naïef of geitenwollensokkerig zijn, ze zijn tegen oorlog. Wie is dat niet, zeker in Nederland waar handelsgeest en deemoed elkaar eeuwenlang hebben bestoven? Ook nu. Sommige Nederlandse pacifisten zijn tegen wapenleveranties aan Oekraïne. Anderen opperen schuldbewust dat de Russische agressie deels door ons geprovoceerd is. En een voormalig denker des vaderlands, die zich onbekommerd opportunistisch ‘gelegenheidspacifist’ noemt, pleit vroom voor bezonnenheid.
Was het maar zo simpel. Pacifisme heeft meer om het lijf dan ‘Imagine’ van John Lennon.
Je hebt pacifisten in alle soorten en maten. Bijbels gelouterde pacifisten, die een belager de andere wang toekeren als ze net op de ene zijn geslagen – bijvoorbeeld schrijver Lev Tolstoj (1828-1910). Ethische pacifisten, die vinden dat hun maatschappij ook zonder dat er klappen vallen al ‘structureel’ gewelddadig is – theoloog Hannes de Graaf (1911-1991). Anarchisten, die vinden dat de staat de burger geen dienstplicht mag opleggen – activist Bart de Ligt (1883-1938). Christen-socialisten, die vrezen dat de bom de schepping vernietigt – dominee Jan Buskes (1899-1980). Fellow-travellers, die niet tegen revolutionair geweld zijn en zo in de slipstream van het communisme komen – mijn verre oudoom, doopsgezind predikant ‘rooie’ Frits Kuiper (1898-1974). Anti-imperialisten, die het westerse kolonialisme de voet willen dwars zetten – onafhankelijkheidsstrijder Mahatma Gandhi (1869-1948). Internationalisten, die het nationalistische militair-industrieel complex willen breken omdat het de arbeiders afhoudt van het socialisme – politicus Jean Jaurès (1859-1914).
Hoe verschillend ook hun intenties, één ding hebben pacifisten gemeen. Pacifisme is theorie én praktijk, actie én reflectie. In hun streven naar een vreedzame (kern)wapenvrije wereld lopen pacifisten niet weg voor hun eigen verantwoordelijkheid. Ze kunnen de bak in draaien als ze dienst weigeren. Ze lopen het risico in elkaar te worden geslagen als ze geweldloos een wapentransport blokkeren. Pacifisten kiezen niet voor een veilige haven. Integendeel, ze lopen meer risico dan columnisten zoals ik zelf.
In mijn school- en studententijd was ik lid van de Pacifistisch Socialistische Partij, een partij die zich met de leuze ‘socialisme zonder atoombom’ pesterig onderscheidde van zowel Moskou- of Peking-communisten als westerse socialisten. Bij een Oekraïne-bijeenkomst in de dorpskerk van Huizum (Leeuwarden) ontmoette ik recent enkele ex-partijgenoten. Ze legden daar onder orgel en kansel het mes op tafel: is er in deze oorlogstijd nog plaats voor pacifisme? Het gesprek ging ongeveer zo.
Pacifisten zijn geen heiligen. Zo was piloot Adriaan Viruly (1905-1986) tegen kernwapens maar voor ‘verlicht despotisme’. Voor allen is niettemin de crux dat burgerlijke ongehoorzaamheid geweldloos is. Aan de middelen herken je immers het doel.
Dit uitgangspunt kan echter niet worden afgewenteld. De vraag of alle geweldloze middelen zijn uitgeput, is aan diegenen die worden onderdrukt. Pacifisten bewonderden in de jaren zestig de Tsjecho-Slowaken die het Sovjet-leger bevochten door in de straten op Russische tanks te klimmen, maar ze eisten niet dat de Vietnamezen de Amerikanen ook alleen met illegale kranten te lijf gingen.
Dat is anno 2023 niet anders. Wat is de aard van de agressie waarmee de Oekraïners worden geconfronteerd? En zien ze zelf heil in geweldloos verzet? Het laatste is simpel. Oekraïners willen in grote meerderheid vechten voor hun politieke en culturele bestaan. De eerste vraag is ook eenvoudig. In Rusland zijn wraak en geweld dé kernwaarden van de staat geworden. Het Poetin-bewind laat zich vergelijken met dat van Mussolini.
Dit karakter van het Kremlin-regime bepaalt de proportionaliteit van de pacifistische reactie op Ruslands oorlog. Het gebroken geweertje is nu niet meer dan een pathetisch gebaar.