Paardenbloemenkenners raken niet snel uitgeteld

Zowel de felgele bloemen als de pluizig witte zaadbollen tooien momenteel massaal de stoepen, de bermen en de tuinen. Het is dan ook een van de weinige plantensoorten die bijna iedereen in Nederland bij naam kan noemen: de paardenbloem. Toch is het geslacht Taraxacum binnen de botanie juist bijzonder ingewikkeld. Menig taraxacoloog heeft zich bijvoorbeeld al gebogen over de vraag hoeveel paardenbloemsoorten er nu eigenlijk zijn.

Een eeuw geleden stond er in schoolflora’s nog maar één soort vermeld, Taraxacum officinale, met hooguit enkele ondersoorten. In de net verschenen Veldgids Paardenbloemen van Karst Meijer en Erik van den Ham daarentegen staan meer dan honderdvijftig soorten beschreven – en wie ook de zeldzamere exemplaren meerekent komt in Nederland algauw op duizend soorten uit. Toegegeven, dat zijn officieel ‘microsoorten’: geen aparte taxonomische eenheid, maar wel van elkaar te onderscheiden op basis van hun uiterlijk. Maar toch: duizend! En daar worden de buitenlandse soorten nog niet eens bij meegerekend. In Japan komt bijvoorbeeld ook een roze paardenbloem voor.

Wacht niet te lang

Voor taraxacologen in spe (en voor iedereen die wat wil bijleren over de natuur in eigen achtertuin) staat de veldgids vol informatie. Meijer en Van den Ham behandelen in woord en beeld uitgebreid hoe je paardenbloemen kunt verzamelen voor een eigen herbarium. Tip: wacht niet te lang, want na eind mei verzamelen heeft geen zin meer. „De planten hebben dan totaal andere bladeren en er treden verschillende maaivormen op.”

Vervolgens volgen tips voor de determinatie: microsoorten zijn onder meer te onderscheiden op basis van de beharing van de steel, de vorm van de bladeren en de al dan niet gestreepte lintbloemen. Want ja, één paardenbloem bestaat in feite uit honderd verschillende bloemen: elk geel ‘lintje’ is een aparte bloem.

In de determinatiesleutel blijkt dat de microsoorten onder te verdelen zijn in verschillende secties. Net als bijvoorbeeld korstmossen en paddenstoelen blijken Taraxacum-secties ook prachtige namen te hebben. Wat te denken bijvoorbeeld van de groenstelige hoefijzerpaardenbloem, de schraallandpaardenbloem of de veellobbige helmpaardenbloem?

Dat paardenbloemen bestuderen een serieuze bezigheid is, blijkt uit de fraaie historische foto’s in het boek. We zien ‘nestor’ Johan van Soest in driedelig krijtstreeppak met gleufhoed op zitten in een knalgele wei; verderop doet de fameuze bioloog Piet Oosterveld zijn intrede. Hij overwinterde in de jaren zestig op Spitsbergen en overleefde er in de jaren tachtig de aanval van een ijsbeer. In Nederland, in zijn woonplaats Bovensmilde, legde hij zich toe op het kweken van paardenbloemen. Een minder gevaarlijk studieobject, al is een waarschuwing op z’n plaats: de taraxacologie kan verslavend werken.