N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Schadelijke uitstoot Gebrek aan kennis, capaciteit en een gevoel van urgentie leidde ertoe dat schadelijke uitstoot bij bijvoorbeeld Tata Steel lang kon voortduren, concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Overheden moeten omwonenden beter beschermen tegen de gezondheidsrisico’s van industriële bedrijvigheid. Ze missen de kennis, de capaciteit en het besef van urgentie om adequaat te handelen wanneer een bedrijf gevaarlijke stoffen uitstoot. Vaak komen ze pas in actie nadat omwonenden grote druk hebben uitgeoefend. Dat concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) donderdag in een rapport over de relatie tussen industrie en omwonenden.
De OVV besloot twee jaar geleden de situatie rond Tata Steel te onderzoeken. Omwonenden van de staalfabriek hebben veel zorgen over de uitstoot van schadelijke stoffen. Daarna breidde de raad het onderzoek uit naar de chemische fabriek van Chemours in Dordrecht en asfaltcentrale APN in Nijmegen: ook daar bleken stoffen vrij te komen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid.
Na analyse van de drie casussen ziet de OVV duidelijke parallellen. Overheden traden vaak te reactief op bij schadelijke uitstoot van een industrieel bedrijf. Ze waren te zeer bezig met wat volgens een bepaalde vergunning is toegestaan en letten daarbij te weinig op de gezondheidsrisico’s. Die „eenzijdige focus” is volgens de OVV niet altijd „voldoende om te zorgen dat de blootstelling laag genoeg blijft”.
De Onderzoeksraad geeft het voorbeeld dat omwonenden die vragen stelden over gezondheidsrisico’s vaak antwoorden kregen als ‘het bedrijf voldoet aan de vergunning’. Pas nadat bijvoorbeeld via de media de druk op lokale overheden was toegenomen, werden vergunningen aangescherpt.
Lees ook: Nieuwe milieunormen voor Tata laten op zich wachten door Europese stroperigheid
Zo is bij Tata Steel pas in 2019 gevraagd welke ‘zeer zorgwekkende stoffen’ het bedrijf uitstootte, terwijl de omgevingsdienst dit al vanaf 2016 wettelijk kon doen. Ook gaat de aanpassing van vergunningen aan de nieuwste Europese uitstootnormen bij de staalfabriek langzaam, aldus de OVV. Die gang van zaken voedt het wantrouwen tegen overheden en bedrijven.
Volgens de Onderzoeksraad moet het toezicht meer aandacht besteden aan gezondheidsrisico’s voor omwonenden, door bijvoorbeeld de precieze uitstoot vaker te meten en beter op te letten of stoffen schadelijker blijken dan gedacht. Overheden moeten zich bij toezicht en vergunningverlening ook veel actiever opstellen, door strengere eisen te stellen en vaker vergunningen aan te scherpen. Bij de onderzochte casussen was sprake van een „weinig kritische en ambitieuze houding” van de overheid.
Kritische analyses
Het rapport van de OVV – die geen onderzoek deed naar de gezondheidsrisico’s – komt bij een stapel kritische analyses van het toezicht op (industrie)bedrijven die de afgelopen jaren zijn verschenen. Al eerder concludeerde de Algemene Rekenkamer dat sommige omgevingsdiensten – die namens overheden vergunningen verlenen aan bedrijven en daar toezicht op houden – hun data nauwelijks op orde hebben. Een commissie onder leiding van oud-minister Jozias van Aartsen schreef dat omgevingsdiensten onafhankelijker moeten opereren en meer kennis en capaciteit nodig hebben.
Dat laatste merkt ook de OVV op. Volgens de raad is sprake van een „kennistekort” bij diensten en overheden, dat „past binnen een bredere trend van decentralisatie en jarenlange bezuinigingen”. Met weinig mensen moeten zeer complexe bedrijven worden beoordeeld, waar die ondernemingen zelf meer geld en mankracht beschikbaar hebben. De overheid kan daardoor niet altijd „een geloofwaardig tegenwicht” bieden.
De eerdere rapporten leidden ertoe dat staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat, CDA) vorig jaar besloot een programma te beginnen om omgevingsdiensten beter te laten functioneren, door bijvoorbeeld een minimumaantal werknemers verplicht te stellen. Dat programma loopt nu.
De OVV richt zich ook tot de industriebedrijven: zij moeten zelf ook onderzoeken welke risico’s hun activiteiten opleveren. Volgens de Onderzoeksraad nemen bedrijven maar weinig initiatief om hun uitstoot verder te verlagen dan in de vergunning staat. Op basis van een „maatschappelijke verantwoordelijkheid” mag dit wel verwacht worden, vindt de raad. Ook zouden bedrijven actiever moeten communiceren over hun bedrijfsprocessen en incidenten.
Stavros Zouridis, plaatsvervangend voorzitter van de OVV, benadrukte donderdagochtend bij de persconferentie dat als overheden eenmaal wakker geschud zijn, er soms wel degelijk snel verbetering optreedt. Volgens hem heeft de omgevingsdienst Chemours bijvoorbeeld inmiddels veel strengere normen opgelegd voor de uitstoot van de schadelijke stof PFOA. Ook de grafietregens van Tata Steel zijn volgens hem relatief snel opgelost nadat duidelijk was geworden hoe schadelijk deze zijn.