N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ontmanteling De staat moet tot 150 miljoen euro bijdragen aan de ontmanteling van Dodewaard. Daarmee komt een eind aan een jarenlange strijd tussen de staat en de oude aandeelhouders.
De staat gaat de ontmantelingskosten van de voormalige kerncentrale Dodewaard voor zijn rekening nemen. Daarmee komt een eind aan een jarenlange strijd tussen de overheid en de oude aandeelhouders, de energiebedrijven Uniper, Engie, Nuon (tegenwoordig Vattenfall) en EPZ.
In een brief aan de Tweede Kamer schat staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat, CDA) de kosten – met het huidige prijspeil – op 243 tot 334 miljoen euro. De daadwerkelijke kosten voor de schatkist bedragen naar verwachting 80 tot 150 miljoen. Dat kan hoger uitvallen als de bergingskosten voor het radioactieve afval tegenvallen. De centrale in de Betuwe wordt pas vanaf 2045 volledig gesloopt, zoals in 1997 is afgesproken, omdat dan de straling tot een veilig niveau is afgenomen.
Voor de ontmanteling is sinds 1969 tot de sluiting geld opzij gelegd door Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN), de eigenaar van de centrale in Dodewaard. Die was destijds, zoals alle energiecentrales, indirect in handen van provincies en gemeenten. Maar al jaren is duidelijk dat het spaartegoed ontoereikend is. Na een klacht van documentatiecentrum Laka had de Raad van State dit voorjaar het kabinet nog gewaarschuwd dat er onvoldoende geld voor de sloop beschikbaar was.
Met het besluit van Heijnen is een einde gekomen aan onderhandelingen die al sinds 2017 liepen. De staat neemt voor 1 euro de aandelen GKN over van eigenaar Nederlands Elektriciteit Administratiekantoor (NEA). NEA op zijn beurt, eigendom van de vier genoemde energiebedrijven, draagt het gespaarde vermogen van 75 miljoen over aan de staat. Daarnaast beschikt GKN over zo’n 87 miljoen euro aan andere middelen.
Heijnen schrijft de Kamer voor deze weg te hebben gekozen omdat „het onzeker is of via juridische weg de aandeelhouders (…) met succes kunnen worden aangesproken ter voldoening van de resterende kosten van de ontmanteling”. Omdat de aandeelhouders de resterende kosten niet voor hun rekening nemen zou de kerncentrale tijdens de ontmanteling – van 2045 tot 2055 – niet meer aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Dan zouden de kosten, schrijft de staatssecretaris, alsnog op het bordje van de overheid komen. Op deze manier „zal de staat de overheidsbijdrage aan de ontmantelingskosten zo laag mogelijk weten te houden”.
De bedoeling is dat COVRA uiteindelijk de volledige eigenaar van de kerncentrale in Dodewaard wordt. Dit bedrijf, volledig in handen van de staat, is verantwoordelijk voor de verwerking en eindberging van radioactief afval in Nederland.
„Deze geschiedenis kunnen we niet terugdraaien, maar ik vraag wel nadrukkelijk om eerherstel. Voor mijzelf en alle andere vrouwen die ongewild hun kind hebben moeten afstaan. Het mag niet de geschiedenisboeken ingaan zoals de staat het voorschotelt.”
Aan het woord is de 77-jarige afstandsmoeder Trudy Scheele-Gertsen. De grootste zaal van de rechtbank in Den Haag zit deze vrijdag stampvol. Er is veel belangstelling voor het hoger beroep van de rechtszaak die Scheele-Gertsen en vrouwenrechtenorganisatie Bureau Clara Wichmann aanspanden tegen de Nederlandse staat. In 2020 stelden Scheele-Gertsen en BCW de staat – waar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) onderdeel van is – aansprakelijk voor het onrecht dat haar en duizenden andere ongehuwde vrouwen werd aangedaan, omdat zij afstand moesten doen van hun pasgeboren kind.
Lees ook
‘Er is bewust toegewerkt naar adoptie’, zegt afstandsmoeder die de staat aansprakelijk stelt
Die rechtszaak verloren ze. De rechtbank kon vijftig jaar na dato niet vaststellen dat de RvdK structureel en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen juridisch verwijtbare fouten heeft gemaakt, oordeelde de rechter in 2022. Volgens de rechtbank was de druk die de moeders (tussen 1956 en 1984) hebben ervaren, waardoor zij zich gedwongen hebben gevoeld hun kind af te staan, eerder een gevolg van sociale en religieuze verhoudingen in die periode.
Waarheidsvinding
Scheele-Gertsen besloot niet op te geven. „Dit gaat niet om geld, het gaat om waarheidsvinding, om een kloppende versie van de geschiedenis”, vertelt Scheele-Gertsen in een gesprek voorafgaand aan de zitting. „In 2019 schreef ik toenmalig minister Sander Dekker een persoonlijke brief om hem te vertellen wat mij was overkomen, en vooral over de mensonterende manier waarop mijn zoon en ik van elkaar zijn gescheiden na zijn geboorte.”
In 1968 was Scheele-Gertsen, toen 21 jaar, ongetrouwd zwanger geraakt. Toch was ze ervan overtuigd dat ze haar kind prima zelf kon grootbrengen, want ze had een afgeronde opleiding. Maar haar ouders en de RvdK zetten haar onder druk om de baby af te staan, vertelt Scheele-Gertsen. „Je leest terug in mijn dossier dat er bewust is toegewerkt naar adoptie, terwijl ik mijn hele zwangerschap heb aangegeven dat ik mijn baby wilde houden.”
Uiteindelijk beviel ze van haar zoon bij de nonnen van de Paula Stichting in Oosterbeek. Ze zag zich genoodzaakt hem daar achter te laten, en zag hem pas in 2018 weer terug. „Door mijn schrijven wilde ik de minister laten weten hoe oneerlijk het was gegaan, iets wat veel vrouwen tot op de dag van vandaag pijnigt.” Maar na haar brief bleef het stil. Scheele-Gertsen had gehoopt op een gesprek, ze had zelfs een lijstje gemaakt met punten die ze van belang achtte voor een landelijk onderzoek. „Als ik toen was uitgenodigd en er echt was geluisterd, dan hadden we hier vandaag niet gezeten.”
Recht op herstel
Inmiddels bemoeien ook de Verenigde Naties (VN) zich met de kwestie. In september stuurden twee VN-rapporteurs de staat een bezorgde brief waarin ze stelden dat „de Nederlandse overheid veel meer moet doen om afstandsmoeders te ondersteunen”. In de brief gaan zij onder meer in op de rechtszaak van Scheele-Gertsen en vrouwen in soortgelijke situaties.
„Bij dergelijk historisch onrecht hebben moeders maar ook kinderen recht op herstel”, schreven de rapporteurs . Zij geven de staat de aanbeveling zich bij dergelijke kwesties niet meer te beroepen op verjaring, maar verantwoordelijkheid te nemen voor hun rol in deze geschiedenis. In reactie op de VN-brief liet de staat weten, waarin ook zijn eigen handelen aan bod komt.
Ook schreef de staat in gesprek te zijn met afstandsmoeders en kinderen, om hun behoeftes in kaart te brengen. Die zeggen echter zich niet in dat beeld te herkennen, omdat zij al lang duidelijk hebben gemaakt wat hun behoeftes zijn en de staat die nog altijd negeert. „Na alles wat er is misgegaan heb ik weinig vertrouwen meer in het landelijke onderzoek”, zegt Will van Sebille van Stichting De Nederlandse Afstandsmoeder. „Deze rechtszaak voelt eigenlijk als een laatste kans om de onderste steen boven de krijgen.”
Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken
Dat ze niet de enige is die er zo over denkt, blijkt uit de getuigenissen van vrouwen die tijdens het hoger beroep gebruikmaken van hun spreekrecht. „Na een maand ben je vergeten dat je een kind hebt gehad, zei de psycholoog van de Paula Stichting in 1968 tegen mij”, vertelt Merapi Obermayer. „Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken.”
Ook Jeannine van Dijck benadrukt de levenslange ontwrichting die het moeten afstaan van haar dochter teweeg heeft gebracht. „Niet alleen in mijn leven, maar ook in dat van mijn broers en zussen die zeer betrokken zijn bij alles wat er is gebeurd.”
Pijnlijke rechtsgang
Dat deze rechtsgang pijnlijk is voor de aanwezige vrouwen en kinderen, erkent Mette van Asperen, een van de advocaten van de staat. „Voor de vrouwen die dit hebben meegemaakt is er geen sprake van verjaring, maar dit is een juridische procedure. Het lijkt alsof de staat heel hard is, maar dat is het pijnlijke van een rechtsgang die ook wij liever hadden vermeden.”
Een belangrijke vraag die tijdens de zitting van vrijdag opnieuw centraal stond, is of te bewijzen is dat de RvdK destijds onrechtmatig heeft gehandeld richting ongehuwde moeders, en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen.
De RvdK ging niet met moeders in gesprek en hielp hen niet zoeken naar praktische, financiële of juridische mogelijkheden
Er was sprake van een patroon, stelt Lisa-Marie Komp, de advocaat van Scheele-Gertsen. „Het verhaal van Scheele-Gertsen staat niet op zichzelf. Uit alle verklaringen die wij hebben verzameld blijkt dat de vrouwen werden overgeleverd aan de druk om hun kind af te staan. De RvdK ging niet met moeders in gesprek, hielp hen niet bij het zoeken naar praktische of financiële mogelijkheden, en wees ze ook niet op juridische mogelijkheden om tegen een afstandsbesluit op te komen.” Komp schetst hoe de wet duidelijk maakte dat moeder en kind bij elkaar hoorden en hoe de Raad de plicht had om daarop toe te zien. De staat ontkent dat, beroept zich op verjaring, en acht het bovendien niet bewezen dat de RvdK destijds in strijd met de regels van toen heeft gehandeld. „Er is geen reden om te veronderstellen dat maatschappelijk werksters de gesprekken anders hebben weergegeven dan dat ze zijn gevoerd, of dat ze bewust onjuiste informatie hebben opgenomen”, is een van de argumenten die Van Asperen aanvoert.
„Het gemis van een kind kan nooit gecompenseerd worden”, betoogt Linde Bryk van Bureau Clara Wichmann aan het slot van de zitting. „Maar de erkenning dat hun onrecht is aangedaan, dat op afstand [van het kind] werd aangestuurd en dat zij niet beschermd werden door de RvdK, is iets waarover door uw Hof wél kan worden beslist.”
De uitspraak zal nog even op zich laten wachten, besluit de voorzitter, want het Hof wil de tijd nemen om het dossier goed te bestuderen en te laten bezinken wat er vandaag naar voren is gebracht. Scheele-Gertsen is opgelucht, vertelt ze na afloop. „Ik heb meer hoop dan de vorige keer, de rechters voelden toegankelijker. Dus vandaag zijn we in elk geval gehoord.” Op 11 maart 2025 wordt de uitspraak verwacht.
Lees ook
Vrijspraak Staat en Raad ‘harde klap’ voor afstandsmoeders
Het homohuwelijk. Een einde aan de doodstraf. Legaliseren van abortus. Belangrijke veranderingen in de samenleving komen in het Verenigd Koninkrijk vaker door initiatiefwetsvoorstellen tot stand. Vrijdag is, ook door een initiatiefwetsvoorstel, legale hulp bij zelfdoding voor terminale patiënten een grote stap dichterbij gekomen.
Een wetsvoorstel van parlementariër Kim Leadbeater (Labour) haalde een meerderheid in het Lagerhuis: 330 leden stemden ervoor, 275 ertegen. Het betekent dat haar voorstel de komende maanden inhoudelijk wordt behandeld, een fase die eerdere initiatieven rond zelfdoding nooit haalden. Volgens Leadbeater is het tijd dat terminaal zieke inwoners „keuze, autonomie en waardigheid krijgen over het einde van hun leven”.
De politieke partijen lieten hun parlementsleden vrij in het bepalen van hun stem, omdat het onderwerp zo persoonlijk is en gevoelig ligt. Tot het laatst bleef daardoor spannend of het voorstel erdoor zou komen. Veel Lagerhuisleden haalden in het debat de geschiedenis aan van terminaal zieke kiezers of familieleden, verhalen die hen ervan overtuigden voor of juist tegen dit voorstel te stemmen.
Het wetsvoorstel van Leadbeater is gebaseerd op regelgeving in de Amerikaanse staat Oregon. Alleen volwassenen die nog maximaal zes maanden te leven hebben komen in aanmerking. Twee artsen moeten onafhankelijk van elkaar vaststellen dat een patiënt inderdaad terminaal ziek is en „mentaal in staat is een duidelijk en geïnformeerde keuze te maken”. Daarna beoordeelt ook een rechter de zaak. De patiënt moet het dodelijk middel zelf innemen, een arts mag het niet toedienen. Hierin verschilt het voorstel van euthanasie zoals bijvoorbeeld in Nederland mogelijk is, waarbij een arts de patiënt een stervensmiddel geeft.
David Cameron was vóór
Afgelopen week spraken allerlei Britse (oud-)politici zich uit over de wet in de media. Oud-premier David Cameron veranderde bijvoorbeeld van mening, sinds hij tegen het laatste wetsvoorstel stemde in 2015. Hij schreef in dagblad The Times dat dit voorstel volgens hem voldoende waarborgen kent om te voorkomen dat kwetsbare patiënten onder druk worden gezet om voor zelfdoding te kiezen: „Dit voorstel gaat niet over het beëindigen van leven, maar over het verkorten van de dood.”
Buiten het parlement in Westminster verzamelden zich vrijdag honderden demonstranten, om steun te betuigen aan het voor- of juist het tegenkamp. „Help me te leven, niet te sterven”, stond op de borden van de tegenstanders. „Geef me de keuze over mijn dood”, op die van de voorstanders.
Gezondheidszorg en dus ook terminale zorg is in het VK aan de vier individuele landen – dit voorstel betreft inwoners van Engeland en Wales. In Schotland is een apart wetsvoorstel in behandeling, in Noord-Ierland (nog) niet. In heel het Verenigd Koninkrijk is volgens peilingen een meerderheid van de bevolking vóór legale hulp bij zelfdoding.
Weerstand komt uit religieuze hoek. De Kerk van Engeland en islamitische organisaties spraken zich kritisch uit, omdat volgens hen besluiten over leven en dood alleen aan God zijn. Dagblad The Observer vond uit dat sommige lobbygroepen zich als ‘onafhankelijke’ artsen en verpleegkundigen presenteren in de media en hun banden met christelijke organisaties verzwijgen.
Tegenstanders van het voorstel, onder wie ook minister Wes Streeting (Volksgezondheid, Labour), haalden praktische bezwaren aan rond de uitvoering van de wet. De landelijke gezondheidsdienst NHS staat al onder druk, met lange wachttijden voor afspraken. Streeting waarschuwde dat invoering van de wet zou betekenen dat andere zorg minder geld krijgt en zei dat hij zijn ambtenaren de gevolgen voor de zorguitgaven laat narekenen. Ook rechtbanken zouden te weinig capaciteit hebben om deze zaken erbij te kunnen doen.
‘Een postcodeloterij’
In Engeland en Wales bestaat wel palliatieve zorg, maar de beschikbaarheid van hospices en specialistische stervenszorg verschillen sterk per regio. De vraag of terminale patiënten in een hospice terechtkunnen, komt nu neer op een „postcodeloterij”, zei de voorzitter van Marie Curie, een stichting voor stervensbegeleiding, tegen Britse media. „Het zou onacceptabel zijn als patiënten voor hulp bij zelfdoding gaan omdat ze geen toegang tot palliatieve zorg hebben.”
Initiatiefneemster Kim Leadbeater zei in reactie hierop dat ook zij ziet dat palliatieve zorg meer aandacht moet krijgen. „Hulp bij zelfdoding moet geen vervanging voor palliatieve zorg zijn. Het is niet of/of.”
Premier Keir Starmer (Labour) hield zich in aanloop naar vrijdag op de vlakte over zijn mening, omdat hij zijn fractiegenoten niet onder druk wilde zetten. Maar in het Lagerhuis verlopen de stemmingen volgens oude tradities en de parlementariërs stemmen door zich fysiek naar de Aye-lobby of de No-lobby te begeven. Starmer liep naar de Aye-kant. Niet verrassend, omdat hij in 2015 al één van de belangrijkste voorstanders was van het initiatiefvoorstel toen.
De komende maanden neemt een wetgevingscommissie het voorstel in behandeling, waardoor waarschijnlijk nog aanpassingen plaatsvinden. Enkele Lagerhuisleden die vóór de wet stemden vrijdag, zeiden na die stemming dat ze vooral verdere discussie mogelijk wilden maken en dat hun steun voor de wet nog niet vaststaat. Maar zelfs één van de grootste tegenstanders van het voorstel in het Lagerhuis, Danny Kruger van de Conservatieve Partij, zei dat na vrijdag „de kans aanzienlijk is dat de wet erdoor komt”.
Een half procentpunt erbovenop. De inflatie in Nederland is in de maand november gestegen tot 4 procent ten opzichte van een jaar geleden, zo meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek vrijdag in een eerste snelle raming van de inflatie. In oktober bedroeg de inflatie nog 3,5 procent. Sinds oktober 2023, toen de inflatie zelfs even negatief was (een deflatie van 0,4 procent) laat de geldontwaarding een gestaag stijgende lijn zien. En ook elders in Europa loopt de inflatie weer op.
De cijfers zijn nog ver verwijderd van de top van september 2022, toen in Nederland de inflatie op jaarbasis 14,5 procent bedroeg, maar dat het niet lukt de geldontwaarding in de buurt van de 2 procent te krijgen is zorgelijk.
Fors
De inflatie stijgt door een samenloop van omstandigheden. Allereerst zijn de lonen in Nederland in de nasleep van de vorige inflatiegolf fors gestegen. Werkgeversvereniging AWVN meldt dat de gemiddelde contractloonstijging in 2024 5,33 procent bedraagt. In oktober stegen de loonafspraken in de cao’s voor het eerst dit jaar minder dan 4 procent. Hogere lonen geven mensen meer koopkracht, maar vertalen zich ook in hogere kosten voor werkgevers die deze uitgaven doorberekenen in hun producten. Dat is terug te zien in de inflatiecijfers van alle sectoren: voedingsmiddelen, drank en tabak, maar ook diensten zijn allemaal fors duurder geworden ten opzichte van een jaar geleden, en dragen bij aan de hoge inflatie.
Daarbij hebben veel bedrijven ook hun winstmarges verhoogd, meer dan in andere Europese landen, zo becijferden twee economen van vakcentrale FNV vorige week voor economenblad ESB. Dat heeft een extra opwaarts effect op de inflatie gehad.
Ook de overheid draagt in negatieve zin bij aan de hogere inflatie. Wettelijk is vastgelegd dat de sociale huren mogen stijgen met de gemiddelde loonontwikkeling. Voor 2024 geldt daarom een percentage van 5,8 procent. Voor de vrije sector geldt een maximum huurstijging van 5,5 procent, gekoppeld aan de inflatie. En waar de afgelopen jaren het overheidsbeleid de inflatie juist dempte, jaagt het beleid van hogere belastingen en accijnzen (onder meer op tabak en alcohol) de inflatie inmiddels extra aan. Komend jaar zal de hogere btw op hotelovernachtgingen opnieuw een extra impuls aan de geldontwaarding geven.
De grootste tegenvaller lijken echter de gestegen energieprijzen te zijn. Na een enorme piek in energieprijzen in 2022 (na de Russische inval in Oekraïne) hadden de lagere energieprijzen de afgelopen anderhalf jaar een drukkend effect op de inflatie. Waar veel goederen en diensten fors in prijs stegen, was de energierekening juist lager dan een jaar daarvoor. Die periode lijkt nu voorbij: energie, inclusief autobrandstof, is nu ongeveer net zo duur als vorig jaar. Vorige maand was energie nog 2,7 procent goedkoper dan een jaar eerder. En de verwachting is dat de prijzen de komende maanden eerder zullen stijgen dan dalen, gezien de komende winter en de geopolitieke spanningen.
Het CBS publiceerde vrijdag ook het inflatiecijfer volgens de Europese definitie, waarin de kosten voor wonen (zowel eigen huis als huur) niet zijn meegenomen. Dat cijfer steeg ook, van 3,3 procent in oktober naar 3,8 procent in november. Vergeleken met andere Europese landen zit Nederland fors aan de hoge kant: alleen België en Kroatië kennen een hogere inflatie. In de hele eurozone stegen de prijzen in november met 2,3 procent op jaarbasis, tegenover 2 procent de vorige maand. De Europese kerninflatie (zonder de vaak hevig schommelende energieprijzen erin) is stabiel, maar wel hoger dan de totale: 2,7 procent.
Renteverlaging
Dat de inflatie stijgt is dus – los van de specifieke Nederlandse oorzaken – een Europa-breed fenomeen en dat zet extra druk op de aankomende vergadering van de Europese Centrale Bank, 12 december. De centrale bank is na een periode van forse renteverhogingen om de inflatie te dempen sinds deze zomer bezig de rente stapsgewijs te verlagen om de economie te steunen. De rente is de afgelopen maanden gedaald van 4 procent naar nu 3,25 procent.
Financiële analisten gaan er nog steeds van uit dat in december de rente opnieuw verlaagd zal worden, naar 3 procent. Geld lenen wordt dan goedkoper, waardoor er meer geld in omloop komt zonder dat de productie hoger wordt. Stijgende inflatie maakt verdere renteverlagingen daarom steeds moeilijker te verdedigen. De ECB streeft een inflatie na van 2 procent, en als de inflatie hoger is dan dat, moet de rente eigenlijk verhoogd worden om de geldontwaarding af te remmen.
Voor veel eurolanden is een nieuwe renteverlaging nog wel te rechtvaardigen: die zitten met hun inflatiecijfer onder de 2 procent. Maar voor landen als Nederland, waar de inflatie hoger is dan in de rest van de muntunie, zal een lagere rente alleen maar tot meer geldontwaarding leiden. Het lijkt er dus op dat Nederland voorlopig nog niet klaar is met de almaar duurdere kosten van levensonderhoud.