Overal zijn gesubsidieerde muziekscholen verdwenen, maar ‘het aantal individuele lesuren is nauwelijks gedaald’. Docenten betalen de prijs

‘De laatsten der Mohikanen’ noemde Jaap Schoneveld zichzelf en zijn collegamuziekleraren van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) vorige week in NRC, in een bericht over het stoppen van alle individuele muzieklessen bij de muziekschool en een poging van een groepje leraren om zelf een coöperatie op te zetten.

De SKVR was een van de weinige plekken waar je nog gesubsidieerde muziekles kan volgen. Sinds de grote overheidsbezuinigingen in 2013 zijn er in heel Nederland legio gemeentelijke muziekscholen omgevallen. De branchevereniging voor cultuureducatie en amateurkunst Cultuurconnectie zocht in 2021 uit dat er van de 108 nog bestaande vrijgevestigde muziekscholen in 2007 (eerder werd niet geteld), nog maar twaalf over waren. Een alarmerende kaalslag, lees je her en der, maar Ryan Emmen, de huidige directeur van Cultuurconnectie, heeft daar genuanceerdere gedachten bij: „Er zijn alternatieven voor teruggekomen. Die zijn weliswaar of commercieel, of in ZZP-collectieven of in gecombineerde instellingen met meer cultuuraanbod dan muziek, maar het zijn er wel veel, zeker honderd.”

De vraag of er minder aan talentontwikkeling wordt gedaan, vindt Emmen lastig te beantwoorden. „Daar is geen onderzoek naar gedaan.” Sinds 2013 gaat er steeds minder geld en aandacht naar individuele lessen en steeds meer naar klassikale lessen op scholen. Emmen denkt dat die „verbreding van het muziekonderwijs” wel heeft gezorgd voor een bredere keten van talent ontdekken en talent ontwikkelen. „Individuele lessen, essentieel voor talentontwikkeling, bestaat gelukkig gewoon nog. We hebben berekend dat het aantal individuele lescontacturen bij onze leden sinds 2013 eigenlijk bijna niet is gedaald.”

Emmen vindt wel dat het systeem onder druk staat: „Leraren doen meer voor minder geld. Maar als land is het nu belangrijk te koesteren wat er nu nog is, want leraren kunnen niet nog meer inleveren.”

Hoe is de situatie in steden waar individuele muzieklessen op een muziekschool werden wegbezuinigd? Drie voorbeelden kunnen dat illustreren.


Lees ook

Nu is ook al het muziekonderwijs van Rotterdam ter ziele. Een groep docenten probeert zelf een doorstart te maken

De Rotterdamse kunstschool SKVR lijdt jaarlijks 1,1 miljoen euro verlies op de individuele muzieklessen.

Utrecht: optimistisch, maar nog niet gered

De laatste grote muziekschool die vóór de (muziektak van de) SKVR omviel, was De Utrechtse Muziekschool (DUMS). Toen die vorig jaar failliet ging, stonden er plots tientallen dure instrumenten voor een habbekrats op een veilingsite. Ideetje van de curator, dat absoluut niet goed viel bij de plots werkloze docenten. De instrumenten werden gelukkig gered, voor tienduizenden euro’s bijeengeraapt door een groep leraren, docenten, een gulle anonieme sponsor en muziekgebouw TivoliVredenburg.

De instrumenten zijn nu ‘voor de stad’ in beheer van een stichting en TivoliVredenburg die ze uitlenen aan de muziekdocenten. Dat is een meevaller, maar daarmee is het muziekonderwijs in Utrecht nog niet gered. Bij DUMS gaven bijna vijftig docenten les aan zo’n 2000 leerlingen. Volgens cellodocent Mariëtte Landheer zitten er nu nog vijftien docenten in het gebouw aan het Domplein, die als zelfstandigen lesgeven. En als zelfstandige huur betalen aan de gemeente: 22,50 euro per uur. „Dat is nu ons grootste probleem. Ik zou leerlingen meer geld moeten vragen, maar dat is geen optie.”

Zolang er onderzoek naar de verantwoordelijkheid van de financiën van DUMS loopt, kunnen de docenten geen eigen muziekschool in hetzelfde gebouw beginnen. Dat willen ze volgens Landheer wel, die er optimistisch over is dat er in Utrecht iets nieuws op te bouwen valt. „Nu hebben kinderen les bij individuele docenten, maar kunnen ze nergens samenspelen. Dat is wat je als docenten wil: samen dingen kunnen organiseren.”

De gemeente knijpt de handjes dicht, maar mag niet vergeten dat het succes over de ruggen van docenten gaat.

Maria Lewanski, oprichter van de Muziekacademie Den Haag

Den Haag: succes, ten koste van de arbeidsvoorwaarden

In 2013 werden alle naschoolse muzieklessen van het Haagse Koorenhuis – een fusie van de Stedelijke Muziekschool en het Centrum voor Kunstzinnige Vorming – wegbezuinigd. Docenten konden zelf de ruimte terughuren. Geen optie, volgens viooldocent Maria Lewanski, want dan zou er nooit een volledig aanbod zijn en moesten de leraren met elkaar concurreren. Dus ontwierp ze zelf een plan voor een volwaardige muziekschool. Onder volwassen leerlingen en ouders zocht en vond ze bestuursleden met diverse achtergronden: juridisch, financieel, iemand met contacten in de makelaardij. De stichting vond een locatie die de helft goedkoper was dan Het Koorenhuis.

„We begonnen met min 50 euro”, herinnert Lewanski zich. „Dat was de prijs voor het openen van een rekening. En verder een compleet leeg gebouw: geen meubilair, geen instrumenten. De eerste bijeenkomst zaten we op de grond. We kregen overal en nergens spullen vandaan. Een pianostemmer heeft gratis in de hele regio gedoneerde piano’s voor ons opgehaald. Een pianodocent nam een koffiezetapparaat, een naaimachine en een bezem mee. Een klarinet- en een saxofoonleraar stonden samen tafelpoten aan tafels te schroeven. Een fluitdocent heeft duizend vierkante meter gestofzuigd. In vier dagen was de hele locatie ingericht. Eigenlijk was het een hele leuke tijd, we wilden allemaal zo graag door.”

Inmiddels is de Muziekacademie Den Haag (MDH) een volwaardig draaiende muziekschool waar 1200 mensen muzieklessen krijgen en kunnen samenspelen in ensemble-tjes voor hetzelfde geld als ooit in Het Koorenhuis – met een jaaromzet van ruim 900.000 euro, en helemaal zonder subsidie. Hoe dat kan? Lewanski: „Ten koste van de arbeidsvoorwaarden van de leraren. De helft is ZZP’er, de andere helft wordt betaald via payroll. Dat betekent: geen geld in de vakantie, geen pensioen. De zestig docenten die dat doen, zien het als hun roeping. Maar niet iedereen kon dat. Er zijn echt goede muziekdocenten verloren gegaan aan andere banen.”

Goed nieuws is wel dat muzieklessen in Den Haag volgens Lewanski niet per se elitairder zijn geworden. De Ooievaarspas, die Hagenaars met een kleine portemonnee korting geeft, geldt ook bij de MDH. Inclusief steun van een eigen opgericht fonds kunnen kinderen van minder rijke ouders elke week 20 minuten les krijgen voor 25 euro per halfjaar.

Met gulle giften is er zelfs een studiebeursfonds opgericht: talentvolle kinderen kunnen 1000 euro aanvragen als ze een masterclass willen volgen, een zomercursus willen doen of zich willen voorbereiden op een conservatoriumauditie. Lewanski: „De gemeente kan dus in haar handjes wrijven. Doen ze ook. Ze zijn er trots op dat Den Haag een volwaardige muziekschool heeft, maar ze dragen er zelf niets aan bij. Ze mogen niet vergeten dat het succes over de ruggen van de docenten gaat.”


Lees ook

En weer is een muziekschool failliet gegaan. Wie kan er nog naar muziekles?

Kinderen spelen in het jeugdorkest van harmonie Woudklank in het Drentse  Zuidwolde. Veel kinderen hadden  les bij  Scala. De slagwerkgroep  van Woudklank protesteerde  vorige week bij het gemeentehuis.

Culemborg: 3500 uur vrijwilligerswerk per jaar

In Culemborg, een Gelderse stad met zo’n dertigduizend inwoners, heeft een groep docenten zich na het wegbezuinigen van de gemeentelijke muziekschool in 2014 ook met succes verenigd, zij het niet in een stichting, maar in een vereniging. Anders dan in Den Haag hebben de 25 muziekdocenten (samen 300 leerlingen) van Kunst Educatie Culemborg (KEC) geen gezamenlijke prijzen: ieder bepaalt dat voor zichzelf, waardoor uurtarieven volgens bestuursvoorzitter en gitaarleerling Jos van der Horst flink uit elkaar kunnen lopen. „Elke docent draagt 50 euro jaarlijkse contributie af aan de vereniging, en 4 euro per lesuur. Daarvan wordt een coördinator betaald en zaken zoals basale administratie, promotie en veiligheid van leerlingen.” Ouders die het geld niet hebben, kunnen voor hun kinderen nog steeds bij een gemeentefonds terecht.

Dat dat voor KEC genoeg is om zichzelf te bedruipen, ligt volgens Van der Horst aan twee dingen: „Bestuur, nieuwsbrief, social media, fondsenwerving, voorspeelavonden, concerten – dat soort dingen doen docenten allemaal vrijwillig. Inclusief het werk van twee niet-lesgevende bestuursleden zijn dat samen 3500 uur per jaar, dus 2,5 uur per persoon per week.”

Daarnaast heeft KEC een grote meevaller: de gemeente Culemborg vraagt huur voor de locatie (50.000 euro per jaar), maar verstrekt evenveel huursubsidie. Dat laatste staat wel op de tocht: vanaf 2026 wordt er in ieder geval 10.000 euro over drie jaar afgebouwd. KEC heeft een plan gemaakt om dat op te vangen – met nog meer vrijwilligerswerk – maar de wethouder heeft volgens Van der Horst al gezegd dat er waarschijnlijk nog een bezuinigingsronde komt.

Toch heeft een zelfstandig collectief zijn voor Van der Horst wel degelijk een voordeel ten opzichte van een gemeentelijke muziekschool: „Vóór 2014 hing de grootte van de muziekschool aan gemeentebudgetten. Toen konden we hooguit 15 muziekleraren in dienst hebben en was groei onmogelijk. Nu zijn we veel groter.”


Lees ook

Muziekles is geworden waar het toch al voor werd uitgemaakt: een elitaire, linkse hobby

Illustratie Cyprian Koscielniak