Ouderen zijn altijd de pineut, vindt het oudste raadslid van Nederland (87). Hij beschuldigt het ministerie van leeftijdsdiscriminatie en werkt stug door
Hoe druk je de senioriteit uit van een 87-jarige politicus? Volstaat het te zeggen dat hij werd geboren vóór Lubbers en Kok zaliger? Dat hij ouder is dan prinses Beatrix? Dat hij al een wereldoorlog achter de rug had toen Trump nog moest worden verwekt?
Dré Rennenberg is zijn naam. Gemeenteraadslid te Eindhoven. Hij ging in 1994 de lokale politiek in als wethouder voor het Algemeen Ouderen Verbond, richtte in 1998 het Ouderen Appèl Eindhoven op en werkte als raadslid onder zes burgemeesters van wie er inmiddels twee zijn overleden. In 2022 werd hij benoemd tot ereburger van Eindhoven, ook vanwege zijn voorzitterschap van lokale amateurvoetbalclub SV Tivoli, zijn inzet voor behoeftige burgers bij het Steunpunt Materiële Hulpvragen en zijn initiatief voor een binnenstedelijke moestuin, Stadsakkers Eindhoven, waarvan de oogst bestemd is voor de plaatselijke voedselbank. En dan is er nog zijn eigenlijke baan, fiscalist in het door hem opgerichte belastingadvieskantoor ARK, waar ook twee van zijn zoons werken en hijzelf nog altijd zijn werkdagen doorbrengt.
Politiek is een magneet en zijn broertje (69) vroeg hem aan te blijven
De laatste jaren bouwde Rennenberg zijn taken af, hij wilde het wat rustiger aan doen, heeft last van zijn versleten heup en „wie weet „klopt dadelijk Onze Lieve Heer twee keer op m’n schouders en dan heb ik niets meer te vertellen”. Van het fractievoorzitterschap van zijn partij deed hij in september 2024 afstand, zijn jongere broer Niek (69) nam het stokje over. Raadslid wilde hij blijven tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026, dan was het klaar.
Maar hij is van gedachten veranderd, zegt hij in het spreekkamertje van het belastingadvieskantoor, met achter hem zijn rollator en stok. Hij wil dóór. Politiek is een magneet en zijn broertje vroeg hem aan te blijven. Er zijn volgens hem zóveel hulpbehoevende mensen in de maatschappij: wie is hij om zijn invloed en netwerk dan níét aan te wenden?
De wandelstok van Dré Rennenberg. Foto Lars van den Brink
Ouderen zijn overal de pineut van, vindt hij. Neem nou laatst, bij de dokter. Hij had een afspraak, maar de huisarts kwam te laat binnen want die was net een half uur op bezoek geweest bij een oude, stervende man, stervensbegeleiding ja, maar dat was eigenlijk helemaal zijn táák niet. Maar wie zou dat werk dan wél op zich nemen? Nou, en dan stuurt Rennenberg dus een brief aan het college om de gemeente op haar zorgplicht te wijzen. Die moet maar eens bij instellingen gaan kijken die weet hij veel hoeveel euro per jaar verdienen en intussen niet de goede zorg leveren. Of neem de moeder van een ambtenaar die hij kent. Die viel en brak haar been en kwam na ontslag uit het ziekenhuis helemaal in Bredá terecht, omdat er in Eindhoven geen plek was voor revalidatie! Ook zoiets: een oud echtpaar bij hem in de buurt, hij leed aan versnelde dementie, en zij…
Enzovoorts enzovoorts, want Rennenberg praat als Brugman. Of nee, dan doe je hem geen recht, want hij praat inmiddels al langer als Brugman dan volksprediker Johannes Brugman zélf ooit deed, de man achter het gezegde haalde de tachtig niet (ca. 1400-1473).
Niet afschrijven
Enfin, Rennenberg wil óók door met zijn raadswerk om te laten zien dat je tachtigers niet moet afschrijven. Ook al loopt hij nu achter een rollator en helpt de bode hem de trap op als hij aankomt bij het stadhuis, hij werkt nog altijd zo’n zestig uur per week, schat hij – tien als fiscalist en vijftig als raadslid. Hij staat op om half acht, acht uur, leest het Eindhovens Dagblad, checkt het online nieuws en rijdt rond tienen naar dit kantoor en daar zit hij dan tot een uur of drie, dan zeggen zijn zoons dat het tijd is om naar huis te gaan, naar Jannie (85), al 68 jaar zijn vrouw.
Wat hem nog nét wat strijdbaarder maakt, is dat ook raadsleden in de pensioengerechtigde leeftijd er sinds dit jaar bekaaid van afkomen. Een toelage waar zij tot voor kort voor in aanmerking kwamen, wordt hen sinds januari 2025 ontzegd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het gaat om een soort dertiende maand, in Rennenbergs geval 2.400 euro op jaarbasis. Alleen raadsleden ónder de AOW-leeftijd van 67 jaar krijgen die toelage nog. „Ouderdomsdiscriminatie”, schreven Rennenberg en partijleden eind april in een brief aan het Eindhovense college van B en W, waarna de hele gemeenteraad zich achter Rennenberg schaarde en in mei per brief de minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) verzocht om de regeling zo aan te passen dat ze „gelijke bescherming biedt aan alle raadsleden, ongeacht leeftijd”.
Nee hoor, dit is geen leeftijdsdiscriminatie, schreef de minister begin juli terug. De toelage is namelijk bedoeld als „compensatie” voor raadsleden die door hun politieke werk minder tijd kunnen besteden aan hun eigenlijke baan. Door die gemiste uren bouwen zij minder pensioen op en valt hun uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden lager uit. Vandáár die toelage. En 67-plussers, tja, die hóéven hun pensioen niet meer op te bouwen.
Oudere raadsleden vragen zich nu af: stel ik mij wel of niet kandidaat voor de komende verkiezingen?
Wakker geschud
Juridisch is die redenering steekhoudend, vindt de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, belangenbehartiger van de lokale volksvertegenwoordiging. Maar daarmee is de onvrede allerminst de wereld uit, benadrukt verenigingsvoorzitter Abdullah Uysal (30), zelf raadslid in Dordrecht (GroenLinks). Dré Rennenbergs protest heeft, vertelt hij, andere gepensioneerde raadsleden wakker geschud. „De discussie begint echt te leven nu. Vijftien à vijfentwintig van hen klopten al bij ons aan, ze zeggen allemaal dat het schrappen van de toelage iets doet met hun gevoel van waardering. Dat snappen wij en het baart ons grote zorgen”, zegt Uysal. „Deze raadsleden vragen zich nu af: stel ik mij wel of niet kandidaat voor de komende verkiezingen? Terwijl: het is belangrijk dat de gemeenteraad een brede afspiegeling is van de samenleving. Jong én oud.” De vereniging voor raadsleden gaat in overleg met „de achterban” om te komen tot een „definitief standpunt” en gaat daarmee „terug” naar het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Heel goed, vindt Dré Rennenberg, maar hij blijft erbij dat de zaak óók juridisch niet deugt. Op 22 juli diende hij een klacht in bij het College voor de Rechten van de Mens met een beroep op de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL). Want oké, een pensioen hoeft hij niet meer op te bouwen. Maar bij overlijden, hebben nabestaanden van een oud raadslid dan mínder recht op compensatie dan nabestaanden van een jong raadslid? „Deze ongelijke behandeling is enkel gebaseerd op leeftijd”, schreef hij. „Ik verzoek het College mijn klacht in behandeling te nemen.”
Een zoon komt het spreekkamertje binnen. „Je moet zo naar huis, straks wacht het eten”, zegt hij tegen zijn vader. Dré Rennenberg knikt. Als hij opstaat, langzaam, steunt hij op zijn rollator. Op naar huis, waar de maaltijd van Jannie om vijf uur zal klaarstaan. Waarna hij nog drie uur zal doorwerken en om half tien Nieuwsuur zal aanzetten, gevolgd door een politieke talkshow en daarna „iets op SBS6” wat Jannie leuk vindt. Ze zullen de dag afsluiten zoals altijd, proostend met een glaasje port (hij) en één glas pils (zij). Gevolgd door „hopelijk” een goede nacht – gedachten over onrecht houden hem weleens wakker.
Lees ook
Met politieke speeddates probeert Rheden alvast raadsleden te ronselen
Hoe druk je de senioriteit uit van een 87-jarige politicus? Volstaat het te zeggen dat hij werd geboren vóór Lubbers en Kok zaliger? Dat hij ouder is dan prinses Beatrix? Dat hij al een wereldoorlog achter de rug had toen Trump nog moest worden verwekt?
Dré Rennenberg is zijn naam. Gemeenteraadslid te Eindhoven. Hij ging in 1994 de lokale politiek in als wethouder voor het Algemeen Ouderen Verbond, richtte in 1998 het Ouderen Appèl Eindhoven op en werkte als raadslid onder zes burgemeesters van wie er inmiddels twee zijn overleden. In 2022 werd hij benoemd tot ereburger van Eindhoven, ook vanwege zijn voorzitterschap van lokale amateurvoetbalclub SV Tivoli, zijn inzet voor behoeftige burgers bij het Steunpunt Materiële Hulpvragen en zijn initiatief voor een binnenstedelijke moestuin, Stadsakkers Eindhoven, waarvan de oogst bestemd is voor de plaatselijke voedselbank. En dan is er nog zijn eigenlijke baan, fiscalist in het door hem opgerichte belastingadvieskantoor ARK, waar ook twee van zijn zoons werken en hijzelf nog altijd zijn werkdagen doorbrengt.
Politiek is een magneet en zijn broertje (69) vroeg hem aan te blijven
De laatste jaren bouwde Rennenberg zijn taken af, hij wilde het wat rustiger aan doen, heeft last van zijn versleten heup en „wie weet „klopt dadelijk Onze Lieve Heer twee keer op m’n schouders en dan heb ik niets meer te vertellen”. Van het fractievoorzitterschap van zijn partij deed hij in september 2024 afstand, zijn jongere broer Niek (69) nam het stokje over. Raadslid wilde hij blijven tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026, dan was het klaar.
Maar hij is van gedachten veranderd, zegt hij in het spreekkamertje van het belastingadvieskantoor, met achter hem zijn rollator en stok. Hij wil dóór. Politiek is een magneet en zijn broertje vroeg hem aan te blijven. Er zijn volgens hem zóveel hulpbehoevende mensen in de maatschappij: wie is hij om zijn invloed en netwerk dan níét aan te wenden?
De wandelstok van Dré Rennenberg. Foto Lars van den Brink
Ouderen zijn overal de pineut van, vindt hij. Neem nou laatst, bij de dokter. Hij had een afspraak, maar de huisarts kwam te laat binnen want die was net een half uur op bezoek geweest bij een oude, stervende man, stervensbegeleiding ja, maar dat was eigenlijk helemaal zijn táák niet. Maar wie zou dat werk dan wél op zich nemen? Nou, en dan stuurt Rennenberg dus een brief aan het college om de gemeente op haar zorgplicht te wijzen. Die moet maar eens bij instellingen gaan kijken die weet hij veel hoeveel euro per jaar verdienen en intussen niet de goede zorg leveren. Of neem de moeder van een ambtenaar die hij kent. Die viel en brak haar been en kwam na ontslag uit het ziekenhuis helemaal in Bredá terecht, omdat er in Eindhoven geen plek was voor revalidatie! Ook zoiets: een oud echtpaar bij hem in de buurt, hij leed aan versnelde dementie, en zij…
Enzovoorts enzovoorts, want Rennenberg praat als Brugman. Of nee, dan doe je hem geen recht, want hij praat inmiddels al langer als Brugman dan volksprediker Johannes Brugman zélf ooit deed, de man achter het gezegde haalde de tachtig niet (ca. 1400-1473).
Niet afschrijven
Enfin, Rennenberg wil óók door met zijn raadswerk om te laten zien dat je tachtigers niet moet afschrijven. Ook al loopt hij nu achter een rollator en helpt de bode hem de trap op als hij aankomt bij het stadhuis, hij werkt nog altijd zo’n zestig uur per week, schat hij – tien als fiscalist en vijftig als raadslid. Hij staat op om half acht, acht uur, leest het Eindhovens Dagblad, checkt het online nieuws en rijdt rond tienen naar dit kantoor en daar zit hij dan tot een uur of drie, dan zeggen zijn zoons dat het tijd is om naar huis te gaan, naar Jannie (85), al 68 jaar zijn vrouw.
Wat hem nog nét wat strijdbaarder maakt, is dat ook raadsleden in de pensioengerechtigde leeftijd er sinds dit jaar bekaaid van afkomen. Een toelage waar zij tot voor kort voor in aanmerking kwamen, wordt hen sinds januari 2025 ontzegd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het gaat om een soort dertiende maand, in Rennenbergs geval 2.400 euro op jaarbasis. Alleen raadsleden ónder de AOW-leeftijd van 67 jaar krijgen die toelage nog. „Ouderdomsdiscriminatie”, schreven Rennenberg en partijleden eind april in een brief aan het Eindhovense college van B en W, waarna de hele gemeenteraad zich achter Rennenberg schaarde en in mei per brief de minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) verzocht om de regeling zo aan te passen dat ze „gelijke bescherming biedt aan alle raadsleden, ongeacht leeftijd”.
Nee hoor, dit is geen leeftijdsdiscriminatie, schreef de minister begin juli terug. De toelage is namelijk bedoeld als „compensatie” voor raadsleden die door hun politieke werk minder tijd kunnen besteden aan hun eigenlijke baan. Door die gemiste uren bouwen zij minder pensioen op en valt hun uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden lager uit. Vandáár die toelage. En 67-plussers, tja, die hóéven hun pensioen niet meer op te bouwen.
Oudere raadsleden vragen zich nu af: stel ik mij wel of niet kandidaat voor de komende verkiezingen?
Wakker geschud
Juridisch is die redenering steekhoudend, vindt de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, belangenbehartiger van de lokale volksvertegenwoordiging. Maar daarmee is de onvrede allerminst de wereld uit, benadrukt verenigingsvoorzitter Abdullah Uysal (30), zelf raadslid in Dordrecht (GroenLinks). Dré Rennenbergs protest heeft, vertelt hij, andere gepensioneerde raadsleden wakker geschud. „De discussie begint echt te leven nu. Vijftien à vijfentwintig van hen klopten al bij ons aan, ze zeggen allemaal dat het schrappen van de toelage iets doet met hun gevoel van waardering. Dat snappen wij en het baart ons grote zorgen”, zegt Uysal. „Deze raadsleden vragen zich nu af: stel ik mij wel of niet kandidaat voor de komende verkiezingen? Terwijl: het is belangrijk dat de gemeenteraad een brede afspiegeling is van de samenleving. Jong én oud.” De vereniging voor raadsleden gaat in overleg met „de achterban” om te komen tot een „definitief standpunt” en gaat daarmee „terug” naar het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Heel goed, vindt Dré Rennenberg, maar hij blijft erbij dat de zaak óók juridisch niet deugt. Op 22 juli diende hij een klacht in bij het College voor de Rechten van de Mens met een beroep op de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL). Want oké, een pensioen hoeft hij niet meer op te bouwen. Maar bij overlijden, hebben nabestaanden van een oud raadslid dan mínder recht op compensatie dan nabestaanden van een jong raadslid? „Deze ongelijke behandeling is enkel gebaseerd op leeftijd”, schreef hij. „Ik verzoek het College mijn klacht in behandeling te nemen.”
Een zoon komt het spreekkamertje binnen. „Je moet zo naar huis, straks wacht het eten”, zegt hij tegen zijn vader. Dré Rennenberg knikt. Als hij opstaat, langzaam, steunt hij op zijn rollator. Op naar huis, waar de maaltijd van Jannie om vijf uur zal klaarstaan. Waarna hij nog drie uur zal doorwerken en om half tien Nieuwsuur zal aanzetten, gevolgd door een politieke talkshow en daarna „iets op SBS6” wat Jannie leuk vindt. Ze zullen de dag afsluiten zoals altijd, proostend met een glaasje port (hij) en één glas pils (zij). Gevolgd door „hopelijk” een goede nacht – gedachten over onrecht houden hem weleens wakker.
Lees ook
Met politieke speeddates probeert Rheden alvast raadsleden te ronselen
„De hulp staat aan de grens.” Wouter Booij, woordvoerder van Unicef Nederland, spreekt elk woord met klemtoon uit in antwoord op de vraag of voedseldroppings de nood in Gaza zullen helpen verlichten.
Zondagochtend voerde Israël een voedseldropping uit, na dagen van groeiende internationale kritiek op het gebrek aan hulp aan Gaza. Het aantal doden als gevolg van ondervoeding is volgens het ministerie van Volksgezondheid van Gaza opgelopen tot 127, onder wie 85 kinderen.
Volgens het Israëlische leger zijn er zeven pallets met meel, suiker en conserven per parachute gedropt. Jordanië en de Verenigde Arabische Emiraten hebben, zo melden internationale media, zondagmiddag ook voedsel gedropt. Wat er precies geleverd is, en waar, was zondagmiddag nog onduidelijk.
Hulporganisaties zijn zeer kritisch. Philippe Lazzarini, hoofd van het VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA, noemde op X voedseldroppings „duur, inefficiënt en mogelijk dodelijk voor uitgehongerde burgers. Ze zijn een afleiding en een rookgordijn.” Bij eerdere voedseldroppings kwamen Gazanen om het leven toen een parachute niet opende, of zij verdronken bij het aan land brengen van de pallets die in zee waren beland.
Ook Booij van Unicef heeft het over „een humanitair fotomoment”. De enige oplossing voor de hongerende bevolking van Gaza is volgens hem „volledige, ongehinderde toegang” voor de „zes- á zevenhonderd vrachtwagens per dag” met hulpgoederen die al voor oktober 2023 nodig waren om de 2,1 miljoen Gazanen van voedsel te voorzien. Inmiddels zijn wegen en distributiecentra vernietigd door Israël en Gazanen uit hun huizen verdreven.
Vrachtwagens
Aan de grenzen met Gaza staan duizenden vrachtwagens van hulporganisaties klaar. Israël heeft er de afgelopen maanden volgens de VN gemiddeld niet meer dan 69 per dag toegelaten. Het leger kondigde volgens persbureau Reuters zondag aan „humanitaire corridors” te zullen instellen voor hulpkonvooien, maar gaf niet aan waar of wanneer.
Zondag werd ook bekend dat de Egyptische Rode Halve Maan met honderd vrachtwagens de grens bij Kerem Shalom zal oversteken. De eerste vrachtwagens zouden de Gazastrook in zijn gereden. Daar wacht inspectie door Israël.
Eerder deze maand werden bij die grens hulpgoederen vernietigd omdat ze zouden zijn bedorven. Volgens Bastiaan van Blokland van het Nederlandse Rode Kruis duurt het „te lang om goederen in te voeren”: „Medicijnen moeten gekoeld zijn, eten kan niet te lang wachten.” „Daarom is het belangrijk dat er elke dag een stroom aan vrachtwagens wordt doorgelaten.”
„Bij een zware voedselnood zoals in Gaza is specialistische voeding nodig, zijn medicijnen nodig.” Hij noemt de samenstelling van de voedseldroppings zoals het Israëlische leger die noemt (meel, suiker en conserven) „eenzijdig”. „Er is voedsel nodig met vitamines en mineralen. Eieren, vlees, granen, groente.”
Volgens Van Blokland moet er bovendien brandstof worden geleverd om generatoren te kunnen laten draaien en ambulances te laten rijden. Hij noemt de voedseldroppings daarom „een schijnoplossing”: „De grenzen kunnen open voor hulpgoederen, dit hoeft niet zo.”
Lees ook
Honger, dorst en kogels: zo maken Israëlische soldaten de GHF-voedselpunten in Gaza tot dodelijk gevaar
Bliksemafleider
Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, noemt de voedseldroppings eveneens „een bliksemafleider”. Zij signaleert een patroon: „Als de druk op Israël toeneemt, met name vanuit de Verenigde Staten, dan wordt er af en toe een beetje hulp toegelaten.”
Ze signaleert dat in mei 2024 ook voedseldroppings plaatsvonden. Die kwamen nadat het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen uitvaardigde tegen de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en zijn vroegere minister van Defensie Yoav Gallant, onder meer voor het weerhouden van voedsel, water, medicijnen en medische apparatuur aan de Gazaanse burgerbevolking zonder militaire noodzaak.
„Toen de Europese Unie serieus over sancties nadacht, werd de Gaza Humanitairian Foundation opgericht. We weten inmiddels hoe dat afliep.” Die omstreden, door de VS gesteunde organisatie ging noodhulp organiseren, maar bij GHF-distributiepunten werden Palestijnen doodgeschoten door Israëlische militairen.
Hilhorst: „Nu zie je weer de druk oplopen vanuit de rest van de wereld, en zijn er voedseldroppings aangekondigd. Dat haalt de aandacht weg van het feit dat de grenzen niet open zijn voor de hulp die daar staat en nodig is.”
Ze vindt dat landen niet mee moeten denken over „schijnbewegingen” als voedseldroppings. „In plaats daarvan zou het Verenigd Koninkrijk moeten nadenken over sancties.” Ook zij zegt dat de Gazanen „zodanig verhongerd zijn dat ze medisch begeleid moeten worden. Magen kunnen voedsel niet meer aan.”
Bouwstoffen
Dat zegt ook Wouter Booij van Unicef: „Ondervoeding is geen honger, maar een ziekte. Het lichaam krijgt dan dermate weinig bouwstoffen dat het gaat interen op organen. De oplossing is dan geen boterham met kaas en een glas melk.” Dan is therapeutische voeding nodig, zegt hij.
Een standaard voedselpakket van het Wereldvoedselprogramma bevat 2.100 calorieën, met genoeg proteïne, vet, vitamines en mineralen voor een volwassene. Voor kinderen onder de vijf jaar oud, zwangeren en borstvoedende moeders is extra calorierijk voedsel nodig. De BBC berekende dat er 160 vliegtuigdroppings per dag nodig zouden zijn om genoeg voedsel te leveren.
Lees ook
Bashar fotografeerde de honger, nu kan hij er zelf niet meer door werken
Talisia Misiedjan (35) staat meestal afwijzend tegenover interviews: ze werkt achter de schermen, niet ervoor. Als mede-eigenaar van casting- en managementbureau A Million Faces geeft ze het Nederlandse medialandschap vorm. Holly Mae Brood, Tim Hofman, Edson da Graça en Eloise van Oranje: veel toonaangevende bekende Nederlanders van deze tijd worden door Talisia en haar compagnon Lenneke van Ingen vertegenwoordigd. Een van de snelst rijzende sterren? Haar zusje, Quinty Misiedjan (28).
Talisia en Quinty zijn voor verschillende generaties beeldbepalend binnen de populaire cultuur. Voor Talisia begon dat bij de bekende jeugdserie SpangaS, die van 2007 tot 2022 iedere schooldag op televisie was – met herhalingen in het weekend. Talisia, die de rol van Avalanche Blokland op zich nam, speelde in zeker zeshonderd afleveringen. SpangaS was een ongekend succes, in de hoogtijdagen had de serie gemiddeld 200.000 tot 300.000 kijkers per dag.
Waar Quinty vroeger werd herkend als ‘het zusje van Avalanche’, is dat tegenwoordig eerder andersom. Ze behoort tot de eerste generatie presentatoren die niet via de klassieke televisie opklom, maar via sociale media. Met de comedy-sketches en vlogs die ze plaatste op haar YouTube-kanaal Quinsding had ze al snel meer dan 250.000 abonnees. Na twee keer te zijn uitgeloot voor de studie geneeskunde besloot ze zich volledig op de mediawereld te richten.
Al snel verplaatste haar carrière zich naar Hilversum, waar ze vanaf 2017 verschillende programma’s voor de publieke omroep presenteerde. Twee jaar geleden kreeg ze haar eerste grote televisieklus: het muziekprogramma That’s my Jam bij Omroep Zwart. Begin dit jaar werd bekend dat ze samen met Jamai Loman The Voice Kids gaat presenteren.
En Quinty richt zich niet alleen op televisie. Sinds 2022 maakt ze samen met Soundos El Ahmadi en Edson da Graça Bims, een podcast over de Amsterdamse wijk Bijlmer waar ze alle drie opgroeiden. Daarnaast is ze een van de juryleden van de Nederlandse vakjury van het Eurovisie Songfestival 2025.
Het thema van deze zomergesprekken zette Talisia aan het denken. Ze kan zich voorstellen dat zij en haar zusje een interessant verhaal hebben; hun achtergrond, hoe ze werken en hoe dat samenkomt. „Kom je daar nu pas achter?”, had Quinty lachend gevraagd. En dus kwam het eerste gezamenlijke interview met de zusjes Misiedjan er toch.
We spreken eerst af op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) in Amsterdam-Zuidoost, de middelbare school waar ze allebei op hebben gezeten. Het is deze maandagmiddag in mei rustig in het immens grote complex, waar in de gymzaal examens worden afgenomen. De ontvangsthal is licht, witte lijnen krullen op een blauwe vloer door het gebouw. Als de bel gaat, stromen tientallen leerlingen via de hoofdingang het schoolplein op. Sommige groepjes blijven daar hangen, anderen strijken naast ons neer op de bankjes langs de sportvelden tegenover de school. Tijd om een rustiger plekje op te zoeken.
Ter voorbereiding van het gesprek belden we met broer Sheraino (24) over zijn oudere zussen. Wat hij het belangrijkste vond? Dat we zouden vragen wie eigenlijk de lieveling is van hun moeder Sandra Geugjes. Dat levert een bulderlach bij de vrouwen op, een geluid dat deze middag vaker zal klinken. Want het antwoord weten ze allebei. Talisia: „Sheraino is haar prins. Dat komt naar voren in kleine, subtiele dingen.” Hun broertje is de jongste van het gezin, zegt Quinty. Dat maakt hun band volgens haar heel speciaal. „Voor mijn broertje is onze moeder de grappigste persoon op aarde. Als hij zou geloven in een god, dan staat zij daar boven.”
Hun moeder „heeft een hart van goud”, vertelt Quinty. „Iedereen is altijd welkom. Onze moeder is heel erg van het delen en liefde geven.” Talisia vult aan: „Ma is onze rots. Ze doet echt alles voor ons, en wij daardoor ook voor elkaar.”
Sandra voedde haar drie kinderen grotendeels alleen op, na de scheiding in 2015 verdween hun vader volledig uit beeld. In die tijd had het gezin weinig te besteden. Volgens Talisia is zo’n gezinssituatie „de grootste onderneming die je kan dragen”.
„Dankzij haar zijn we enorm ondernemend: met een beetje onderuithangen kom je er niet.” Dat doorzettingsvermogen was een belangrijk onderdeel van hun opvoeding. „Veel mensen zitten gevangen in de beperkingen die de wereld hen oplegt. Wij zijn opgegroeid met de vrijheid om te denken: als ik ergens hard genoeg voor werk, dan kan ik dat.”
Quinty: „Maar ze is wel realistisch hoor. Als kind zong ik bijvoorbeeld nog wel eens en ja, dat was niet super.”
Talisia: „Ik wilde het niet zeggen, maar…”
Mijn moeder is wel realistisch hoor. Als kind zong ik nog wel eens en ja, dat was niet super
Quinty: „Mijn stem was zo ongelooflijk schel, de tandjes. En dat werd dan ook wel gezegd. Dus er was helemaal niks in mij dat dacht: ik ga me voor het Eurovisie Songfestival inschrijven.”
Ze kregen van huis uit mee dat niets belangrijker is dan familie. Dat werd soms ook als chantagemateriaal gebruikt, lacht Quinty. „Mijn broertje kon vroeger het bloed onder mijn nagels vandaan halen. Maar als we fel naar elkaar werden, zei mijn moeder: ‘Als ik er niet meer ben, hebben jullie alleen elkaar’. Daarna kan je natuurlijk geen ruzie meer maken. Dat zinnetje vangt precies wat het is. We voelen heel sterk dat dit onze absolute basis is.”
Foto Merlijn Doomernik
Couscous uit een Knorr-pak
Alle Misiedjan-kinderen gingen naar de OSB, al zat Talisia door het leeftijdsverschil nooit met haar zusje en broertje op school. „Daar baal ik van hé. Ik had het echt fantastisch gevonden om met jullie op school te zitten.” Quinty: „Hij was een puber. Het enige waarvoor hij naar zijn zus kwam, was voor geld om een broodje in de kantine te kopen.”
Talisia is sinds haar eindexamens niet vaak op haar oude school geweest, behalve om Sheraino af en toe op te halen. Hij trommelde dan zo veel mogelijk klasgenootjes op om een glimp van zijn beroemde zus op te vangen. Quinty was hier enkele weken voor het interview nog. Ze werd gevraagd om jurylid te zijn voor een talentenjacht die de OSB organiseerde. „Deze school heeft mij veel gebracht, dus dan vind ik het wel vet om iets terug te kunnen doen.”
Op de OSB zijn de eerste twee leerjaren gemengd. Alle niveaus, van vmbo-kader tot vwo, zitten samen in een klas. De school trekt leerlingen uit verschillende sociaal-economische klassen en buurten. Uit Amsterdam-Zuidoost, maar ook uit andere wijken en omliggende dorpen. „Compleet andere ecosystemen”, beschrijft Quinty. „En die komen hier allemaal bij elkaar, waardoor je met al die verschillende mensen leert samenwerken. Met een vwo’er communiceer je heel anders dan met vmbo-vriendjes. Maar je leert het wel, omdat het moet.”
De ‘echte’ maatschappij was na hun jaren op de OSB wel even wennen. Een ‘cultuurshock’, noemt Quinty het. Diversiteit bleek opeens niet vanzelfsprekend. „Hoe bedoel je, je weet niet hoe je gedag zegt in het Arabisch? En hoezo heb je nog nooit couscous gegeten of alleen uit een Knorr-pak? Ik denk oprecht dat er heel veel shit de wereld uit zou zijn als een middelbare school als deze de standaard is. Dat zou ik echt iedereen gunnen.”
Na de fotoshoot verplaatsen we ons naar de zonovergoten tuin van hun moeder. Het gezin verhuisde in 2016 van de Bijlmer naar Zaandam. Hoewel Talisia al het huis uit was, is dit wel de plek waar ze tot rust komt. Quinty woonde hier tot vorig jaar. „Dit adres staat nog steeds in Google Maps als ‘thuis’, maar gelukkig woon ik nu op zeven minuten lopen.”
De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner
Komen jullie hier vaak over de vloer?
Quinty: „We spreken elkaar dagelijks. Concrete afspraken maken we niet: op de momenten dat we niets gepland hebben, of toevallig vrij zijn, komen we hier. Tijdens de perfecte vrijdagavond kijken we met z’n allen Married at first sight en bestellen we Turks.”
Talisia: „Ik verbaas me erover dat de band die wij met onze familie hebben niet de standaard is. Sommige mensen spreken hun ouders een keer per maand, dat kan ik me echt niet voorstellen. Ik voel zieke heimwee als ik mijn moeder, Quinty of Sheraino twee weken niet heb gezien. Onze grootouders lieten al zien hoe belangrijk het is om er voor elkaar te zijn, om samen te blijven.”
Als kinderen logeerden Talisia, Quinty en Sheraino ieder weekend bij hun oma en opa. Talisia: „We hadden een heel ritueel. Op zaterdagochtend stond ik samen met opa om zeven uur op. Na een beschuitje met vruchtenhagel aan de keukentafel gingen we samen boodschappen doen. ’s Middags gingen we dan met zijn allen naar de HEMA, een rookworst halen. Of naar de viskraam voor kibbeling.”
Quinty had een extra sterke band met haar oma, met wie ze haar verjaardag deelde. „Als kind kon ik veel zijn, maar ook heel weinig; ik ging een beetje alle kanten op. Zij begreep mij ook in mijn stilte.”
In de jaren dat Talisia nog enig kind was, ging zij ook ieder weekend naar haar grootouders toe. „De band die Quinty met oma had, had ik met opa. Ik mocht ook altijd voorin de auto zitten.” Ze heeft een eerbetoon aan hem op haar enkel getatoeëerd.
Zijn er weleens onderlinge spanningen?
Het blijft lang stil, de zussen fronsen hun wenkbrauwen. Van spanning is eigenlijk sinds hun tienerjaren al geen sprake meer. Ook dat is een verdienste van hun opvoeding, aldus Talisia. „Ik zou voor Quinty en Sheraino door het vuur gaan, ze mogen mijn leven hebben. Terwijl onze karakters niet eens een beetje op elkaar lijken. Goed, we zijn alle drie creatief, competitief, maken veel geluid en lachen precies hetzelfde. Maar daar houdt het wel op.”
Mijn moeder is wel realistisch hoor. Als kind zong ik nog wel eens en ja, dat was niet super
En nu werken de zussen samen: Quinty is aangesloten bij A Million Faces, het managementbureau waar Talisia directeur van is. Toen Quinty’s kijkcijfers op YouTube stegen, werd ze benaderd door verschillende mensen die haar wilden vertegenwoordigen. „Dat vertelde ik aan mijn grote zus, die direct zei: no way dat iemand anders jouw manager wordt, dat ga ik doen.”
Talisia weet als geen ander wat er bij bekendheid komt kijken. „Tijdens SpangaS durfde ik niet meer over straat zonder oortjes. Want er is niks zo naar als het gevoel dat je wordt bekeken of dat mensen over je fluisteren. Ik had daar best meer begeleiding in willen krijgen.” Dat gemis is volgens haar niet de reden dat ze deze carrière koos. „Maar omdat ik begrijp wat er gebeurt als je ineens bekend wordt, ben ik wel een heel goede manager.”
Ik vind het heel bijzonder dat ik bij Quinty heel klein kan worden
Hebben jullie een goede balans gevonden voor die verschillende rollen?
Talisia: „We hebben natuurlijk wel eerst een goed gesprek gehad. Als er ooit iets zou gebeuren in het zakelijke stukje waardoor we clashen, dan is dat klaar. We zijn in de eerste plaats familie.”
Quinty: „Als ik in de studio sta, is er even geen ruimte voor onze familieband, dan heb ik Talisia nodig als manager.”
Talisia: „In die rol zal je ook nooit last hebben van mijn persoonlijke leven. Twee jaar geleden ging ik absoluut niet lekker, maar weinig mensen wisten dat. In the end zijn er natuurlijk altijd mensen op wie je kunt leunen, mijn familie voorop. Ik vind het heel bijzonder dat ik bij Quinty heel klein kan worden.”
De samenwerking blijkt succesvol: Quinty is een van de presentatoren van het nieuwe seizoen van The Voice Kids. Dat ze zo snel zo’n groot podium zou krijgen, had ze niet verwacht. Wel was het een diep gekoesterde wens om „óóit, als ik later groot was” een televisieprogramma op primetime te presenteren. En toch voelt het niet te snel, zegt Quinty. „Het is een logische vervolgstap.” Zenuwen heeft ze niet, zegt ze.
Talisia: „Weet je wat Quinty’s grootste kwaliteit is? Het leven haar bitch maken. Het gezegde als je citroenen krijgt, maak je limonade? Dat is precies hoe zij in het leven staat.”
Als kind had Quinty ernstige eczeem en ze heeft meerdere allergieën. „Er waren momenten dat ik niet kon meespelen omdat zweten pijn deed. Dan verzon ik spelletjes waardoor de rest van de klas met mij mee wilde doen.”
Talisia: „Zie je, het leven je bitch maken.”
Tijdens de fotoshoot op het schoolplein maken de zussen veel los. Terwijl Talisia en Quinty voor de fotograaf poseren, fietsen twee scholieren langs. „Slay, jullie kunnen dit”. Een andere langslopende leerling knipt instemmend met haar vingers: „Period!”
De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner
Zien jullie jezelf als rolmodel?
Talisia: „Eigenlijk heb ik heel lang niet om me heen gekeken. Ik ben gaan rennen, hup. Pas nu denk ik: góh, wat is de mediawereld wit. Jezus Christus, hoe kan dit? Dat is ook een van de redenen waarom ik af en toe wel een interview geef of langskom in een podcast. Omdat ik hoop dat ik toch iemand van kleur kan inspireren om te vechten om de mediawereld er wat anders uit te laten zien. Op beeld maken we stappen, maar achter de schermen hebben we nog veel te halen.”
Quinty: „That’s My Jam heeft mij heel erg laten zien wat voor verrijking een team van mensen met verschillende achtergronden kan geven. Daarmee maak je betere programma’s.”
Talisia: „Dat merk ik als manager ook. Als het bij een talkshow over zwarte artiesten gaat, dan worden al onze mensen van kleur gebeld. Maar over andere onderwerpen worden ze bijna niet benaderd. Juist daarom is het zo ongelooflijk belangrijk om je redactie inclusief te maken. En dat draait niet alleen om kleur, maar gaat bijvoorbeeld ook over leeftijd, seksualiteit en gender. Mensen zijn bang voor die inclusie, terwijl het je leven alleen maar rijker en mooier maakt. Je moet het alleen wel willen.”
Volgens Talisia was SpangaS een voorbeeld van hoe het zou moeten. Over scenarioschrijfster Anya Koek zegt ze: „Praise haar, alsjeblieft. Als ik nu kijk naar die verhaallijnen over grensoverschrijdend gedrag, discriminatie, scheiden, pesten, homoseksualiteit… Waar iedereen moeilijk doet dat het zo lastig is om inclusief te zijn, deed zij het gewoon.”
Destijds was Talisia zich weinig bewust van de impact die haar rol had. „Ik was zeventien, dus ik was vooral bezig met of ik geen puistje had als ik op beeld moest. Pas later realiseerde ik me dat ik een soort voorbeeld of inspiratie was geweest. Dat mensen zich met mij konden identificeren, alleen al omdat ze voor het eerst een meisje van kleur op televisie zagen. En dan ook nog zonder stereotyperingen; Avalanche kwam uit een gezinssituatie waar je normaal witte gezinnen in ziet.”
Jullie moeder is wit. Wat voor invloed had dat op jullie opvoeding?
Quinty: „In de Surinaamse gemeenschap zit generaties aan pijn. Dat gaat in je genen zitten. Onze moeder heeft dat niet. Ze heeft wel iets anders: een ongelooflijk bewustzijn van wie wij zijn en hoe we in de wereld staan. Dat ze drie donkere kinderen op de wereld heeft gezet. Het is onderdeel van hoe ze ons heeft opgevoed.”
Talisia: „In de maatschappij zijn wij vrouwen van kleur. Maar door onze moeder hebben wij een andere mindset: ja, ik moet waarschijnlijk harder werken dan iemand die wit is. Maar niemand gaat me tegenhouden.”
Quinty: „In onze opvoeding was ‘anders zijn’ normaal. Zelfs de witte mensen in mijn omgeving waren niet homogeen. Er zaten een Zweedse en een Duitse in mijn klas en die hadden echt een andere culturele achtergrond. Dat ik dacht: I’m white vergeleken met jullie. En dan voelde ik me extreem Nederlands. In de Bijlmer werd verschil juist gevierd. Tijdens Kerstdiners aten we gevulde eieren, pom en een tajine.”
Talisia: „En kaas met worst en augurk.”
Quinty: „Hé, die shit is lekker!”
Weer die bulderlach.
Foto Merlijn Doomernik
Talisia en Quinty Misiedjan
‘Talisia zei: No way dat iemand anders jouw manager wordt’