N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recycling Kleding wordt wel gerecycled, maar meestal niet opnieuw tot kleding. Gaat nieuwe wetgeving helpen? „Het is goed dat de overheid íéts doet, maar het is vijf over twaalf.”
Soms duizelt het haar nog. Kimberley van der Wal is wel wat gewend, als directeur business development bij Wolkat. Ze groeide op tegenover de fabriek van deze textielverwerker in Tilburg, als vierde generatie in het familiebedrijf. Vanuit haar kantoor ziet ze nu dagelijks hoe vrachtwagen na vrachtwagen containers textiel leegkiepert op de loopband van de fabriek. Een enorme berg kleding klettert daar dan op neer. Soms is het nog „shocking” om te zien, zegt ze. „Het gemak waarmee mensen kleding kopen en weggooien. En dan te bedenken dat mensen de meeste kleding niet eens naar de textielbak brengen, maar bij het restafval gooien, waarna het wordt verbrand. In Nederland ongeveer 150 miljoen kilo per jaar.”
Wolkat verwerkt jaarlijks miljoenen kilo’s textiel. Het Nederlandse bedrijf is een voorloper op het gebied van recycling. De missie: afgedankte textiel zoveel mogelijk een nieuw leven geven als tweedehands kleding, en van de rest mooie nieuwe producten maken.
Dit jaar wordt in Nederland nieuwe wetgeving van kracht: de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, ofwel de ‘UPV Textiel’. Die stelt kledingproducenten en -winkels samen verantwoordelijk voor het halen van door de overheid opgelegde doelen voor inzamelen en recyclen van textiel. Dat geldt ook voor internationale ketens als H&M. De recyclingindustrie krijgt daardoor een extra stimulans, maar experts waarschuwen dat veel meer nodig is om de afvalfase van kleding echt te verduurzamen.
Op de loopband in Tilburg doen medewerkers van het bedrijf een eerste sortering van het textielafval. Wat verdwaald huisafval wordt eruit gevist, dan worden de schoenen, de dekbedden, knuffels en kussens apart gelegd tot alleen kleding overblijft. Regelmatig zitten er kleren tussen waar nog een prijskaartje aan hangt, soms zit kleding nog in de plastic verpakking. Medewerkers van Wolkat maken onderscheid in ‘herbruik’ (ongeveer de helft: goed genoeg voor de tweedehandsmarkt, meestal in het buitenland), en een grove sortering op materiaalsoort voor reclycling.
Van der Wal loopt naar een volgende hal met kleding. Vandaag ligt er „niet zoveel”, zegt ze, „veertigduizend tot zestigduizend kilo”.
Een bonte rij van tientallen balen bij elkaar gebonden kleding valt op. Op een ervan ligt een donkerblauwe kindertrui met een groen kerstfiguur, zonder gebruikssporen. Deze balen, samen zo’n 20.000 kilo, zijn beoordeeld als niet aantrekkelijk genoeg voor de tweedehandsmarkt. Ze gaan met zeecontainers naar de fabriek van Wolkat in Noord-Marokko, waar zo’n achthonderd mensen werken. „Daar wordt dit verder gesorteerd op kleur en materiaal, schoongemaakt en – met de hand – ontdaan van knopen en ritsen, zodat we het kunnen reclyclen.” Zo’n 5 procent van de kleding is niet goed genoeg voor recycling en wordt alsnog verbrand.
Verhuisdekens en matrasvulling
Een etage hoger laat Van der Wal zien wat Wolkat in Marokko van de oude kleding maakt en weer verkoopt. Materiaal voor isolatie, verhuisdekens en matrasvulling. Maar ook theedoeken, kussenhoezen, tassen voor kledingmerk Filippa K en sporttassen en zweetbandjes voor Nike.
„Hier zie je de eerste kledingstukken hangen die we hebben gemaakt”, zegt Van der Wal, als ze naar een rek met truien loopt. „Dit is voor 80 procent gemaakt van oude kleding.” Wolkat lanceert deze gerecyclede kleding dit jaar in samenwerking met verschillende winkeliers en merken.
Het gebeurt nu nog mondjesmaat dat bedrijven van oude kleding nieuwe kleding maken en verkopen. Merken als Adidas verkopen wel flink wat sportschoenen en kleding als ‘deels gerecycled’. Maar dat gaat meestal niet om weggegooide en gerecyclede kleren, legt Van der Wal uit. Als bij een kledingproduct vermeld staat dat het gerecycled is, gaat het vaak om gebruik van oude petflesjes. Dit is omstreden: een petflesje kan je keer op keer recyclen tot een nieuw petflesje, maar eenmaal verwerkt tot sneaker, is dat vaak de laatste bestemming van het plastic omdat een schoen veel lastiger te recyclen is.
„Bij zulke bedrijven kan het ook gaan om wat wij industrieel afval noemen”, zegt Van der Wal. „Als je een kledingstuk maakt, zijn er altijd knipresten. Die gebruiken kledingbedrijven ook en het wordt dan als gerecycled verkocht. Fantastisch dat het wordt gebruikt, maar het materiaal is wel nieuw.”
Héél soms, zegt Van der Wal, is het post-consumer: oud textiel dat wordt toegepast in een nieuw product. „Meestal zetten ze dat er dan ook met koeienletters bij.”
Dat het bij ‘gerecyclede’ kleding meestal nog gaat om oude petflessen of industrieel afval, bevestigen onderzoeksbureau naar de kledingindustrie Circle Economy en Modint, een brancheorganisatie voor de textielindustrie.
Veertig kleuren
Wolkat sorteert kleding in Marokko verder op materiaalsoorten en op veertig kleuren, zodat toevoeging van kleurstof daarna niet nodig is. Daarna wordt er mechanisch een soort garen van gemaakt, waarmee weer nieuwe spullen worden gefabriceerd.
Helaas neemt de kwaliteit van kleding die binnenkomt af, ziet het bedrijf. Dat is niet alleen slecht voor de tweedehandsmarkt, omdat minder kleding geschikt is voor hergebruik. Het is ook slecht voor recycling. Van der Wal: „In 2022 hebben we veel te maken gehad met het Chinese merk Shein [vaak omschreven als ultrafastfashion] in onze sortering.” Inmiddels is het bedrijf uit China, met een geschatte waarde van 100 miljard dollar, groter dan H&M en Zara bij elkaar. Die kleding is „niet te doen”, zegt ze. „Als we het vastpakken, valt het vaak al van ellende uit elkaar. Soms kunnen we er nog vilt van maken. Maar meestal is het echt voor de prullenbak.”
Hoe kan het dat de kleding van Shein zo slecht is? „Dat komt bijvoorbeeld door hoe dun het is, hoe weinig draden ze gebruiken. Dat er zoveel verf is gebruikt dat we er niks meer mee kunnen.”
NRC legde de kritiek die het van meerdere sprekers kreeg voor aan het Chinese Shein. Dat bedrijf liet weten dat uit eigen onderzoek blijkt dat klanten van Shein kleding vaak doorverkopen of weggeven, en vaak meer dan tien keer dragen.
De missie: afgedankte textiel zoveel mogelijk een nieuw leven geven als tweedehands kleding, en van de rest mooie nieuwe producten maken
Van der Wal noemt de opkomst van ultrafastfashion „een trieste ontwikkeling, met al die mooie dingen die op dit moment gebeuren”.
Daarbij doelt ze op de voorbereidingen op de UPV, die komend voorjaar in werking moet treden. De doelen die producenten en winkels moeten halen op het gebied van inzameling en recycling legt de politiek op. In 2025 moet de helft van alle afgedankte textiel worden hergebruikt (een bestemming krijgen als tweedehands kledingstuk) of gerecyceld. In 2030 zou dat 75 procent moeten zijn. Landelijk wordt nu grofweg 45 procent van de kleding hergebruikt, waarvan ongeveer 10 procent alsnog wordt verbrand.
De industrie is nu bezig een organisatie op te richten die dit namens de kledingproducenten en -winkels gaat uitvoeren, bijvoorbeeld door samen te werken met Wolkat. Precieze afspraken zijn er nog niet. Wel is duidelijk dat meer kledingwinkels kleding gaan inzamelen door textielbakken te plaatsen. En producenten zullen per verkocht kledingstuk een klein bedrag afdragen. Dat geld zal gebruikt worden voor verwerking en recycling van kleding, en om innovatie te financieren. Recyclen van kleding is nu nog duur, mede door handwerk als knippen van ritsen en knopen. En het is moeilijk: zo is het erg lastig om de kunststof polyester goed te recyclen.
Kortingsbonnen
Peter Koppert, verantwoordelijk voor duurzaamheid en innovatie bij textielondernemersorganisatie Modint, werkt samen met detailhandelsclub Inretail aan de uitvoeringsorganisatie voor de UPV. Volgens hem is er veel interesse om samen te werken: meer dan honderdvijftig bedrijven hebben zich aangemeld om mee te praten over hoe ze de UPV precies gaan invullen.
Critici vinden het niet handig de industrie zelf de uitvoering van de UPV te laten organiseren. Doet zij dat wel voortvarend, vragen zij zich af. Financieel hebben de bedrijven er immers weinig belang bij minder vervuilend werken.
Koppert is het daar niet mee eens. „Juist door samenwerken krijgen we de benodigde schaal om de doelen te halen. Ook in andere sectoren waar een producentenverantwoordelijkheid is gaan gelden, werkt het zo dat ze zelf de uitvoering regelen – zoals in de batterijenbranche, die voor elektrische apparaten, en die van verpakkingsmaterialen. Ook daar zijn het private organisaties die namens de sector aan een collectieve verplichting voldoen.”
Wolkat merkt dat winkeliers door de komst van de UPV meer interesse tonen in textielinzameling en verwerking. „De sector heeft afgelopen jaar enorme stappen gezet en werkt beter samen”, zegt Van der Wal. „Iedereen schaalt op: sorteerders, recyclaars. Ik zie de toekomst positief in, ondanks Shein.”
Zelf heeft haar bedrijf in 2020 de handen ineengeslagen met start-up Drop and Loop. Mensen kunnen daardoor nu textiel inleveren in winkels, waaronder die van Suitable en Omoda, Plus en Albert Heijn. In ruil krijgen ze kortingsbonnen voor producten die Wolkat maakt van oude kleding, zoals tassen en kussens.
De UPV gaat niet alleen over inzamelen, legt Koppert uit. Voor maximale recycling zouden producenten ook goed moeten kijken naar hoe ze kleding maken. „Dat betekent dat we minder verschillende materialen moeten mengen en soms minder verf moeten gebruiken. Daar hoort anders ontwerpen bij. Een aantal koplopers kijkt daar al serieus naar, om te zorgen dat producten zo goed mogelijk te recyclen zijn. In afwachting van de opschaling van recycling, want dat staat nog in de kinderschoenen.”
Winstgevend model
Oude kleding recyclen tot nieuwe kledingstukken gebeurt nog maar sporadisch. Wil dat toenemen, dan moet er nog veel gebeuren, zegt Hilde van Duijn van onderzoeksbureau Circle Economy. „Textielverwerkers verdienen geld aan de tweedehandsmarkt, maar draaien stevig verlies op recycling. Ze vinden dat dus niet zo aantrekkelijk.” Dat de industrie door de UPV financieel gaat bijdragen aan recycling is mooi, zegt Van Duin, maar dan moet de branche wel „realistisch kijken naar hoeveel geld er nodig is”.
„Recycling kost geld”, zegt Van der Wal van Wolkat. „Het is goedkoper een product te maken van nieuwe materialen dan om oude materialen eerst te recyclen. Wij hebben ook altijd als missie gehad zoveel mogelijk nieuwe producten te bedenken van oude kleding. Dat is de enige manier om hier een winstgevend model van te maken, samen met denken over schaalvergroting. Je kunt niet kleinschalig recyclen.” Van der Wal refereert aan de Wolkatfabriek in Marokko. „Je kunt niet een paar duizend kilo hier recyclen en een paar duizend kilo daar. Dat is te duur. Je moet groot denken.”
Dat zegt ook Van Duijn. „Investeringen zijn nodig voor grote fabrieken, zodat het rendabel wordt. We kunnen niet wachten op de private sector om dit te regelen. De houding van de overheid is: wij stellen doelen, en dan komt het vast goed. Maar zo werkt het niet.”
Maria van der Heijden van MVO Nederland, netwerkorganisatie van duurzame ondernemers, is ook kritisch op de UPV in huidige vorm. „Het is goed dat de overheid íéts doet, maar het is vijf over twaalf. De textielindustrie is een van de meest vervuilende sectoren, enorm belastend voor bodem en water.”
In de UPV zit voor de industrie uiteindelijk geen echte prikkel om minder fast fashion te verkopen, vindt ze. „Preventie zou het beste zijn. Zorgen dat we minder textiel kopen en échte prijzen gaan betalen voor producten – dus inclusief alle ellende en vervuiling die erbij komt kijken.”