Stoppen of doorgaan. Ze hadden het er onderling over gehad, in het trainingskamp van het Nederlands elftal. Lieke Martens, Sherida Spitse, Daniëlle van de Donk, Shanice van de Sanden: hoe lang willen zij nog voor het Nederlands elftal spelen nu ze de dertig zijn gepasseerd? „Het is duidelijk dat deze unieke generatie de laatste fase van de loopbaan is ingegaan”, zei bondscoach Andries Jonker. „De natuur gaat zijn werk doen.”
Hij deed die uitspraken in de catacomben van het Abe Lenstra-stadion in Heerenveen, waar het Nederlands elftal vorige week woensdag verloor van Duitsland (0-2) en daarmee plaatsing voor de Olympische Spelen van Parijs misliep. Die nederlaag volgde op een verliespartij tegen Spanje (3-0) – Nederland was in beide wedstrijden kansloos. Tijdens het WK van afgelopen zomer kwam Oranje niet verder dan de kwartfinale. Ook toen was Spanje, de latere wereldkampioen, te sterk.
Lees ook
Nederland mist de Spelen – Duitsland was scherper, energieker en fitter
Keeper Daphne van Domselaar (24 jaar)
Tijd voor zenuwen was er niet. Tijdens het EK van 2022 raakte eerste keeper Sari van Veenendaal geblesseerd, en ineens moest Daphne van Domselaar haar vervangen. Een EK-debuut voor de keeper die tot dan toe bij het grote publieke een grote onbekende was. Ze stond er direct, keepte goed, en verdween nooit meer uit de basis van het Nederlands elftal. Vorig jaar maakte ze een transfer van FC Twente naar Aston Villa, in de Women’s Super League (WSL), de sterke Engelse competitie.
Ze ziet zichzelf als een prototype van de moderne keeper, zei ze vorig jaar in Trouw. „Een elfde veldspeler”, die ook een belangrijk onderdeel is van de aanvalsopbouw. Ze vindt dat doelvrouwen beter worden. Een paar jaar geleden, zei ze, zagen keepers er „gewoon knullig uit vergeleken met het mannenvoetbal” – vooral bij hoge ballen. „Maar dat zie je tegenwoordig op internationaal niveau echt niet meer.”
Dat ze nu een belangrijke speler is voor Oranje, komt juist ook door die overstap naar Engeland. Het niveau is er veel hoger dan in de Vrouwen Eredivisie in Nederland, waar maar een paar topteams in actief zijn. In de Engelse competitie is het spel sneller, fysieker, technisch beter.
Een verschil: in Engeland zijn alle spelers fullprof, in Nederland niet. Voorlopig geldt dus: wie goed is, kan het beste naar het buitenland vertrekken om door te groeien. Dat veel speelsters die keuze maken, net zoals Van Domselaar, lijkt op dit moment een voorwaarde om het Nederlands elftal naar internationaal topniveau terug te brengen.
Verdediger Caitlin Dijkstra (25 jaar)
Caitlin Dijkstra had vorig jaar de zware taak om Stefanie van der Gragt op te volgen in de defensie van Oranje. ‘Stalen Steef’ werd zij door bondscoach Jonker genoemd, vanwege haar kracht en over-mijn-lijk-mentaliteit. Van der Gragt stopte na het WK vorige zomer. Dijkstra, die haar profcarrière begon bij Ajax, speelde toen al een hele tijd goed in het shirt van FC Twente.
Ze tekende in 2023 bij de Duitse topclub VfL Wolfsburg, dat vorig jaar de finale van de Champions League haalde. Dit seizoen verhuren de Duitsers haar nog aan FC Twente, voor wat extra ervaring. Komende zomer verhuist ze naar Duitsland, om in een sterkere competitie te spelen en bovendien in de Champions League uit te komen. Ze kan zich dus nog flink doorontwikkelen.
In de basis van Oranje is ze al een stabiele factor. Vrij geruisloos verving ze daar Van der Gragt. Ze kan sterk indribbelen en zou een belangrijke rol kunnen vervullen in de opbouw van het Nederlands elftal. Nu neemt recordinternational Sherida Spitse (229 interlands) die rol meestal op zich – zij heeft een uitstekende pass.
Spitse wil volgend jaar nog graag het EK spelen, maar ze ziet ook in dat een nieuwe generatie het moet gaan overnemen – zowel voetballend als qua leiderschap. „We weten ook allemaal dat je niet tot je veertigste of vijftigste gaat spelen”, zei Spitse vorige week. „En dan moeten andere meiden die rol gaan oppakken.”
Middenvelder Wieke Kaptein (18 jaar)
Ze werd vorig jaar op haar zeventiende de jongste Oranje-international ooit, vrouwen en mannen, die op een WK speelde. Ze was pas vijftien jaar toen ze voor FC Twente debuteerde in de Champions League – niemand deed dat bij de vrouwen op zo’n jonge leeftijd.
Naast midden-twintigers zoals Van Domselaar, Dijkstra en ook de langdurig geblesseerde Jill Roord, die een leidersrol kunnen vervullen heeft het Nederlands elftal een paar grote, jonge talenten. Wieke Kaptein is misschien wel de belangrijkste. Vorig jaar tekende ze een contract bij Chelsea, dat haar dit seizoen nog ervaring laat opdoen bij FC Twente.
Kaptein komt uit een sportieve familie, met twee oudere broers die overal een wedstrijdje van maakten. Ze voetbalt sinds haar vijfde, en speelde vanaf haar dertiende met en tegen jongensteams tot zeventien jaar. Ze is er – veel andere internationals hebben die ervaring ook – sneller door geworden en fysiek sterker, zei ze op de website van het Johan Cruyff College, waar ze de opleiding Sport en Coaching volgt.
Vorige week tegen Duitsland stond ze voor het eerst in de basis bij Oranje. Na afloop, voor de camera van de NOS, werd ze zichtbaar heen en weer geslingerd tussen verdriet (vanwege de nederlaag) en trots (vanwege haar basisplaats). Ze had gehoopt om de Olympische Spelen te halen, juist omdat het elftal nu een mooie mix heeft tussen ervaring en talent. „Maar het heeft niet zo mogen zijn.”
Aanvaller Esmee Brugts (20 jaar)
Het was tijdens het WK, in de wedstrijd tegen Vietnam. Esmee Brugts trok op naar de hoek van het strafschopgebied en legde de bal hard en met veel gevoel in de verre hoek. In de eerste helft. En in de tweede helft nóg een keer. Het waren haar eerste twee goals voor het Nederlands elftal op een eindronde, maar toch stonden weinig mensen ervan te kijken. Want ook al is ze nog jong, ze speelde inmiddels al dertig interlands, waarin ze acht keer scoorde.
Brugts is in korte tijd uitgegroeid tot een vast gezicht bij Oranje. De goals tegen Vietnam waren ook exemplarisch voor haar rol: Brugts is van oorsprong aanvaller, maar wordt in Oranje vaak gebruikt als ‘wingback’ die de hele linkerkant van het veld bestrijkt. Naar binnen trekken en schieten is één van haar specialiteiten.
Ook Brugts maakte, zoals Oranje-talenten eigenlijk altijd doen, de overstap naar het buitenland. Vorig jaar ging ze van PSV naar FC Barcelona. De Spaanse club is de laatste winnaar van de Champions League, en het zegt veel over de potentie van Brugts dat haar droomclub haar wilde hebben.
Zij is misschien wel het beste voorbeeld van de generatiewisseling bij het Nederlands elftal. Vroeger, vertelde ze eerder in NRC, was ze fan van Lieke Martens. Nu speelt ze met haar samen bij Oranje, en geldt ze als een belangrijke opvolger om een ster in de nationale ploeg te worden. Martens beleefde – voordat ze naar Paris Saint-Germain vertrok – haar grootste successen ook bij FC Barcelona, net zoals Brugts dat nu wil doen.
Voor haar ontwikkeling, en voor Oranje, is het belangrijk dat ze een vaste basisplaats krijgt in Barcelona. Niet eenvoudig in een ploeg waarvoor veel speelsters van wereldkampioen Spanje uitkomen.
Aan Brugts’ wil om te slagen ligt het niet, blijkt uit haar eerdere uitspraken: „Ik ben heel kritisch op mezelf, op het overdrevene af. Ik ben mijn grootste vijand, het is nooit goed genoeg.”