Natuurlijk wist hij bij al zijn blijdschap meteen na afloop dat die ene vraag ging komen. Op superieure wijze had Mads Pedersen zojuist de 87ste editie Gent-Wevelgem gewonnen, na een solo van 56 kilometer. De derde keer alweer dat hij de Vlaamse klassieker won, zijn vijftigste profzege bovendien. „Crazy”, zoals Deense de wereldkampioen van 2019 het zelf noemde, niets op af te dingen. Maar wat zal het volgende week waard zijn in de Ronde van Vlaanderen, als Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar wél meedoen?
„Dat weet ik het niet, dat is een andere wedstrijd”, hield de 29-jarige kopman van Lidl-Trek de vraag eerst nog lachend af voor de camera van de Belgische tv-zender Sporza. Maar toen kwam hij tot de kern en ging hij in op de vergelijking met de twee beste renners van dit moment. „Van der Poel en Pogacar zitten op een ander niveau. We zagen dat in de E3, waar Van der Poel me er zomaar af reed op de Oude Kwaremont. En ook van Tadej is bekend dat hij een redelijk goede renner is.”
Geen maat op Van der Poel
Pedersen refereerde aan twee dagen eerder, toen hij ook al een topprestatie leverde in de E3 Saxo Classic. Bijna een minuut voor de Italiaanse toprenner Filippo Ganna was hij vrijdag in Harelbeke over de eindstreep gekomen, de rest volgde op nog grotere achterstand. Maar op de Oude Kwaremont had Pedersen gemerkt dat er op Van der Poel geen maat staat.
De Nederlander, onderweg nog bespuugd door een toeschouwer, won wat wel de ‘kleine Ronde van Vlaanderen’ wordt genoemd na een solo van veertig kilometer met 1.05 minuut voorsprong op zijn Deense rivaal. „Ik kon op een gegeven moment zijn wiel gewoon niet meer houden”, aldus Pedersen vrijdag na afloop. „Verslagen worden door een monster, dat is oké.”
Van der Poel en Pogacar ontbraken zondag aan de start in Gent-Wevelgem. Zij richten zich op de monumentale klassiekers Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, waar Pogacar voor het eerst op de kasseien aan de start komt. Wedstrijden om naar uit te kijken, met hun schitterende (door Van der Poel gewonnen) duel in Milaan-Sanremo nog vers in het geheugen. Van der Poel won al drie keer in Vlaanderen en kan zondag recordwinnaar worden. „Ik zal zeker een goede vorm moeten hebben om Pogacar te kloppen”, zei hij na zijn zege in de E3 Classic. En de rest, doet die nog mee?
„Redelijk indrukwekkend”, noemde Van der Poel vrijdag de prestatie van Pedersen in de E3 Classic. In Gent-Wevelgem zondag deed de Deen er nog een schep bovenop. Op alle belangrijke passages toonde hij zich de sterkste. In de Moeren, waar de wind het peloton uiteen sloeg, reed Pedersen in de voorste waaier. Bij de eerste passage van de Kemmelberg gaf hij het tempo aan. En op de Plugstreets, in het decor van de Eerste Wereldoorlog, reed hij op het gravel weg bij de rest. In zijn wiel loste Jasper Philipsen met een lekke band en kwam Olav Kooij hard ten val.
‘Het had ook shit kunnen zijn’
Al voor de tweede keer Kemmelberg had Pedersen alle vroege vluchters ingelopen en in de klim liet hij iedereen definitief achter. Om vervolgens in de laatste 56 kilometer in zijn eentje alleen maar verder uit te lopen. „Op een gegeven moment kom je dan op een punt dat er geen weg terug meer is”, sprak hij na afloop. „Het had ook kunnen eindigen in shit.”
Maar op de streep had de Deen nog bijna een minuut over van zijn voorsprong op het voorste deel van het peloton, waarvan de Belg Tim Merlier de sprint won voor Jonathan Milan, ploeggenoot van Pedersen.
Met drie zeges in Gent-Wevelgem is Pedersen nu mede-recordhouder met onder meer Peter Sagan en Eddy Merckx.
Maar wat het zegt voor volgende week, tegen Van der Poel en Pogacar? „Natuurlijk geeft het vertrouwen en geloof ik dat ik kan winnen. Maar simpel zal het niet worden.”
Ruim acht jaar geleden deden Marcel Keizer en John Heitinga datgene wat de Ajax-top nu in grote lijnen ook van ze vraagt. Aantrekkelijk voetbal combineren met goede prestaties, talenten ontwikkelen en waarde creëren op het veld. Met de relatief onbekende Keizer als hoofdcoach en de beginnende trainer Heitinga als assistent, eindigde Jong Ajax in het seizoen 2016-2017 als tweede in de Eerste Divisie. Misschien nog belangrijker dan dat resultaat: ze kregen hun spelers enthousiast door de speelwijze.
De staf wilde tegenstanders „afbluffen”, zegt huidig Sparta-middenvelder Pelle Clement, destijds aanvoerder van Jong Ajax. Ze speelden typisch „Ajax-voetbal”, vertelt hij, door te domineren in balbezit en hoog druk te zetten bij balverlies. Natuurlijk, daar hadden ze ook de spelers voor, met beloften als Frenkie de Jong, Donny van de Beek, Abdelhak Nouri, Matthijs de Ligt en Noussair Mazraoui. Maar het waren ook de trainers die voor „hoogstaande kwaliteit” en „spelvreugde” zorgden, zegt Clement. „Dat jaar was voor ons een genot om te spelen.”
Keizer is tactisch een van de beste trainers die Clement heeft gehad. „Hij is geobsedeerd door de manier van spelen, neemt daar het hele team in mee.” Hij zorgt voor „duidelijkheid” maar geeft spelers ook „vrijheid”. Van Heitinga herinnert Clement dat hij „goed” was in de individuele begeleiding van spelers. „Hij was veel bezig met verdedigers, maar ook met aanvallers, gaf ze een ander perspectief.” Clement merkte dat er een „klik” was tussen Keizer en Heitinga – al zouden de twee in de jaren erna niet meer samenwerken.
Nu worden ze herenigd voor misschien wel de meest complexe klus in het Nederlands topvoetbal. Ajax maakte zaterdagmiddag bekend dat John Heitinga (41) en Marcel Keizer (56) de selectie gaan leiden, na het vertrek van coach Francesco Farioli half mei. Oud-international Heitinga wordt de hoofdtrainer, de meer ervaren Keizer (oud-coach van de Portugese topclub Sporting) zijn rechterhand. Ze tekenen voor twee jaar. Op 26 juni leiden ze hun eerste training.
„John is een goede trainer met een enorme drive”, zegt technisch directeur Alex Kroes in het persbericht. „Hij kent de club goed en wij zijn ervan overtuigd dat hij samen met Marcel onze spelers beter gaat maken en gaat voortborduren op de vooruitgang die sinds vorige zomer is geboekt, bijvoorbeeld op het gebied van topsportcultuur en discipline.” Heitinga zegt dat hij „klaar” is om als hoofdtrainer verder te gaan en noemt het „eervol” dat hij die kans krijgt bij Ajax.
Ajax-profiel
Met het duo Heitinga-Keizer kiest de club voor een uitgesproken Ajax-profiel. Beiden waren al eens (kortstondig) trainer van de hoofdmacht, leidden Jong Ajax, speelden in de jeugdopleiding en haalden het eerste elftal – Keizer kwam tot vier duels, Heitinga tot ruim tweehonderd. Waar afgelopen seizoen onder Farioli vaak de nadruk lag op defensieve controle, gaat de Ajax-leiding nu voor trainers die via balbezit en aanvallend voetbal willen overheersen.
Dat is wat de top van de club verlangt, bleek bij het vertrek van Farioli. Kroes liet toen doorschemeren dat hij komend seizoen minder behoudend voetbal wil zien. „Als we 1-0 voorstaan tegen een middenmoter, ga dan niet een spits wisselen voor een middenvelder om het resultaat over de streep te trekken.”
Wat de opdracht voor Heitinga en Keizer diffuus maakt is of zij de geschikte spelers krijgen voor een offensieve spelfilosofie. Hoe de selectie er straks uitziet is onduidelijk; de kans is groot dat bepalende spelers deze zomer worden verkocht, onder wie aanvoerder Jordan Henderson, Kenneth Taylor en Jorrel Hato. Door bezuinigingen kan er relatief weinig worden uitgegeven – slechts 40 procent van de transferinkomsten mag worden geherinvesteerd.
De Ajax-directie wil komend seizoen meer talenten uit de jeugdopleiding inpassen bij het eerste. Dit was een van de redenen dat Farioli opstapte, hij had twijfels over de kwaliteit van jeugdspelers en vreesde een stap terug in niveau. Dit terwijl de verwachtingen toenemen door de tweede plek in de Eredivisie en plaatsing voor de Champions League. Interessant wordt hoe Heitinga en Keizer met die uitdaging omgaan.
Herkansing
Het is voor beiden een herkansing bij hun geliefde club – waar zowel Heitinga als Keizer op een pijnlijke manier vertrok. Heitinga, destijds trainer van Jong Ajax, stapte januari 2023 in als interim bij het eerste na het ontslag van Alfred Schreuder. Heitinga won de eerste zeven competitieduels maar eindigde door slechte resultaten in topduels teleurstellend als derde. In de Europa League kreeg Ajax een gevoelige tik van Union Berlin. Na dat seizoen liet hij zijn contract ontbinden omdat directeur voetbalzaken Sven Mislintat niet met hem door wilde als hoofdtrainer.
Heitinga vertrok naar de Engelse Premier League, deed ervaring op in de top. Hij werd assistent bij West Ham United onder David Moyes, zijn oude trainer bij Everton. En afgelopen seizoen was hij onderdeel van een van de meest spraakmakende ploegen van Europa, als assistent onder Arne Slot bij landskampioen Liverpool FC. „Ik heb me naast Moyes en Slot verder kunnen ontwikkelen en tegelijkertijd in de keuken kunnen kijken van twee grote clubs”, zegt Heitinga in het persbericht.
Als „mentor” was Heitinga belangrijk voor Ryan Gravenberch, dit seizoen de ontdekking op het middenveld bij Liverpool. „Samen met hem bekeek ik clips en sprak over mijn positie”, zei Gravenberch tegen The Athletic. Heitinga deed na trainingen ook „heel veel afwerkoefeningen” met topscorer Mo Salah, vertelde Slot recentelijk in een interview met NRC. „Ze beseften in Amsterdam blijkbaar niet dat ze een uitstekende trainer in huis hadden”, zei Slot eerder al tegen het AD.
Als trainer is hij van de moderne school, zei Ajax’ toenmalige hoofd sportwetenschap en data-analyse Vosse de Boode in 2023 in Het Financieele Dagblad. „Hij is opgeleid met alles wat wij hem als sportwetenschappers en data-analisten kunnen bieden. Je merkt dat hij van een generatie is die makkelijk technologie aan zijn werkwijze toevoegt. Bovendien doet hij zelf factchecks. Dat werkt heel prettig.”
Tegenover die complimenten, staat de minder fraaie realiteit van zijn periode als Ajax-coach. De onderliggende data onder Heitinga waren nog minder dan bij zijn voorganger Schreuder, blijkt uit een ontnuchterende tactische analyse van Voetbal International. Door een trage, weinig creatieve opbouw kwam Ajax onder Heitinga minder vaak in het vijandelijke strafschopgebied, maakte minder doelpunten en creëerde minder goede kansen.
De tactische tekortkomingen in die periode – Heitinga heeft in de tussentijd ongetwijfeld geleerd – maken dat de rol van ‘zware’ assistent Keizer cruciaal wordt. Naar verwachting zal hij zich nadrukkelijk moeten laten gelden in veldtrainingen, in tactische analyses en wedstrijdbesprekingen.
Keizer is bij het grote publiek relatief onbekend, mede doordat hij zelden in de publiciteit komt – op interviewverzoeken reageert hij meestal niet eens. Toch geldt Keizer, jarenlang middenvelder bij Cambuur, als een van de meest vooruitstrevende Nederlandse trainers.
Goede band met Bergkamp
Als technisch manager bij Cambuur legde hij met de destijds beginnende trainer Slot een database aan met beelden van tientallen specifieke voetbalacties. Ze gebruikten die clipjes om spelers te overtuigen van het nut van bepaalde sprintjes of passes. Nu heeft vrijwel iedere trainer zo’n mediatheek, maar in die tijd (rond 2014) was dat zeer innovatief.
Hoewel Keizer in 2016 als trainer degradeerde met Cambuur, zorgde een goed optreden tegen Ajax dat voorjaar er mede voor dat hij op de radar kwam bij die club, vertelt iemand uit zijn omgeving. Wat ook hielp was zijn goede band met leeftijdgenoot Dennis Bergkamp, destijds lid van het ‘technisch hart’. Zij speelden samen in de jeugd van Ajax. Zo werd Keizer in de zomer van 2016 coach van Jong Ajax, om een jaar later gepromoveerd te worden naar Ajax 1 na het plotse vertrek van Peter Bosz.
Daar kreeg Keizer in een van zijn eerste weken te maken met de tragedie rond Abdelhak Nouri – hij werd op 8 juli 2017 tijdens een oefenduel in Oostenrijk getroffen door een hartstilstand. De impact op de spelersgroep en Keizer was enorm. „Ik ben drie maanden huilend heen en weer gereden”, zei Keizer in het boek Nouri, de belofte van Henk Spaan. „Niet dat ik niet kon functioneren, maar ik kom uit Wilnis, rijd langs het AMC en dan denk ik aan die jongen en hoe mooi de dingen hadden kunnen worden. Het is zo groot allemaal.”
Ruim vier maanden later werd Keizer ontslagen. Officieel vanwege de slechte resultaten – die mede door het verdriet rond Nouri inderdaad wisselvallig waren. In werkelijkheid lag een interne machtsstrijd ten grondslag aan het besluit: toenmalig directeur spelersbeleid Marc Overmars wilde van hem en assistent Bergkamp af.
Tegen Spaan zei Keizer dat hij nooit met Overmars of algemeen directeur Edwin van der Sar had gesproken over het leed van Nouri. „Typerend”, noemde Keizer dat. Overmars en Van der Sar zijn inmiddels weg bij Ajax – Keizer krijgt in de schaduw van Heitinga nu zijn kans op eerherstel.
De Amerikaanse actrice Loretta Swit, vooral bekend door haar rol in de tv-serie M*A*S*H, is vrijdag op 87-jarige leeftijd overleden. Dit melden verschillende Amerikaanse media op basis van een verklaring.
De Emmy-winnende Swit speelde majoor Margaret Houlihan, met als bijnaam Hot Lips, in de serie M*A*S*H. Als Hot Lips, een veeleisende hoofdverpleegkundige van een chirurgische eenheid, was ze een van de langstzittende castleden van de populaire serie. „Het was de beste tijd van mijn carrière”, zei de actrice in 2001 tegen The Guardian.
Tien jaar op rij werd Swit genomineerd voor een Emmy Award als beste vrouwelijke bijrol in de comedyserie. Het lukte de actrice twee keer, in 1980 en 1982, om de prijs te winnen.
Altijd al actrice
De Amerikaanse actrice werd in 1937 geboren in New Jersey. Ze begon haar carrière als secretaresse, maar wist dat ze eigenlijk actrice wilde worden. „Dat is eigenlijk alles wat ik ooit wilde zijn”, zei Swit in een interview uit 2004. Als kind ging ze met haar moeder twee keer per dag naar de film, met alleen het avondeten als pauze.
Ondanks haar zang- en danslessen waren haar ouders geschokt door Swits toekomstdroom. Nadat haar ouders haar in een toneelstuk hadden gezien zei haar moeder tegen haar vader „als je haar nu niet tegenhoudt, zal ze dit misschien de rest van haar leven blijven doen”, herinnerde Swit zich in een interview met The Toronto Star in 2010.
Alhoewel Swit in 1998 met pensioen ging, verscheen ze twee decennia later toch nog in ‘Play the Flute’ (2019). Die film over een jeugdpastoor werd haar laatste. Over ouder worden maakte Swit zich geen zorgen. In 2020 zei ze tegen de Londense Krant The Express: „Ik denk niet na over het verstrijken van de tijd, alleen over wat ik ermee doe”.
Wat had ik het graag willen zien, de finale tussen de Amerikaanse Ellen Roosevelt en de Ierse Mabel Esmonde Cahill, tijdens de Amerikaanse tenniskampioenschappen van 1891. De twee waren tegenpolen. Roosevelt, een nichtje van de Amerikaanse president, werd a model girl genoemd. Cahill ging door voor tomboy.
In die tijd werden tennisduels nog niet op tv uitgezonden, maar de New York Times was erbij. „Een groot publiek was getuige van de wedstrijd, die van begin tot eind schitterend was”, schrijft de krant. „Om elk punt werd tot het eind met een wonderbaarlijke vasthoudendheid gevochten.”
In die tijd speelden vrouwen nog best of five-finales bij de Amerikaanse kampioenschappen. Van de eindstand – 6–4, 6–1, 4–6 en 6–3 in het voordeel van Cahill – keek niemand op. In 1902 stapte het toernooi over op best of three, omdat zware fysieke inspanning voor vrouwen als schadelijk en ongepast werd gezien.
Pas in 1984 werd weer best-of-five gespeeld. De organisatie voor profspeelsters, de WTA, wilde experimenteren met de finale van het eindejaarstoernooi, om de statuur van het vrouwentennis te vergroten. De eerste zes jaar werden finales in drie of vier sets afgewerkt, maar in 1990 kwam het tussen Monica Seles en Gabriela Sabatini (mijn idool destijds) tot een vijfsetter. „Een van de mooiste wedstrijden in het vrouwentennis”, oordeelde L’Equipe over het door Seles gewonnen duel: 6-4, 5-7, 3-6, 6-4 en 6-2.
Bijna vier uur lang stonden Seles (16) en Sabatini (20) tegenover elkaar. Of de winnares moe was, werd haar na afloop gevraagd. „Nee”, zei ze. „Maar ik kreeg wel trek tegen het eind, want ik had niet geluncht.”
Een andere veelbesproken vijfsetter was die tussen Steffi Graf en Martina Hingis in de WTA-finale van 1996. Graf won met 6-3, 4-6, 6-0, 4-6 en 6-0 van de pas 16-jarige Hingis, die in de vierde set last van kramp kreeg. Ze onderschatte haar opponent niet, zei Graf, die nog geen half jaar later haar plek als nummer één van de wereld aan Hingis moest afstaan, na 377 aaneengesloten weken.
Vanaf 1999 werd er niet langer best-of-five gespeeld in de finale van het eindejaarstoernooi. Ik kon niet achterhalen waarom, maar zeker is dat er weinig woorden aan deze ommezwaai werden vuilgemaakt. In een stuk in de New York Times, over de meest noemenswaardige aanpassingen die editie, werd het gespeelde aantal sets niet eens genoemd. Wél dat Steffi Graf met tennis was gestopt en dat er een nieuwe toernooisponsor was gevonden: Sanex.
Het argument dat vijf sets na een lang seizoen voor vrouwen fysiek zwaar is, zal vast hebben meegespeeld bij het besluit om de opzet te wijzigen. Maar zwaarwegender was volgens experts dat best-of-five wedstrijden moeilijker te plannen zijn, wat commercieel gezien ongunstig is. En omdat vrouwen bij geen enkel grandslam best-of-five speelden, voelde de WTA-finale als een vreemde eend in de bijt.
Het enige grandslam dat serieus heeft overwogen op vijf sets over te stappen, is de Australian Open. In 1994 maakten Geoff Pollard, directeur van de Australische tennisbond, en toernooidirecteur Paul McNamee, op een bijeenkomst bekend dat voor de editie van 1995 voor een best of five-finale was gekozen. De Canberra Times was erbij en schreef dat de kritiek op de finale tussen Steffi Graf en Arantxa Sánchez Vicario van 1994, de doorslag gaf. Die duurde nog geen uur en boeide niemand; Graf won met 6-0 en 6-2. Met minimale inspanning won ze (uitgaand van de dollarkoers van toen) 506.000 euro.
Een best-of-five-finale zou voor „een andere dimensie” zorgen, voorspelde McNamee. Er stond veel prijzengeld op het spel, en toeschouwers betaalden veel voor een ticket. Volgens Pollard was het besluit goed getimed, want topspeelsters waren „atletisch en professioneel genoeg”. De WTA, de organisatie voor proftennissters, zou de nieuwe regel toejuichen, zei hij.
Waarom het anders liep bleef lang onduidelijk. Was het omdat speelsters niet geconsulteerd waren? Omdat de WTA niet op de hoogte was? Als een sportjournalist het artikel uit de Canberra Times begin dit jaar op X zet, met het verzoek aan McNamee te reageren, schrijft hij dat sommige topspeelsters vóór het plan waren, maar „toen het puntje bij paaltje kwam, was de top-10 tegen”. Ook vond de WTA het niet goed dat alleen bij de finale, niet bij de andere speelronden, best-of-five werd gespeeld. „Valide argumenten, dus we hebben het plan laten varen.”
Ik vraag me af wat er was gebeurd als het plan wél was uitgevoerd. Hadden we onszelf de decennialange discussie over gelijk prijzengeld op grandslams – of dat oneerlijk is omdat mannen er harder voor moeten werken – kunnen besparen? Het cynisme van spelers als Novak Djokovic, die sportvrouwen „hormonen” noemde, en meer prijzengeld voor mannen eiste. Of de toernooidirecteur van Indian Wells, die opstapte na zijn uitspraak dat vrouwen „meeliften op het succes van mannen”.
Vanuit emancipatoir oogpunt is het belangrijk dat vrouwen niet voor mannen onderdoen, zei tennisicoon Billie Jean King in 2023 in een podcast. Óf vrouwen gaan best-of-five spelen bij grote toernooien, óf mannen houden het bij best-of-three – het eerste had haar voorkeur. Andy Murray, een pleitbezorger van gelijke betaling, ziet dat niet anders. Volgens de oud-tennisser is het geen kwestie van loon naar arbeid. „Je traint anders als je best-of-five speelt, omdat het meer van je vergt. Vergelijk het met een training voor de 400 meter of de 600 meter. Het zijn verschillende sporten.”
Vrijdag kreeg Amélie Mauresmo, toernooidirecteur van Roland Garros, kritische vragen over het feit dat voor de avondsessies op ‘prime time’ overwegend mannenduels geprogrammeerd worden. Haar verweer: het tv-contract bepaalt dat er in de avond maar één wedstrijd uitgezonden wordt, en een mannenwedstrijd van minimaal drie sets duurt vaak langer dan een vrouwenwedstrijd van minimaal twee. Meer airtime dus.
Ik moest denken aan het interview dat ze twee jaar geleden aan The Telegraph gaf. Ze had als speelster graag een best-of- five-finale gespeeld, zei ze. En als dat iets aan het vrouwentennis toevoegde, wilde ze dat als toernooidirecteur „zeker overwegen”. Waar wacht ze nog op?