Toepasselijk was het wel: op de dag dat NSC-boegbeeld Pieter Omtzigt afscheid nam van de Tweede Kamer, liet zijn partijgenoot Agnes Joseph zien dat ook zij zich, in Omtzigts navolging, kan vastbijten in dossiers en niet opgeeft bij tegenslag. En dat bij een thema dat Omtzigt na aan het hart ligt: pensioenen.
Joseph wil werknemers en gepensioneerden instemmingsrecht geven bij de verhuizing van hun tot nu toe opgebouwde pensioengeld naar het nieuwe stelsel. De pensioenfondsen, toezichthouders en wetgevingsadviseur de Raad van State hebben zich er allemaal tegen gekeerd.
En ook haar partijgenoot Eddy van Hijum, vicepremier en minister van Sociale Zaken, ontraadde haar voorstel. De minister had fundamentele én praktische bezwaren. In een brief aan de Tweede Kamer somde Van Hijum vrijdag een aantal van die praktische bezwaren op. Zo moeten er nog allerlei aanvullende regels worden opgesteld, schreef hij, om bijvoorbeeld tegenstrijdigheden met de rest van de pensioenwet weg te nemen.
Vierde versie
Dinsdag verraste Joseph met de mededeling dat zij aan al deze opgesomde praktische bezwaren tegemoet is gekomen. Zij leverde de vierde versie van haar voorstel in, inmiddels in samenwerking met BBB, PVV en SP.
Eigenlijk zou de Tweede Kamer dinsdag al stemmen over haar voorstel. Maar omdat er nu een aangepast voorstel is, komt er deze woensdag een nieuw debat en is de stemming pas volgende week.
Het is de tweede keer dat Joseph fundamentele kritiek gebruikt om haar voorstel bij te schaven en aan te vullen. Dat deed ze ook na de kritiek van de Raad van State, de sector zelf en de toezichthouders.
Intussen blijft het spannend of haar voorstel een meerderheid krijgt in de Tweede Kamer. Dat hangt af van de steun van Denk en Partij voor de Dieren, die hun standpunt nog niet bepaald hebben. In de Eerste Kamer lijkt de kans op een meerderheid klein.
Fundamentele bezwaren
Wat wel duidelijk is: Josephs nieuwe aanpassingen zullen weinig veranderen aan de opstelling van minister Van Hijum. Allereerst omdat ze zijn fundamentele bezwaren niet wegnemen. Zo zei hij eerder dat individueel bezwaarrecht niet past binnen het Nederlandse collectieve pensioenstelsel. Onder meer omdat individuele keuzes kunnen leiden tot slechtere uitkomsten voor het collectief.
En zijn opsomming van praktische bezwaren is slechts „een eerste inventarisatie”, schreef hij vrijdag in zijn brief. Hij verwacht dat er meer wijzigingen nodig zijn. Als de Tweede Kamer voor dit NSC-voorstel stemt, denkt Van Hijum twee jaar nodig te hebben om met de sector op een rijtje te zetten of dit uitvoerbaar kan worden gemaakt. En zo ja: welke extra regels nodig zijn. Pas daarna zou het naar de Eerste Kamer kunnen.
En ook dat is volgens de minister problematisch. Het voorstel van Joseph is geen los wetsvoorstel, maar een wijziging (‘amendement’) bij een onomstreden uitstelwet van Van Hijum. Die verschuift de deadline voor pensioenfondsen om over te stappen op het nieuwe stelsel met een jaar. Nu is die deadline nog 1 januari 2027, oftewel: binnen twee jaar. En daarmee, schreef Van Hijum vrijdag al, zou de uitstelwet „niet meer op tijd” kunnen komen.
Lees ook
NSC-Kamerlid Agnes Joseph zet haar omstreden referenda-plan door: ‘We gaan heel Nederland resetten op pensioengebied’
Toepasselijk was het wel: op de dag dat NSC-boegbeeld Pieter Omtzigt afscheid nam van de Tweede Kamer, liet zijn partijgenoot Agnes Joseph zien dat ook zij zich, in Omtzigts navolging, kan vastbijten in dossiers en niet opgeeft bij tegenslag. En dat bij een thema dat Omtzigt na aan het hart ligt: pensioenen.
Joseph wil werknemers en gepensioneerden instemmingsrecht geven bij de verhuizing van hun tot nu toe opgebouwde pensioengeld naar het nieuwe stelsel. De pensioenfondsen, toezichthouders en wetgevingsadviseur de Raad van State hebben zich er allemaal tegen gekeerd.
En ook haar partijgenoot Eddy van Hijum, vicepremier en minister van Sociale Zaken, ontraadde haar voorstel. De minister had fundamentele én praktische bezwaren. In een brief aan de Tweede Kamer somde Van Hijum vrijdag een aantal van die praktische bezwaren op. Zo moeten er nog allerlei aanvullende regels worden opgesteld, schreef hij, om bijvoorbeeld tegenstrijdigheden met de rest van de pensioenwet weg te nemen.
Vierde versie
Dinsdag verraste Joseph met de mededeling dat zij aan al deze opgesomde praktische bezwaren tegemoet is gekomen. Zij leverde de vierde versie van haar voorstel in, inmiddels in samenwerking met BBB, PVV en SP.
Eigenlijk zou de Tweede Kamer dinsdag al stemmen over haar voorstel. Maar omdat er nu een aangepast voorstel is, komt er deze woensdag een nieuw debat en is de stemming pas volgende week.
Het is de tweede keer dat Joseph fundamentele kritiek gebruikt om haar voorstel bij te schaven en aan te vullen. Dat deed ze ook na de kritiek van de Raad van State, de sector zelf en de toezichthouders.
Intussen blijft het spannend of haar voorstel een meerderheid krijgt in de Tweede Kamer. Dat hangt af van de steun van Denk en Partij voor de Dieren, die hun standpunt nog niet bepaald hebben. In de Eerste Kamer lijkt de kans op een meerderheid klein.
Fundamentele bezwaren
Wat wel duidelijk is: Josephs nieuwe aanpassingen zullen weinig veranderen aan de opstelling van minister Van Hijum. Allereerst omdat ze zijn fundamentele bezwaren niet wegnemen. Zo zei hij eerder dat individueel bezwaarrecht niet past binnen het Nederlandse collectieve pensioenstelsel. Onder meer omdat individuele keuzes kunnen leiden tot slechtere uitkomsten voor het collectief.
En zijn opsomming van praktische bezwaren is slechts „een eerste inventarisatie”, schreef hij vrijdag in zijn brief. Hij verwacht dat er meer wijzigingen nodig zijn. Als de Tweede Kamer voor dit NSC-voorstel stemt, denkt Van Hijum twee jaar nodig te hebben om met de sector op een rijtje te zetten of dit uitvoerbaar kan worden gemaakt. En zo ja: welke extra regels nodig zijn. Pas daarna zou het naar de Eerste Kamer kunnen.
En ook dat is volgens de minister problematisch. Het voorstel van Joseph is geen los wetsvoorstel, maar een wijziging (‘amendement’) bij een onomstreden uitstelwet van Van Hijum. Die verschuift de deadline voor pensioenfondsen om over te stappen op het nieuwe stelsel met een jaar. Nu is die deadline nog 1 januari 2027, oftewel: binnen twee jaar. En daarmee, schreef Van Hijum vrijdag al, zou de uitstelwet „niet meer op tijd” kunnen komen.
Lees ook
NSC-Kamerlid Agnes Joseph zet haar omstreden referenda-plan door: ‘We gaan heel Nederland resetten op pensioengebied’
Insuline, een medicijn voor diabetespatiënten, kost in de Verenigde Staten meer dan zes keer zoveel als in Canada. Het kost er meer dan zeven keer zoveel als in Duitsland, en zelfs meer dan tien keer zoveel als in Frankrijk. Een gemiddelde Amerikaan besteedt per jaar 1.564 dollar aan voorgeschreven geneesmiddelen, een Nederlander slechts een derde van dat bedrag.
De torenhoge medicijnprijzen in de VS zijn een bekend probleem waar links al jaren campagne op voert. Senator en voormalig presidentskandidaat Bernie Sanders voorop. Oud-presidenten Obama en Biden probeerden ook al de hoge prijzen aan te pakken. Nu is ook president Donald Trump er klaar mee. Gesteund door zijn gezondheidsminister Robert F. Kennedy Junior − een notoire vijand van Big Pharma − draaide hij maandag farmaceutische bedrijven de duimschroeven aan. Zij krijgen dertig dagen de tijd om de prijzen van hun geneesmiddelen tot wel tachtig procent te verlagen, liet hij vastleggen in een nieuw decreet, anders volgen sancties.
De schuld van die uit de hand gelopen medicijnprijzen legt Trump alleen niét bij de farmaceutische industrie, de sector die zijn verkiezingscampagne spekte en wiens lobbyisten sinds jaar en dag de deur platlopen bij Republikeinse (en ook Democratische) Congresleden. De „socialistische zorgstelsels” van Europese landen zouden volgens hem gesubsidieerd worden door Amerikaanse patiënten. Daarom maakt Trump Europa medeverantwoordelijk voor zijn nieuwe missie: de VS evenveel voor geneesmiddelen laten betalen als het land dat er het minste voor betaalt. „We gaan het weer gelijk trekken”, zei hij maandag in het Witte Huis, waarbij hij onder meer dreigde met extra importheffingen op Europese geneesmiddelen. „Het spel is begonnen.”
Waarom zijn geneesmiddelen in de Verenigde Staten zo duur? En hoe serieus is het plan van Trump?
Spel begonnen
In de Verenigde Staten worden geen prijsafspraken gemaakt tussen de overheid en farmaceutische bedrijven − een gang van zaken die in Europa, maar ook in bijvoorbeeld Canada en Australië, ondenkbaar is. In de meeste andere westerse landen wordt een middel, nadat het is getoetst op veiligheid en effectiviteit, ook langs de meetlat van kosteneffectiviteit gelegd: voegt het middel iets toe aan de medicijnen die al beschikbaar zijn? Nee, dan kan de minister besluiten het niet te vergoeden. Ja, dan wordt bepaald welke prijs redelijk is voor de gezondheidswinst die het middel oplevert. Vaak onderhandelt de overheid stevig met de farmaceut over die prijs.
In de Verenigde Staten komt een veilig en effectief middel echter vrijwel altijd op de markt. De farmaceut mag zelf de prijs bepalen. Daaraan zit, in tegenstelling tot in veel andere landen, geen wettelijke limiet. Sterker nog: de twee federale zorgverzekeringen voor ouderen en mensen met lage inkomens, Medicare en Medicaid, mógen volgens de wet niet onderhandelen met farmaceuten. Partijen, zoals kleinere private verzekeraars, die dat wel mogen, zijn zo klein en versnipperd dat ze nauwelijks een vuist kunnen maken tegenover de farmaceut.
Het Amerikaanse systeem maakt bovendien gebruik van zogenaamde Pharmacy Benefit Managers (PBM’s ), grote bedrijven die optreden als bemiddelaars tussen farmaceuten en kopers. Hoe hoger de prijs van het middel dat ze aan de man brengen, hoe hoger ook hun eigen opbrengst. „We gaan de tussenpersonen eruit snijden”, zei Trump daarover op zijn sociale-mediaplatform Truth Social.
„De Verenigde Staten zijn wereldwijd de grootste afzetmarkt voor farmaceuten, maar betalen ook het meest. Dat Trump daar wat aan wil doen, daar kan ik hem geen ongelijk in geven”, zegt Carin Uyl-de Groot, hoogleraar health technology assessment aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Op papier zet Trump daarmee de goede voornemens van zijn voorgangers voort, maar Uyl-de Groot betwijfelt of Trumps plannen ten goede komen aan de Amerikaanse burger. „Als dat zo zou zijn, had hij niet vanaf zijn aantreden geprobeerd de huidige zorgverzekeringswet [Obamacare] op alle mogelijke manieren te ondermijnen. En ook van dit plan is nog helemaal niet duidelijk hoe hij het wil gaan uitvoeren. Trump wil óók de importheffingen op geneesmiddelen van buiten de VS verhogen. Die medicijnen worden dan juist duurder voor Amerikanen. Dit klinkt voornamelijk als een ‘America First’-plan, niet als een plan voor de portemonnee van de Amerikaanse patiënt.”
Als het Trump al lukt om scherpe prijzen af te dwingen zal dat naar verwachting vooral lukken voor middelen die worden vergoed door Medicaid en Medicare. Hoe dit de honderden miljoenen privaat verzekerde Amerikanen zal helpen, is deskundigen, onder wie Uyl-de Groot, nog niet duidelijk.
Geheime prijs
„Trumps uitgangspunt is goed, maar het plan is nog erg vaag”, zegt Aukje Mantel-Teeuwisse, hoogleraar farmacie en internationaal gezondheidsbeleid aan de Universiteit Utrecht. „Over welke prijs heeft Trump het bijvoorbeeld als hij zegt tot tachtig procent minder voor het middel te willen betalen? Gaat het om de prijs die de fabrikant voor het middel vraagt, om de prijs die de patiënt in de apotheek moet afrekenen, of om de marges die alle tussenpartijen in de keten nu opstrijken?”
Mantel-Teeuwisse wijst erop dat Trump niet precies kan weten wat Europese lidstaten voor hun medicijnen betalen, omdat die prijsafspraken vaak geheim zijn. „Meestal onderhandelt de minister met de farmaceut over de zogenaamde lijstprijs, de prijs die de farmaceut vraagt, en gaat daar dus nog iets vanaf. Hoe gaat Trump dat controleren en lidstaten daarop afrekenen?”
Ook als hij dat wel zou weten, vindt Mantel-Teeuwisse het onterecht om de rekening op Europa te verhalen. „Meerdere onderzoeken wijzen uit dat farmaceuten veel meer winst boeken dan ze zeggen nodig te hebben om hun onderzoek en ontwikkeling terug te kunnen verdienen. Maar Trump zegt niet: aandeelhouders moeten een deel van de miljardenwinst inleveren, of farmaceuten moeten stoppen met belachelijk veel geld uitgeven aan advertenties gericht op consumenten. Nee, hij wijst naar Europa. Wij hebben betere prijzen uitonderhandeld en worden daarvoor gestraft.”
‘Hier liggen de usuba, onze groentemessen. En hier heb je de unagi bouchou, die gebruiken we alleen voor paling”, vertelt Takashi Baba, terwijl hij voor zijn volle vitrinekasten staat. Daarin liggen honderden glimmende stukken vlijmscherp staal. De maker van traditionele messen uit de Japanse stad Osaka kent elk model.
„Vroeger verkochten we vooral aan professionele Japanse koks. Tegenwoordig kloppen dagelijks buitenlandse klanten aan”, vertelt Baba. „En we exporteren steeds meer. Maar als de invoerheffingen naar Amerika stijgen kan het voor onze industrie moeilijk worden.”
Foto Anoma van der Veere
De heropleving van Amerikaans economisch protectionisme onder president Donald Trump raakt Japan hard. Op 10 februari kondigde Washington een invoertarief van 25 procent aan op staal en aluminium (en hieruit vervaardigde producten), met slechts een beperkte lijst uitzonderingen, zoals spijkers, punaises en nietjes.
Voor Japan kwam het als een schok. Onder het bewind van Trumps voorganger Joe Biden genoot het land, als een van de belangrijkste bondgenoten van de VS, een uitzonderingspositie op eerdere importheffingen. Japan mocht jaarlijks tot 1,25 miljoen ton staal aan de VS verkopen zonder extra te betalen. Het was de basis van wederzijds vertrouwen en een stabiele handelsrelatie.
President Trump maakte in februari een eind aan deze uitzondering. Op 2 april draaide hij het mes in de wonde met een basisheffing van 10 procent op alle ingevoerde goederen, met daarbovenop landspecifieke toeslagen. Voor Japan betekende dit een extra heffing van 24 procent, die per 9 april zou ingaan. De heffingen worden gestapeld. Voor de messen van Baba komt er dus 34 procent boven op de normale prijs. Maar er is een lichtpuntje: voor bestellingen onder de 800 dollar worden er nog geen heffingen berekend.
„In het buitenland spreekt vooral onze geschiedenis en de traditionele manier van werken tot de verbeelding”, vertelt Takashi Baba, vierde generatie in een lange lijn van messenmakers. Zijn vader, Shuzo Baba, zit in de kleine werkruimte rustig door te werken, omringd door zes andere ambachtslieden.
Het bedrijf van Baba maakt allerlei messen, van eenvoudige modellen die enkele tientjes kosten tot koksmessen van duizenden euro’s. De populairste producten zijn de veelzijdige santoku-keukenmessen, die tussen de 150 en 400 euro kosten. Door de prijs vallen individuele bestellingen nog onder de uitzonderingsregel, maar de verzendkosten lopen wel flink op als elk mes apart opgestuurd moet worden. Daarbij stijgt de verkoopprijs aan groothandels en winkeliers in de VS wel met meer dan een derde.
Beroemd om samoeraizwaarden
Baba gaat aan zijn werktafel zitten, waar hij met de hand de houten handvatten op de stalen lemmeten slaat. Voor hem staat een gasbrander te loeien. „Je moet er oog voor hebben”, vertelt de messenmaker terwijl hij een roodgloeiende angel een heft in duwt en met zachte hamertikken het snijvlak recht slaat. De rook springt er met pufjes van af.
„We zitten al sinds 1916 hier in Sakai”, zegt Baba. De buitenwijk van Osaka ligt ver buiten de toeristische binnenstad, en is met het openbaar vervoer beperkt bereikbaar. „Toch nemen veel buitenlandse klanten de moeite om hiernaartoe te komen”, vertelt hij.
Drie Deense toeristen turen door het raam de werkplaats in. Nadat een van de medewerkers hen wenkt, durven ze de deur open te trekken. „We zijn op zoek naar een traditioneel Japans koksmes”, zegt een van hen in het Engels. „Ik heb gehoord dat we hier echte kwaliteit kunnen vinden.”
Foto Anoma van der Veere
Het atelier maakt deel uit van een netwerk van ruim honderd kleine messenmakers in het Sakai-gebied, ooit beroemd om zijn samoeraizwaarden. Volgens de recentste cijfers van de douane steeg de exportwaarde van Japanse keukenmessen in 2021 tot 47 miljoen euro. Vier keer zoveel als twintig jaar eerder, en bijna twintig procent meer dan het voorgaande jaar. Ruim een kwart van de 7,48 miljoen geëxporteerde messen kwam uit Osaka.
„Voor corona was onze verkoop aan het buitenland vrijwel nul”, zegt Baba. „De laatste twee jaar is het uitgegroeid tot het grootste deel van onze omzet. Vandaag hadden we iemand uit Peru, en even terug een Nederlander. Maar de meeste klanten komen nu uit de Verenigde Staten en Canada.” Het bedrijf heeft er zelf een hippe Engelse bedrijfsnaam voor verzonnen: Baba Cutlery Works.
Staalindustrie als steunpilaar
Volgens de VS zijn de nieuwe importheffingen bedoeld om de Amerikaanse maakindustrie te beschermen en werkgelegenheid terug te brengen naar eigen bodem. Voor Japan, dat in 2023 met 766 miljard dollar de vierde exporteur ter wereld was, zijn de heffingen een forse economische klap.
Een nieuwe schok zou genoeg kunnen zijn om de Japanse economie in een recessie te duwen
En vooral de staalindustrie, traditioneel een steunpilaar van de nationale economie, wordt zwaar getroffen. In 2023 exporteerde Japan bijna 33 miljoen ton staal, met een totale waarde van ruim 30 miljard dollar. Daarmee was de sector goed voor zo’n 4 procent van de nationale export en zelfs 7,5 procent van de wereldwijde staalhandel. Door de nieuwe heffingen daalde de Japanse staalexport in maart met maar liefst 16,6 procent ten opzichte van een jaar eerder, zo blijkt nu uit cijfers van het ministerie van Handel.
Hoewel Trump een onderhandelingspauze van negentig dagen heeft ingelast voor de zwaarste heffingen, geldt die van 10 procent nog steeds en vrezen Japanse beleidsmakers dat het handelsconflict zich alleen nog maar verder zal verdiepen. De kans op concessies lijkt beperkt zolang Trumps economische beleid blijft drijven op de verkiezingsbelofte van een wederopstanding van de Amerikaanse industrie.
Foto Anoma van der Veere
In de weken na de aankondigingen van de aprilheffingen, probeerden de Japanse premier Shigeru Ishiba en zijn regering haastig te onderhandelen over een uitzonderingspositie. Ze kregen amper gehoor. Minister van Economie en Handel Yoji Muto deed persoonlijk een poging bij de Amerikaanse minister van Handel, maar werd weggewuifd. Kabinetssecretaris Yoshimasa Hayashi sloeg een ongebruikelijk kritische toon aan: „Deze maatregelen zullen aanzienlijke gevolgen hebben voor de economische relaties tussen Japan en de VS.”
Politieke gevoeligheden
Inmiddels is een speciale gezant al twee keer naar Washington afgereisd om de landsbelangen te verdedigen. Opmerkelijk genoeg mengde president Trump zich persoonlijk in de gesprekken over de importheffingen door kort voor het eerste bezoek hoofdonderhandelaar Ryosei Akazawa onverwacht uit te nodigen in diens Oval Office. Tijdens het gesprek pleitte Akazawa voor een verlaging van de tarieven en een vrijstelling voor auto’s.
De ontmoeting tussen Japan en de Verenigde Staten verliep ogenschijnlijk positief, maar achter de schermen blijft Washington bij zijn harde voorwaarden. Tokio krijgt vervolggesprekken, maar staat onder druk door interne politieke gevoeligheden.
Zo is in Washington de export van Amerikaanse auto’s en rijst richting Japan belangrijk. Maar dit zijn juist de industrieën die van oudsher de regeringspartij van premier Ishiba steunen. En die binnenlandse belangen maken het voor Japan lastig om aan Amerikaanse wensen tegemoet te komen; concessies op deze punten zullen op stevig verzet stuiten.
Japanse bedrijven bereiden zich inmiddels voor op de economische schok. Grote bedrijven zoals automaker Toyota en techbedrijf Softbank zagen de bui al hangen en hebben na het eerste presidentschap van Trump al fors geïnvesteerd in lokale Amerikaanse productie om mogelijke nieuwe heffingen te omzeilen.
Toch worden ook dit soort investeringen steeds moeilijker gemaakt. Om de productie in de VS snel op te schalen moeten Japanse bedrijven lokale fabrieken en Amerikaanse bedrijven met bestaande capaciteit opkopen. Mede hierom wilde het Japanse staalbedrijf Nippon Steel zijn Amerikaanse concurrent U.S. Steel overnemen. Maar ook dit stuitte op Amerikaans verzet en werd door Biden verboden. Trump, ook een felle tegenstander van de overname, spreekt nu over investeringen zonder Japans eigenaarschap van het bedrijf.
Volgens premier Ishiba en minister Hayashi is er door de toegestane investeringen sprake van een „win-winsituatie”, maar voor Japanse bedrijven is de realiteit anders. „Het vertrouwen neemt af en het economische klimaat verslechtert aanzienlijk”, klaagde Takeshi Niinami, ceo van drankenconcern Suntory, onlangs. De topman ziet de VS als een „schatkist aan innovatie” die door de heffingen van Trump steeds verder buiten handbereik komt voor Japanse bedrijven.
Lokaal vakmanschap
Met een geoefende hand staat een van de medewerkers in het atelier van Baba een mes te bewerken. „Hij graveert met een klein hamertje namen erin”, legt Baba uit. Even verderop leunt een man met een hoofddoekje en een zwaar leren schort tegen een houten stelling. Tegenover hem draait een enorme schuurband met hoge snelheid. „Hij is de messen aan het slijpen”, zegt Baba. „Dat doen we ook met de hand.”
Foto Anoma van der Veere
Voor de kleine ambachtsbedrijven in Sakai is investeren in een productielijn in de VS onmogelijk. „Hier in Sakai worden de messen midden in de stad gemaakt”, vertelt Baba, wijzend naar de woonhuizen die om het atelier staan. En het is juist dit lokale vakmanschap waarmee de messenmaker zich onderscheidt.
„Normaal gesproken bevinden fabrieken zich op speciale bedrijventerreinen, maar hier zitten ambachtslieden gewoon tussen de mensen. Sakai is uniek omdat het geen grote fabrieken zijn die massaproductie draaien, maar individuele vakmensen die in kleine werkplaatsen hun werk doen.”
Volgens een schatting van het Japan Center for Economic Research kunnen de Amerikaanse maatregelen dit jaar ongeveer een halve procentpunt van de economische groei in Japan gaan kosten. Volgens andere experts kan dit oplopen tot bijna een procentpunt. Met een gemiddelde groei van slechts 0,6 procent per jaar tussen 2014 en 2023 zou een nieuwe schok genoeg kunnen zijn om de Japanse economie in een recessie te duwen.
Wat voor gevolgen het gaat hebben voor de messenmakers in Osaka is nog onduidelijk, zegt Baba. „Ik zie bedrijven om me heen die voorlopig zijn opgehouden met het exporteren naar de VS. Het is moeilijk te voorspellen wat er gaat gebeuren. Maar veel van de messenmakers hier voelen de gevolgen nu al.”