Opinie | Zonder bewijs geen bewustzijn

We zouden dieren en de natuur beter moeten behandelen, betoogde Jan Warndorff onlangs in NRC naar aanleiding van recente studies over het bewustzijn van levende wezens (Laat ons deemoedig zijn, 28/9). Laten we vooropstellen dat wij die boodschap ten zeerste onderschrijven. Maar de auteur geeft in zijn stuk een foutieve weerspiegeling van dit debat. Wij vrezen dat dit criticasters van het onderzoek naar de belevingswereld van dieren onnodig munitie geeft en daarmee uiteindelijk de positie van dieren schaadt.

Warndorff omschrijft de recent verschenen New York Declaration on Animal Consciousness als kantelpunt in de houding van mens tot dier. Hierbij suggereert hij dat deze declaratie uit de lucht komt vallen, en het „typisch moderne beeld van dieren en planten [als] mechanische trekpoppetjes” zou vervangen. Dat gaat echter voorbij aan een kentering in de gedragsbiologie die al in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet. Sterker nog, Darwin schreef midden 19e eeuw al over emoties bij dieren. Wij kennen bovendien nog maar weinig mensen die dieren slechts als „mechanische trekpoppetjes” zien, zowel in de gedragsbiologie als in de maatschappij als geheel. Ook is zo’n declaratie of oproep niet nieuw. Zo was er in 2012 al de Cambridge Declaration of Consciousness, en deden Frans de Waal, Mariska Kret en één van de ondergetekenden eenzelfde oproep in een wetenschappelijk tijdschrift, in 2019 .


Lees ook

Laat ons deemoedig zijn

Laat ons deemoedig zijn

Bijendans en beenamputaties

Storender is dat er voorbeelden worden aangehaald die bewijs voor bewustzijn bij dieren zouden zijn, terwijl dat niet het geval is. Neem bijvoorbeeld de recente studie naar wondverzorging of beenamputaties van mieren en de bijendans. Zulke gedragingen, hoe fascinerend ook, kunnen simpelweg verklaard worden als instincten, die relatief inflexibel zijn. Het is een belangrijk principe in de gedragsbiologie om eerst te kijken of we observaties niet middels relatief simpele mechanismes kunnen verklaren, alvorens we dieren allerlei hoog cognitieve vaardigheden toedichten. Het wemelt in de natuur van automatische reacties en instincten, van de mens tot bacteriën. Dit roept de vraag op in hoeverre zulke vondsten relevant zijn voor het onderwerp bewustzijn.

Wat voor bewijs is er dan wel voor bewustzijn bij dieren? Een recente studie toonde aan dat mensapen zich kunnen inleven in wat een ander als de waarheid ziet. Een ander onderzoek liet zien dat bijen positieve of negatieve gemoedstoestanden kunnen ervaren. Weer ander onderzoek toonde aan dat heremietkreeften pijn ervaren. Al deze onderzoeken, en vele anderen, zijn relevant met betrekking tot dierlijk bewustzijn.

Bijna onmogelijk aan te tonen

Warndorff begint ook over de gevoelens van planten. Ten eerste benadrukt Jonathan Birch, initiatiefnemer van de New York Declaration, in zijn boek The Edge of Sentience dat er absoluut geen bewijs is voor bewustzijn in planten, met name omdat er geen gecentraliseerde waarneming van prikkels is (zoals bijvoorbeeld hersenen). Daar komt bovenop dat er momenteel nog niet eens bewijs is voor gevoelens, zijnde de subjectieve interpretatie van de eigen emoties, bij dieren, laat staan bij planten. Niet omdat ze er per definitie niet zijn, maar omdat de subjectieve kant ervan het bijna onmogelijk maakt om bij niet-verbale soorten aan te tonen.

Dit laatste punt is illustratief voor een groter probleem in het gedragsbiologisch onderzoek, namelijk dat we bewustzijn alleen maar kunnen testen in dieren die intelligent genoeg zijn om in onze experimenten mee te kunnen doen en dus snappen wat er van ze verwacht wordt wanneer een vorm van bewustzijn getest wordt. Technologische innovaties bieden echter steeds meer mogelijkheden om op creatieve manieren succesvol onderzoek te doen op dit gebied.

Samenvattend: we zijn het met Warndorff eens dat er een revolutie gaande is waarin moderne technieken ons steeds meer inzicht geven in de belevingswereld van dieren. Dit betekent echter niet dat we moeten doorslaan en zonder bewijs intelligent-lijkende gedragingen ook per definitie als intelligent moeten beschouwen. Dat biedt de oppositie namelijk mogelijkheden de onderbouwing van een terechte boodschap onderuit te halen. Dieren verdienen het om goed behandeld te worden, intrinsiek, of anders gebaseerd op solide wetenschap in plaats van over-interpretatie.