In de decembermaand liggen de schappen weer vol met ‘slaafvrije’ chocolade uit Ghana en ‘eerlijke’ koffie uit Colombia. Consumenten worden met dergelijke labels aangezet om een product te kopen dat beter zou zijn voor producenten uit ontwikkelingslanden.
De focus ligt vrijwel altijd op het betalen van een iets hogere prijs aan de boeren. Met gecertificeerde koffie of chocolade kunnen boeren tot 20 procent extra verdienen. Maar hun gezinsinkomen blijft daarmee veelal nog ver onder het bestaansminimum.
Voor een leefbaar inkomen zou de prijs die boeren ontvangen voor hun cacaobonen in Ghana meer dan moeten verdubbelen. Een wereldwijde survey onder 10.000 kleine boeren door de Nederlandse ngo ‘Solidaridad’ toont aan dat ruim de helft niet kan rondkomen met de inkomsten uit verkoop van gewassen.
In de 35 jaar dat er inmiddels vanuit Nederland wordt gewerkt aan betere handelsvoorwaarden voor producenten in ontwikkelingslanden, is er nauwelijks tot geen vooruitgang bereikt op het gebied van de verdeling van de waarde tussen marktpartijen. De koffieboer ontvangt niet meer dan de 5 tot 10 procent van de prijs van een pak koffie, het aandeel van de cacaoboer in een chocoladereep komt amper op zes procent uit, en van kleding ontvangt de katoenboer een schamele vijf procent van de waarde van een T-shirt. Voor biologisch geteelde producten wordt wel een iets hogere prijs betaald. Het concept van duurzame handel lijkt daarom inmiddels ‘niks meer te zijn dan een illusie’ erkennen de onderzoekers van de Koffie Barometer 2023.
De gedachte dat de werking van goederenmarkten zou kunnen verbeteren door certificering van de oorsprong van het product heeft zijn grenzen bereikt.
Het VN internationale handelscentrum heeft berekend dat tot 7,5 procent van het landbouwareaal wereldwijd is gecertificeerd (vooral palmolie, katoen, suiker en koffie) en hun marktaandeel komt in de meeste gevallen niet boven de 20 procent uit. Dat komt vooral omdat consumenten nog maar beperkt reageren op labelling rondom eerlijke handel.
Tussenhandel en supermarkt
Het structurele probleem van oneerlijke goederenketens wordt bovenal veroorzaakt doordat lokale opkopers en tussenhandelaren, de verwerkende industrie en supermarkten zich een zeer groot deel van de prijs toe-eigenen. Zij kunnen dat doen door hun sterke onderhandelingspositie ten opzichte van het grote aantal kleinschalige boeren, die sterk afhankelijk zijn van de verkoop van hun producten. Enkele kleinschalige initiatieven zijn er wel op gericht om door meer lokale verwerking het aandeel van de lokale boeren te laten groeien tot een derde of de helft van de totaalprijs.
De ongelijke verdeling van de waarde in de ketens van tropische producten blijkt ondermeer uit de verhouding tussen de prijs die primaire producenten ontvangen voor de levering van hun producten en de salarissen die worden betaald bij multinationals die de verwerking en verkoop voor hun rekening nemen. De ceo’s van bijvoorbeeld Heineken verdienen meer dan 200 keer dan de gemiddelde werknemers binnen hun bedrijf. Alleen al met de beloning van topman Fabien Simon van koffieconcern Douwe Egberts van ruim 3,5 miljoen euro zouden 8.000 koffieboeren in Ethiopië een leefbaar inkomen kunnen krijgen.
Een cijfer voor eerlijk product
Onlangs heeft het Franse ministerie van Landbouw en Voedselsoevereiniteit een pilot gelanceerd met de ‘Remunera-score’ die het aandeel van de boeren in de beloning van landbouwproducten weergeeft. Het vignet van de Remunera-score is zichtbaar op productsoorten zoals vlees (rund, varken, schaap, geit), verse groenten en fruit, zuivelproducten, en eieren. Het is bedoeld om de consument inzicht te geven in hoeveel een boer verdient aan een product, met een etikettering vergelijkbaar met het Nutriscore-model (waarbij A staat voor een hoog aandeel voor de boer). Supermarkt Lidl neemt het voortouw bij het gebruik van deze score.
Als de markt voor voedingsproducten op deze manier transparanter wordt gemaakt, komt vanzelf de vraag boven hoe we het aandeel dat de primaire producenten ontvangen kunnen vergroten. De huidige ongelijke verdeling wordt veroorzaakt door structurele onderwaardering van de factor arbeid (van de boeren) en een overwaardering van de beloning voor de inzet van kapitaalgoederen (door de verwerkende industrie en de detailhandel). Een ‘eerlijkere’ verdeling van de waarde in voedselketens kan niet zonder aan de boeren ook een aandeel in de winst toe te delen die nu vooral aan het einde van de keten blijft hangen.
Zo’n fundamentele herstructurering van de machtsverhoudingen in de markten voor tropische producten lijkt de enige manier om lokale producenten aan te zetten om te investeren in duurzamere productiemethoden. Ook voor consumenten is het belangrijk om in hun keuzegedrag mee te laten wegen hoeveel de boer uiteindelijk ontvangt van de prijs die betaald wordt voor het product. Zelfs grote bedrijven kunnen voordeel zien in het verder bestendigen van hun relaties met betrouwbare toeleveranciers. Al met al een potentiële win-win voor alle betrokken partijen.
Leeslijst