Onderwerp: Soedan. Het mailtje zat verstopt in de recent weer aanzwellende stroom geagiteerde en gedetailleerde post aan de ombudsman over, geen verrassing, de oorlog in Gaza en de daarmee samenhangende polemieken in de lage landen. Lezers maakten bezwaar tegen columnisten Aylin Bilic en Michel Krielaars die schreven dat er bij de opening van het Holocaust Museum ‘kankerjoden’ en ‘Juden Raus’ was geroepen, terwijl het openbaar ministerie dat volgens burgemeester Halsema (nog) niet had vastgesteld.
Mogen zij dat dan wel schrijven? Dat lijkt me wel: een columnist hoeft zich niet te beperken tot wat het OM aan feiten heeft geconstateerd; er zijn mensen die zeggen die woorden wél gehoord te hebben. Uiteindelijk is op wiens getuigenis je afgaat ook een plaatsbepaling in het debat. Een term als ‘kankerzionisten’, lid van dezelfde onprettige scheldfamilie, werd trouwens wel vastgelegd.
Andere lezers verweten NRC dat het onvoldoende kritisch had bericht over hoe de PvdA de aanwezigheid van de Israëlische president Herzog „politiek had gemaakt”. Maar toen voormalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel zijn kritiek op die partij in een interview had uiteengezet, klaagde een lezer dáár weer over. „Waarom geen interview met de mensen die het protest tegen Herzog organiseerden?” Toen precies die demonstranten eerder met borden ‘Jews against genocide’ op de voorpagina stonden, leverde juist dat scherpe kritiek op. Het is tekenend voor een conflict waar om verschillende redenen veel Nederlanders zich sterk bij betrokken voelen.
Maar er was dus een brief over Soedan, van student journalistiek Melle de Laat die voor het platform eydaily.nl de berichtgeving over de vorig jaar april uitgebroken oorlog tegen het licht hield. Zijn bevindingen waren voor NRC naar Nederlandse maatstaven niet ongunstig. De krant berichtte meer over de oorlog dan de concurrentie, maar overal gold dat de aandacht afnam naar mate de oorlog vorderde. En verhalen haalden zelden de voorpagina.
In het algemeen kun je stellen dat er een pijnlijk gat gaapt tussen de ellende in Soedan en de aandacht die dat in het westen oplevert. Sinds elf maanden geleden de strijd tussen de milities van het RSF en het regeringsleger in volle hevigheid losbarstten, stapelden de gruwelijkheden zich op. Er vielen tienduizenden doden, er vinden etnische zuiveringen plaats, tien miljoen mensen zijn op de vlucht en er dreigt hongersnood. Drie weken geleden concludeerde NRC: „Dit is een van de ernstigste vernietigingsoorlogen ooit in Afrika.” In hetzelfde artikel (dat werd aangekondigd met een grote foto op de voorpagina) stond te lezen dat op dat moment pas 4 procent van de door de VN gevraagde 4,1 miljard euro aan hulp was toegezegd.
Je zou dat nieuws van de daken willen schreeuwen, maar er wordt al veel ernstigs van daken geschreeuwd dezer dagen. Soedan fungeert in columns als standaardvoorbeeld van een humanitaire crisis waar in pers en samenleving te weinig aandacht voor is. Al op 23 mei vorig jaar sprak NRC de Soedanees-Nederlandse Sahar Abdelrahim, die had gevraagd om een inzamelingsactie voor Soedan bij Giro 555: „Die weigerde omdat de oorlog niet genoeg media-aandacht krijgt.”
Op dat moment, aan het begin van de oorlog, was de aandacht in NRC groot. Op maandag 17 april was vrijwel de hele voorpagina gewijd aan het conflict dat in dat weekend was geëscaleerd: „Soedanezen werden zaterdagochtend wakker met het geluid van geweervuur en inslaande bommen, en met uitzicht op rookwolken.” Online was op zondag al een uitlegstuk verschenen en de podcast NRC Vandaag bood mondelinge duiding.
Het tempo bleef hoog. In de eerste twee weken van de oorlog schreef de krant 17 maal over het conflict. In mei vorig jaar volgden elf verhalen, daarna zakte dat getal naar twee á vijf per maand. Sinds 1 januari volgden nog drie artikelen over de situatie in het land.
Wat je aan die kale getallen niet afziet, is de substantie van de verhalen. Zo maakte correspondent Koert Lindijer op 27 november een buitengewoon indrukwekkende reconstructie van een massaslachting in het dorp Ardamata. Er staan passages in als deze: „Dokter Hayder (29) telt die dag 95 lijken. „Ik vond in een huis een baby van 18 dagen oud, naast haar moeder en vier andere vrouwen. Alle wonden waren het gevolg van geweerschoten gericht op de borst of het hoofd.”
Lindijer, die werkt vanuit Nairobi in Kenia, baseerde zich op tientallen getuigenissen die door Reuters en Human Rights Watch waren opgetekend, plus vier telefoongesprekken die hij zelf voerde. Aan die opsomming is al te zien hoe groot de praktische problemen zijn voor de Soedan-verslaggeving. Kort gezegd: het land zit potdicht en in tegenstelling tot in Gaza zijn er ook weinig contacten waar de verslaggevers op terug kunnen vallen. Bovendien heeft de oorlog de infrastructuur aangetast: communicatie is vaak moeilijk of onmogelijk. Los van de moeilijkheden om in de buurt van het conflict te komen, zijn er nu op het slagveld weinig ‘grote’ ontwikkelingen, zegt Afrikaredacteur Peter Vermaas. Ook in de grote buitenlandse kranten speelt nieuws uit Soedan geen prominente rol.
De maatschappelijke impact van de oorlog in Nederland is klein, ook al omdat er geen grote Soedanese gemeenschap is die het conflict op de agenda kan houden. Aan Gaza en Oekraïne zie je hoe die dingen samen hangen: media-aandacht leidt tot woede en compassie en die leidt weer tot media-aandacht. Maar ook zonder dat mechanisme wordt er gewerkt aan nieuwe verhalen over de verschrikkingen ter plaatse. Binnenkort op de site en in de krant.
Arjen Fortuin
Reacties: [email protected]
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.