In oktober mogen we voor de derde keer in vier jaar naar de stembus om een nieuwe regering te kiezen. De derde keer. Dat zou goed nieuws zijn als méér verkiezingen voor meer democratie zorgden. Dan zou Nederland een superdemocratie zijn. Het tegendeel is waar.
In een tijd dat onze democratie juist sterk zou moeten zijn om vrede en welvaart te beschermen tegen geopolitieke grilligheid, antidemocratische bewegingen en technologische dreigingen, wordt zij door die vele verkiezingen juist verzwakt.
Zelfs onder normale omstandigheden hebben verkiezingen democratische nadelen. Ze dwingen politici tot kortetermijnpolitiek, waardoor lange termijn problemen – klimaat, stikstof, woningbouw, cyberveiligheid of de vergrijzing – op de lange baan worden geschoven, vaak uit angst voor electorale afstraffing. Zo veranderen problemen vanzelf in crises.
Een ander nadeel: verkiezingen vergroten verschillen uit. Om herkozen te worden moet je je onderscheiden. Niet alleen in campagnetijd, maar ook in het dagelijkse politieke debat. Die profileringsdrang gaat ten koste van het zoeken naar gedeelde oplossingen. Dat laatste gebeurt hooguit achter de schermen, maar inwoners (beter bekend als kiezers) krijgen alleen het conflictmodel voorgeschoteld. Die manier van doen sijpelt door naar de samenleving.
Die effecten zijn al erg genoeg als verkiezingen eens in de vier jaar plaatsvinden. Maar in Nederland zitten we nu continu in verkiezingstijd. Drie verkiezingen, ellenlange formaties, ultrakorte regeerperiodes, constant geruzie, weer een kabinetsval. Is er straks nog iemand die vertrouwen heeft in de democratie?
Natuurlijk, eerlijke en vrije verkiezingen zijn belangrijk, maar ze bieden geen garantie voor een weerbare democratie. Die bestaat namelijk niet alleen bij de gratie van politici en instituties. Een weerbare democratie vereist ook inwoners met democratisch zelfvertrouwen. Dat zijn mensen die beseffen dat ze niet slechts kiezer of consument zijn, maar burger. Mensen die meer moeite willen doen voor de democratie dan een vakje rood kleuren of vanaf de zijlijn mopperen op politici – bijvoorbeeld door via een burgerberaad de politiek helpen met besluiten over heikele onderwerpen.
Vindingrijke oplossingen
Gelukkig gebeurt dat al incidenteel in Nederland. Een burgerberaad bestaat uit circa honderd gelote inwoners die samen een afspiegeling vormen van de samenleving. Gedurende een aantal weekends gaan zij met elkaar en deskundigen in gesprek over een onderwerp waar de politiek niet uitkomt – van energietransitie (Houten) tot vergrijzing (Den Bosch) en van klimaat (Rotterdam) tot leefbaarheid (Heerlen) en vuurwerk (Utrecht). Gezamenlijk komen ze tot vindingrijke oplossingen, waar de politiek vervolgens mee aan de slag gaat. Momenteel vindt in Nederland zelfs een landelijk burgerberaad plaats: het Nationaal Burgerberaad Klimaat.
Dat stemt hoopvol, maar incidentele burgerberaden zijn niet voldoende. Pas als burgerberaden een regulier en permanent onderdeel zijn van de democratie, kunnen we haar bevrijden uit het toxische huwelijk van eindeloze verkiezingen en hypergemediatiseerde partijpolitiek.
Een weerbare democratie vereist ook inwoners met democratisch zelfvertrouwen
Dat klinkt misschien utopisch, maar dat is het niet. In onder meer Brussel, Parijs, Marseille, Aken en Duitstalig België bestaat al zo’n permanent burgerberaad. Ze laten zien dat inwoners de democratie versterken door structureel onderdeel te zijn van de besluitvorming. Dat levert niet alleen beter beleid op, het blaast ook de democratische cultuur nieuw leven in – zowel bij inwoners als politici.
Burgerberaden zijn geen vervanging van de representatieve democratie, maar een aanvulling. Ze overbruggen verschillen, vergoten het onderling vertrouwen, en laten inwoners en politiek samenwerken in het belang van de samenleving. Dat is het fundament van een sterke democratie. Democratie is tenslotte te belangrijk om alleen aan politici over te laten.
