Opinie | Verkiezingen als het kabinet valt? Dat hoeft niet

Het is geen vereiste om na de val van een kabinet meteen verkiezingen te houden. Er is juist goede reden om, mocht het kabinet-Schoof binnenkort ten val komen, eerst eens na te gaan of er binnen het parlement mogelijk een alternatieve meerderheid te vinden is voor een (ten dele) ander kabinet. Een kabinet met aan het hoofd een spelverdeler die ons land door de komende zware tijd heen helpt loodsen.

Nergens staat geschreven dat op de val van een kabinet meteen verkiezingen zouden moeten volgen. De grondwet zwijgt erover, de kieswet ook. Het is een soort gewoonterecht, en die gewoonte stamt uit de jaren zestig.

In 1963 kwam na de normale vierjaarsverkiezingen het kabinet-Marijnen tot stand. Dat stortte na anderhalf jaar al ruziënd in, en vervolgens werd er een ten dele anders samengestelde regering bij elkaar geformeerd, het kabinet-Cals. Door een conflict met de Tweede Kamer haalde ook dat kabinet de eindstreep niet, en in 1967 volgden licht vervroegde verkiezingen, waarna het kabinet-De Jong weer de volle vier jaar uitdiende.

Gewoonte

In die jaren leefde een sterk besef dat het achteraf beter was geweest niet zonder verkiezingen van de ene coalitie op de andere over te stappen. En zo is het sindsdien gewoonte geworden om na de val van een kabinet, ook als dat door interne strubbelingen tot een eind is gekomen, ogenblikkelijk nieuwe verkiezingen te houden. Maar is dat nou altijd zo’n goed idee?


Lees ook

Deze coalitie moet zich niet langer laten gijzelen door de PVV

Geert Wilders, Frans Timmermans, minister Ruben Brekelmans, minister Caspar Veldkamp en premier Dick Schoof tijdens een debat over de uitspraken van president Donald Trump over Oekraïne. Foto Bart Maat

Indertijd kende de Nederlandse politiek maar één wezenlijke keuze. De drie confessionele partijen, tezamen in het centrum, konden kiezen voor regeren met rechts, de VVD, of met links, de PvdA. De regering onder Marijnen was er een met de VVD, die onder leiding van Cals met de PvdA. Dat je die ene zwaai van betekenis beter niet tot stand had kunnen brengen zonder die eerst aan de kiezer voor te leggen: die achterafwijsheid lijkt, gezien de toenmalige verhoudingen, nog steeds juist.

Maar is dat, nu de verhoudingen intussen zo sterk zijn veranderd, nog zo? Vandaag de dag hebben we van doen met een kabinet-Schoof dat nagenoeg niets presteert en waarvan de samenstellende partijen het onophoudelijk met elkaar aan de stok hebben. De formatie die op de verkiezingen van november 2023 is gevolgd kunnen we daarom gerust als mislukt beschouwen.

Wat we nu bovenal nodig hebben, is een vastberaden en eensgezinde regering

Wanneer de huidige regering ten val komt, zijn er goede redenen om ditmaal eerst uit te zoeken of er, op basis van de huidige samenstelling van Tweede én Eerste Kamer, niet een andere meerderheid te vormen valt. Die goede redenen zijn juist de afgelopen weken met alle kracht naar voren gekomen. Met Geert Wilders valt geen samenhangende Europa-politiek te voeren waarbij ook Nederland een betrouwbare bijdrage levert aan wat voor Oekraïne zal resteren van een leven in vrijheid. En niet alleen voor Oekraïne: op de iets langere termijn ook voor onszelf.

Wat we nu bovenal nodig hebben, is een regering die even vastberaden is als eensgezind. Een regering met een premier die over het vermogen beschikt de bevolking duidelijk te maken wat nu de absolute prioriteit heeft, op de manier waarop Mark Rutte, die ene keer in zijn loopbaan, aan het begin van de coronacrisis het volk toesprak. Een op instructies wachtende ambtenaar als Dick Schoof kan dat niet, daarvoor is een ander soort premier nodig. Een die politieke leiding kan geven, die verstand van zaken heeft, en die over grote retorische gaven beschikt.

Heikel punt

Zo’n politicus hebben we op voorraad, hij voert nu de oppositie aan. Voor het vormen van een coalitie van Groen Links-PvdA en VVD met wie verder mee wil en kan doen (vast en zeker D66, Volt, CDA, CU en, voor een tweede kans, ook NSC) zijn wederzijds forse concessies nodig. Zo zal de linkerzijde op het zo heikele punt van de migratie flink moeten inleveren om voor de VVD de overstap verdedigbaar te maken in eigen kring.

De regering die uit een ditmaal verkiezingsloze formatie voort zal komen, heeft dan ruim twee jaar de tijd om een Europa-breed beleid op poten te zetten dat dan eind 2027 inzet van verkiezingen kan worden. Is dat niet beter dan dat drie van de vier huidige coalitiepartijen angstig in de koplampen blijven staren van peilingen die er voor hen slecht tot noodlottig uitzien, in de vage hoop dat die bij toverslag nog zullen opknappen? Meer dan in de afgelopen driekwart eeuw is de tijd voor vérziend staatsvrouw- en staatsmanschap nu gekomen.