N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Pedagogiek De jongste bediende moet juist niet in het middelpunt van de aandacht staan, stelt Emma Bruns. Fluwelen handschoenen zijn nergens goed voor. En feedback kun je beter bij de koffie-automaat geven dan in een excelsheet.
Woensdagochtend negen uur. Voor de gemiddelde chirurg in opleiding is de dag al aardig op gang. Zes uur de wekker, zeven uur witte pak aan, half acht present bij de overdracht, daarna nog een uurtje onderwijs en nu is het tijd om feedback te geven. Ja, een dag zonder feedback is natuurlijk een dag waarop we, volgens onderwijskundigen, onze collega’s van de toekomst geen aandacht hebben gegeven, dus doen we dat trouw.
Een paar jaar geleden kon je nog een paar onleesbare woorden in een schriftje pennen en dan in de meeste gevallen een verticale ovaal om alle zevens trekken. Nu moet je een eindeloze exceltabel invullen en mag je met fluwelen handschoenen een paar tips en tops geven.
Maar het ging eigenlijk nooit om het cijfer of de woorden die erbij geschreven werden. Een coschap ging en gaat over de vuurdoop met het echte werk, in een echte witte jas, met een echte stethoscoop en natuurlijk, een echte patiënt.
We lijken wel oud. Want hoewel mijn jongste collega’s qua leeftijd niet eens zoveel schelen met deze groep co-assistenten, zijn ook zij verontwaardigd over bepaalde omgangsvormen. Co-assistenten vinden het níet vanzelfsprekend om onbetaald stage te lopen, lijken níet een onvoorwaardelijke drang te hebben om zo lang mogelijk bij een operatie aanwezig te mogen zijn en vinden dat ze níet zomaar uitgedaagd of ondervraagd mogen worden.
Prinsen en prinsessen
Het lijkt erop dat veel maatschappelijke discussies, zowel binnen als buiten het ziekenhuis, steeds meer gaan over de vorm in plaats van de inhoud. En niet alleen de problemen worden gedefinieerd op basis van de vorm, helaas ook de oplossingen. Dus klagen we over co-assistenten die later niet meer in een ziekenhuis willen werken, zich gedragen als prinsen en prinsessen en alleen bij een operatie willen zijn als ze aan tafel mogen staan. En we klagen niet in dialoog, bij de wasbak voorafgaand aan een operatie, maar via een digitaal feedbackformulier, want anders telt het niet. En daarom klagen we maar helemaal niet, want dat is te veel gedoe.
Een alternatief voor de feedbackformulier wordt gezocht in omgangsvormen die meer weg hebben van een knuffelparadijs in een healing resort dan van een echte oplossing. Er wordt grof geld verdiend met workshops, cursussen (inclusief bijbehorende ‘ludieke’ striptekeningen, ideeënwolken en andere dingen op flip-overs waar iedereen moet kunnen bijdragen aan de oplossing). Havermelk, yogamatjes en iemand vragen wat jij kan bijdragen aan zijn of haar leercurve die dag, wordt neergezet als de oplossing.
De overgang is groot van het knuffelparadijs naar de verantwoordelijkheden van een arts
De overgang van co-assistenten leerparadijs naar de harde wereld van een arts-assistent met diensten en verantwoordelijkheden wordt zo alleen maar groter. Zo groot dat menig co-assistent niet meer in een ziekenhuis wil werken.
Misschien vergis ik me en ben ik inmiddels ook ouderwets maar ik denk dat dit helemaal niet de oplossing is voor dit probleem. Als je het vwo afrondt, en vervolgens een hele studie geneeskunde met allerlei tentamens, werkgroepen en practica, en dan eindelijk als bijna-dokter in de kliniek aan de slag mag, dan wil je toch graag wat leren? Wie als jonge voetballer zijn debuut maakt in het eerste team, gaat toch ook niet in de bibliotheek een boek over buitenspel zitten lezen?
Het gaat niet over vorm
Willen we een jonge generatie, en dat geldt niet alleen voor zorgverleners, inspireren en kennis aan hen doorgeven, zullen we terug moeten naar de inhoud. We moeten ervoor zorgen dat ze als jongste bedienden juist níet in het centrum van de aandacht moeten staan, net zoals het jongste kind uit een gezin ook niet altijd mag kiezen wat er gegeten wordt.
Tegelijkertijd betekent dat niet dat de beginnende arts-assistent of co-assistent er alleen maar is om administratieve taken uit te voeren. Ik zie nu jonge collega’s die het grootste deel van de dag bezig zijn met ervoor zorgen dat alle vinkjes zijn gezet zodat een patiënt met een heupfractuur opgenomen kan worden, terwijl ze soms die 86-jarige met wilde verhalen over zijn verleden als profwielrenner (sprak ik vorige week) niet hebben kunnen horen.
Dokter zijn, maar ook verpleegkundige, gaat over inhoud, niet over vorm. De motivatie maar ook het gebrek daaraan, wordt bepaald door het gevoel te hebben dat wat je doet zin heeft. En dan moge beide partijen wat van elkaar verwachten. Want als je met die 86-jarige wielrenner hebt gepraat voor de operatie, dan kan je misschien ook de lunch even uitstellen om te zorgen dat de heupprothese er weer netjes in zit zodat de beste man over een paar weken weer kan fietsen. Andersom hebben we als artsen een verantwoordelijkheid om met universiteiten te bespreken dat een co-assistent er geen baat bij heeft om uren aan schriftelijke opdrachten te moeten typen. Liever praat ik dan elke woensdag even met elkaar in plaats van een vaag feedbackformulier te moeten invullen. Maar ach, dat is vast ook nostalgie.
Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!
Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.