Eerstegeneratiestudenten en studenten met een laag sociaal-economische status of migratieachtergrond, hebben vaak minder kans toegelaten te worden tot een studie met een numerus fixus, zogeheten selectiestudies. Demissionair minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) pleit daarom voor een eerlijker selectie in het hoger onderwijs. In een recente brief aan de Tweede Kamer geeft hij aan de behoeften van eerstegeneratiestudenten beter in kaart te willen brengen, om ze zo beter tegemoet te komen. Ook geeft hij voorbeelden van potentiële, ‘eerlijkere’ selectiemethoden, zoals het schrijven van een motivatiebrief op locatie.
Eerstegeneratiestudenten hebben niemand in hun omgeving gehad die eerder naar de hogeschool of universiteit is geweest. Ze komen van plekken waar hogescholen en universiteiten letterlijk ver weg kunnen zijn, vanuit dorp, platteland, stad of buitenland. Deze studenten kunnen komen uit een veilig gezin met ouders die er alles aan doen om hun kind te stimuleren, tot minder stabiele gezinnen waar financiële ondersteuning ontbreekt, en weinig toegang is tot sociale netwerken.
Eerstegeneratiestudenten ontvangen niet altijd de steun en begeleiding waarop andere studenten wel kunnen terugvallen. Die ongelijkheid toont zich vaak al op de middelbare school: financieel sterke ouders kunnen hun kinderen bijles aanbieden om een zo ‘hoog’ mogelijk schoolniveau te voltooien, en hen voor te bereiden op de (selectie van een) vervolgopleiding. Eerstegeneratiestudenten hebben daarentegen niet vaak de middelen om aan voorbereidende trainingen mee te doen voor selectieprocedures. Daarom is financiële ondersteuning van belang.
Niet-trainbare selectiemethoden
Willen we deze studenten beter tegemoetkomen in selectieprocedures, dan begint dat dus al op de middelbare school. Bied bijvoorbeeld ondersteuning aan scholieren voor wie het bijwonen van open dagen niet vanzelfsprekend is. Deel ervaringen, laat ze kennismaken met andere studenten die als eerste in hun gezin gingen studeren. Stuur vertegenwoordigers van de hogeschool en universiteit langs op scholen. En ondersteun eerstegeneratiestudenten, als dat nodig is, financieel.
Minister Dijkgraaf moedigt universiteiten verder aan om niet-trainbare selectiemethoden te gebruiken. Bijvoorbeeld door studenten ter plekke activiteiten te laten uitvoeren waarop ze zich niet kunnen voorbereiden, zoals het schrijven van een motivatiebrief.
Studeren gaat niet alleen om ‘know-what’, maar ook om ‘know-how’: de mores van een bepaalde opleiding, de manier van deelname in college, de manier van spreken of vragen stellen, maar ook het hebben van middelen om noodzakelijke studiematerialen aan te schaffen, zoals een laptop.
Verschillende kloven
Eerstegeneratiestudenten hebben bovendien een grotere kans om bij een studie uit te vallen dan studenten die van huis uit wel de mores aan universiteit of hogeschool meekregen. Eerstegeneratiestudenten kunnen het gevoel hebben dat ze in twee werelden leven; die van thuis en die van de studie. Van een ander horen dat die dezelfde ervaringen heeft en tegen dezelfde problemen is aangelopen, en hoe dat opgelost kan worden, kan helpen om door te zetten. Het kan ervoor zorgen dat studenten zich meer welkom en thuis voelen. Onderzoek heeft aangetoond dat het kunnen leveren van goede prestaties sterk afhankelijk is van het gevoel van thuis zijn. Organiseer dus plekken waar scholieren en studenten van allerlei komaf bij elkaar kunnen komen om ervaringen uit te wisselen.
Eerstegeneratiestudenten overbruggen verschillende kloven op eigen houtje, en kunnen zich goed bewegen tussen verschillende sociale groepen. Ze zijn goed in het vertalen van theorie naar praktijk. Het zijn verbinders die we hard nodig hebben. Als we serieus streven naar een betere vertegenwoordiging van eerstegeneratiestudenten op universiteiten en hogescholen, is een meer doelgerichte aanpak nodig. Simpelweg bij aanmelding de vraag ‘ben je de eerste uit je omgeving die arts wil worden?’ stellen, zou al enorm helpen. Ze verdienen ruim baan.