Mijn eerstejaarsstudenten dissen graag anekdotes op over het vak Nederlands. Dat vak waarbij je niets leerde, waardoor de lees- en schrijfopdrachten binnen de studie nu zo moeilijk zijn. De een zegt een acht te hebben gehaald voor een mondeling literatuur door enkel passages uit internetsamenvattingen voor te lezen. De ander stelt prachtige voldoendes te hebben gehaald met volledig door AI gegenereerde betogen. Een derde herinnert zich een impromptu gemaakte vlog-opdracht dat een kritisch interview moest voorstellen. Het filmpje bevatte geen geïnterviewde, maar was feitelijk een monoloog van de student over zijn vakantie in Marokko. Hij kreeg een zes omdat hij wel ‘iets had ingeleverd’. Onder mijn studenten heerst hilariteit alom. Nederlands, what a joke.
Terwijl ze zweten op hun onderzoeksrapport wordt de sfeer serieuzer en droeviger. In deze groep van dertig eerstejaarsstudenten kan niemand foutloos schrijven, leest de meerderheid nooit een boek of krant en wordt vrijwel iedere interactie met langere teksten uitbesteed aan ChatGPT – dat is niet tech-savvy, dat is armoede. Dit rapport is niet het eerste dat ze opnieuw moeten schrijven omdat het door de docent als onleesbaar wordt beoordeeld.
Ondanks hun ondermaatse taalvaardigheid, kregen ze allemaal een diploma dat hen beloofde dat ze startbekwaam waren voor het hoger onderwijs. Die valse belofte blijft hen nu achtervolgen. Geen wonder dat de druk op studenten toeneemt, als iedere interactie met tekst gepaard gaat met gevoelens van stress en onmacht. Je moet goed lezen en schrijven, maar je kunt het niet en niemand gaat het je meer leren. Het wordt bekend verondersteld.
Als we het taalonderwijs van de B.V. Nederland als bedrijfsproces zien, dan is de return on investment bedroevend. Nu de mankementen van het taalonderwijs wel zo’n beetje zijn vastgesteld (lerarentekort, dalend niveau docenten, gebrekkige examinering, inefficiënte methodes, verstikkende nadruk op technisch lezen) is het tijd dat de vaderlandse bedrijfsleider orde op zaken stelt. Aangezien de zakken geld en aanmoedigingen vanuit de Onderwijsinspectie weinig hebben opgeleverd, moet de straks nieuw verkozen regering gaan doen wat geen kabinet tot nog toe durfde: voorschrijven hoe het moet.
Band met de leerling
We weten al heel lang hoe je een kind, een leerling, een student moet leren lezen en schrijven. Dat het onderwijs in toenemende mate laaggeletterden aflevert, is een gotspe. Het zou daarom passend zijn als het nieuwe kabinet een taalwet in het leven roept die onderwijsinstellingen verplicht effectief lees- en schrijfonderwijs te geven.
Mijn ideale taalwet heeft drie pijlers: mens, methode en materiaal. Als eerste de ‘mens’, omdat wetenschappelijk onderzoek volkomen helder is over misschien wel de belangrijkste factor voor goed lees- en schrijfonderwijs: de belezen, helpende volwassene. In deze tijd moet daarbij worden genoemd dat dit bij voorkeur een echt mens is. Hoe geweldig de AI-leer-beter-lezen-en-schrijven-tools ook mogen zijn, de digitale docent legt het af tegen de echte.
Heel onderwijsland weet: de band met je leerlingen is de voorwaarde voor kennisoverdracht. ChatGPT kan prima vertellen welke boeken voor een leerling beschikbaar zijn op 3F-niveau, maar alleen een docent kan zien en voelen wat er speelt in een klas om daarbij de keuze te maken voor het klassikaal lezen van Atangana Bekono’s Confrontaties of Jaap Robbens Zomervacht. Belangrijk is dat de bekwame en dus ook gediplomeerde docent met authentiek leesmateriaal op persoonlijke wijze zijn gang kan gaan.
Met één voorwaarde: dat zijn onderwijsmethode effectief is. Uit onderzoek blijkt het lezen van langere teksten, dus nadrukkelijk niet alleen tekstfragmenten waarmee moderne schoolboeken zijn volgedrukt, het meest bevorderlijk is voor lees- en schrijfontwikkeling. Daarnaast moet de inhoud, het verhaal of betoog, centraal staan. Niet louter het tekstuele raamwerk van alineaopbouw en zinsstructuur.
Een leerling leert daarnaast door activiteiten die gericht zijn op de inhoud. Het kijken van films of het spelen van games als route om uiteindelijk een tekst te lezen, mag het onderwijs uitbesteden aan leesbevorderingscampagnes van overheid en stichtingen. Op school wordt er zonder omhaal gelezen. Ten slotte is het van belang om de lengte en moeilijkheidsgraad van teksten in lees- en schrijfopdrachten stapsgewijs op te voeren.
Uit bovenstaande blijkt al de belangrijke positie van goed materiaal. Of het nu artikelen, romans, gedichten of toespraken betreft, onderzoek laat zien dat de authenticiteit van teksten essentieel is. De tekst waarmee gewerkt wordt moet inhoudelijk interessant en rijk zijn; de schrijver wil met de tekst werkelijk iets vertellen en zet daar de volle rijkdom van zijn taalmogelijkheden voor in.
Menig schoolboek bevat een overdaad aan verkorte teksten, zogenaamd om ze goed aan te laten sluiten op het niveau van de leerling. Een krantenartikel wordt ontdaan van moeilijke woorden, of de structuur wordt aangepast zodat een leerling makkelijker signaalwoorden kan vinden (een activiteit die weliswaar makkelijk te meten is, maar volstrekt doelloos). Deze gemankeerde teksten zijn oninteressant voor de leerling die dondersgoed aanvoelt wat schools is en wat echt, en staan de ontwikkeling van leesinteresse in de weg.
Tegen de trend van taalversimpeling in kan de leraar beter meer tijd besteden aan één moeilijke tekst uit de echte wereld, dan de klas bezig te houden met het verzamelen van kernzinnen uit de meest uiteenlopende fragmenten.
Voorzet wettekst
De inhoudelijke wettekst die deze doelen van een stevige juridische jas voorziet laat ik graag over aan de topjuristen die het ministerie van Onderwijs in huis heeft. Toch bij dezen vast een voorzet:
„Het schoolbestuur is verplicht om leerlingen op te leiden tot goedgeletterde burgers. Daartoe geeft zij haar kwalitatief hoogstaande docentenbestand de vrijheid en verantwoordelijkheid om door middel van bewezen effectieve lees- en schrijfmethodieken met inbegrip van een breed aanbod aan rijke taal leerlingen competent te maken in lezen en schrijven, zodanig dat een doorstroom naar het hoger onderwijs of beroepsopleiding thans op dit vlak zonder obstakels is.”
Is het overdreven om dit in de wet vast te leggen? Spreekt dit alles niet voor zich? Het zou niet de eerste keer zijn dat er nieuwe wettelijke eisen worden vastgesteld omdat de kennis en vaardigheden van jongeren beneden peil zijn. Per augustus 2021 is bijvoorbeeld burgerschap in de wet opgenomen als doel van het onderwijs, omdat de kennis van – en het respect voor – het democratisch stelsel in Nederland onder jongeren tanende was. Ondanks de goede werken van geschiedenis- en maatschappijleerdocenten vond de politiek het nodig deze zogeheten deugdelijkheidseis in het leven te roepen.
De ‘burgerschapswet’ is een inspanningsverplichting voor schoolbesturen om „alles te doen wat nodig is om de opdracht tot bevordering van burgerschap te realiseren”, zo leest men in de toelichting van de inspectie. Eenzelfde zin zou in de taalwet mogen prijken. Na een korte – bijna overbodige – uiteenzetting over de laaggeletterdheid en het leesprobleem in Nederland, verplicht de taalwet idealiter de schoolbesturen om alles te doen wat nodig is.
Verkiezingsbelofte van jewelste
De burgerschapswet kent nog een belangrijke nuance die de hele wet bijkans onderuithaalt, namelijk: „scholen hebben veel ruimte om zelf te bepalen hoe ze hun burgerschapsonderwijs willen inrichten”. De taalwet zou strikter moeten zijn. Schoolbesturen moeten worden verplicht om lees- en schrijfonderwijs aan te bieden dat gestoeld is op wetenschappelijk bewezen effectieve methoden, waarbij het leesmateriaal bestaat uit rijke taal en waarin de docent in het lesgeven als mens, expert en helper centraal staat.
De vrijheid van onderwijs komt hierbij niet in het geding. De taalwet zou simpelweg duidelijk maken dat aan het geklooi met digitale opleukmethodes en gefingeerde mondelingen literatuur een einde komt.
Het is een trend in onderwijsland om je als docent aangevallen te voelen op het moment dat het ministerie met iets nieuws komt. Betekent een nieuwe verplichting niet altijd extra werk, meer stress en minder ruimte voor die onderwijspassie die je nog altijd op de been houdt? Paradoxaal genoeg biedt de verplichting van een taalwet juist ruimte. Iedere docent die al werkt volgens haar principes heeft ontdekt dat het aandachtig bezig zijn met een interessante, authentieke tekst leerlingen de ogen opent. Alle anekdotes die je hoort over die ene leraar die zo inspirerend kon vertellen over een boek zijn waar en vormen zogezegd de ongeschreven wet van goed onderwijs. Inmiddels is het tijd voor een geschreven wet: de taalwet. Voor mij en vele anderen zou dat een verkiezingsbelofte van jewelste zijn.
Lees ook
De coach vertelt de leraar: je mag best wat minder praten in de klas