Opinie | Pas op journalist, laat je niet meeslepen in de bullshit van politici die de waarheid veronachtzamen

Zouden de PVV-ministers Reinette Klever en Marjolein Faber bekend zijn met de gevleugelde uitspraak van Jan Schaefer, dat je in gelul niet kan wonen? En waarom richt de journalistiek zich bij het kritisch bevragen van de proefballonnenpolitiek vooral op de vraag of de ideeën juridisch haalbaar zijn?

In essentie wil de journalist telkens hetzelfde van de jurist weten: kan het wel of niet? Passen de terugkeerhubs van Faber binnen de kaders van de huidige Europese regelgeving? Kan de invoering van het staatsnoodrecht – zoals PVV wilde, voordat ze deze eis woensdag inslikte – dragend gemotiveerd worden? Is een asielstop in overeenstemming met het Europese recht? Is het plan van minister Klever om uitgeprocedeerde asielzoekers naar Oeganda te sturen juridisch haalbaar?

En als ‘het niet kan’, dan volgt de onvermijdelijke vraag of de regelgeving veranderd kan worden, of verdragen opgezegd. Welke obstakels zijn daarbij te verwachten en hoe lang gaat dat duren?

Geen exacte wetenschap

Een helder ‘ja’ of ‘nee’ op de vraag of beleid, hoe onzinnig ook, juridisch gezien door de beugel kan, valt in veel gevallen best te geven. Maar journalisten die zich beperken tot het stellen van zulke vragen, geven blijk van een te beperkte visie op de rol van het recht in politieke besluitvorming. Het recht is geen exacte wetenschap en een jurist is geen ingenieur die een oordeel geeft over de vraag of een brug in staat is om een bepaald gewicht te dragen.

Bovendien: als je een ingenieur vraagt uit te rekenen hoeveel vrachtwagens er over een papieren brug kunnen rijden, is de kans groot dat diegene je recht in je gezicht uitlacht. Voor een overtuigende interpretatie van bestaande juridische normen en voor het ontwerpen van adequate nieuwe regelgeving zal je uitdrukkelijk ook de zin en onzin van de voorgestelde oplossingen in ogenschouw moeten nemen.

Daarbij speelt mee dat het recht niet alleen een instrument is om beleidsdoelen in de praktijk te brengen, maar dat het ook een belangrijke intrinsieke waarde heeft. Dat cruciale aspect blijft onderbelicht als we bewindspersonen het nu al sleetse verwijt maken van symboolpolitiek.

Als je een minister beticht van symboolpolitiek, zeg je eigenlijk dat de voorgestelde oplossingen niet mogelijk zijn of niet effectief. Maar vergis je niet: je kunt het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens opzeggen als je wilt dat Nederland niet langer strikt gebonden is aan de regel dat mensen niet mogen worden teruggestuurd naar landen die ze onmenselijk behandelen. Je kan je hardmaken voor aanpassing van Europese regelgeving omdat je liever ziet dat mensen in de bossen van Wit-Rusland sterven, dan dat je geopolitieke oplossingen bedenkt voor het gebruik van migranten door landen buiten Europa als politiek drukmiddel.

De vraag die zich dan wel opdringt – en die de journalist dus veel vaker zou moeten stellen – is de volgende: waarom zou je de moeite eigenlijk nog nemen om het recht te veranderen, als je dit soort politieke beslissingen gerechtvaardigd acht?

Een louter technische benadering van het recht bij zulke vragen is gevaarlijk

In zijn essay On Bullshit (1986) beschrijft Harry G. Frankfurt, dat bullshit, in goed Nederlands ‘gelul’, een grotere vijand van de waarheid is dan de leugen. Kenmerkend voor bullshit is dat het zich op geen enkele manier tot de waarheid verhoudt, zoals iemand die liegt dat tenminste nog wel doet. Het onachtzame van bullshit ten aanzien van de waarheid ligt besloten in de uitdrukking ‘hij lult maar wat’.

Minister Faber loog niet, maar lulde toen ze zei dat ze terugkeerborden bij asielzoekerscentra wilde plaatsen. Bij asielzoekerscentra wordt immers in de eerste plaats onderzocht of mensen recht hebben op bescherming in Nederland. Minister Klever lulde net zo goed maar wat, toen ze zei dat Oeganda een gastvrij land was en dat ze met de Oegandese minister van Buitenlandse Zaken Jeje Odongo had gepraat over het opvangen van uitgeprocedeerde asielzoekers. Niet alleen bleef ongewis of ze dat plan nu wel echt had besproken met Odongo, maar ons eigen ministerie van Buitenlandse Zaken waarschuwt reizigers voor veiligheidsrisico’s in Oeganda. Het benoemt daarbij expliciet de vluchtelingenkampen, waar de leefomstandigheden slecht zijn.

Een zuiver instrumentele of louter technische benadering van het recht bij het bevragen van dit soort gelul is misplaatst en zelfs gevaarlijk. Journalisten die de beperkte vraag stellen of ‘het kan’, en juristen die deze vraag beantwoorden, gaan allemaal mee in de bullshit die in toenemende mate de toon zet in het politieke en maatschappelijke debat.

Niet minder destructief

Yuval Noah Harari legde afgelopen zondag in Buitenhof mooi uit dat democratie een gesprek is. De werking en het voortbestaan ervan hangen af van de voor handen zijnde informatietechnologie. Binnen deze context waarschuwt Harari specifiek voor de negatieve gevolgen van kunstmatige intelligentie. Ook bullshit kan je zien als een informatietechnologie, zij het technisch veel minder geavanceerd dan door kunstmatige intelligentie gecreëerde desinformatie.

Maar dat bullshit primitiever is, maakt het niet minder destructief. Volgens Frankfurt is bullshit gevaarlijk omdat het „de normale gewoonte van de mens om erop te letten hoe de dingen echt zijn, verzwakt of verloren laat gaan”. Aan juristen slechts vragen om bullshit op zijn juridische haalbaarheid te beoordelen, leidt af van het destructieve effect van dit gelul op onze democratie.


Lees ook

PVV en NSC bereiken alsnog een compromis over asielbeleid, noodwet van tafel

Premier Dick Schoof arriveert bij het Catshuis voor overleg met de coalitiepartijen over asielmaatregelen.



Delen