Tata Steel is de grootste CO2-uitstoter van Nederland en volgens het RIVM zo’n grote vervuiler dat omwonenden er drie maanden verwachte levensduur op inleveren. Daarom werd op verzoek van de regering afgelopen week een rapport uitgebracht over hoe het verder moet.
Een voorgestelde optie is dat de overheid simpelweg milieueisen afdwingt, zonder financieel bij te springen. Als het bedrijf het dan uiteindelijk toch niet overleeft, kost dat de staat 12 miljard euro voor bodemsanering en 1 miljard euro aan een sociaal plan. Een andere optie, gedwongen sluiting, kost minimaal 16 miljard euro aan uitkoop, bodemsanering en een sociaal plan. Tenslotte is er de optie van een overheidsinjectie van 3 miljard euro. Hierbij gaat de vervuiling nog wel door maar wordt Tata versneld vergroend door de eerdere sluiting van een kookgasfabriek en een hoogoven, en de bouw van een elektrische boogoven. De volgens het rapport ‘beperkte economische levensvatbaarheid’ van Tata na deze ingrepen, maakt de hoge overheidsbijdrage nodig.
De laatste optie is de voorkeursoptie van de twee ‘verkenners’ en auteurs van het rapport, Hans Wijers en Frans Blom. Hoewel ze erkennen dat het maatschappelijk draagvlak voor staalproductie in IJmuiden afkalft en de concurrentiepositie steeds zwakker wordt, hechten ze meer belang aan banenbehoud (er werken 9.200 mensen in de fabriek in IJmuiden), Tata’s bijdrage aan de Nederlandse economie en strategische autonomie van Europa (dat wil zeggen: minder afhankelijkheid van landen als Rusland en China). Vandaar het pleidooi voor overheidssteun met als argument dat andere overheden in Europa – en China – dat ook doen. En behalve een financiële injectie willen Wijers en Blom ook dat de overheid zorgt voor voldoende goedkope groene stroom. Hier zijn landen als Zweden (met waterkracht) en Spanje (zonne-energie) evident in het voordeel.
Demissionair minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat, VVD) wil snel met Tata om tafel om te onderhandelen over de voorwaarden voor de overheidsinjectie. Wijselijk geeft ze aan geen voorstander te zijn van een overheidsbelang in Tata Steel Nederland, maar in plaats daarvan harde garanties te eisen in ruil voor de 3 miljard euro staatssteun die Wijers en Blom nodig achten.
Uitermate zwak
Maar de business case voor een overheidsinjectie in Tata is uitermate zwak. Allereerst is het natuurlijk niet echt een keuze tussen 3 miljard euro aan subsidie of een veel hoger bedrag om de bodem te saneren. Met een grote overheidsinjectie blijft de bodem even vervuild. Ook als Tata in IJmuiden doorgaat, worden die kosten alleen maar vooruit geschoven. Ze worden vooralsnog alleen maar groter, evenals de gezondheidsschade voor de omwonenden. Dat ze ooit een keer gemaakt moeten worden, lijkt een zekerheid. Met procedures en een beroep op hun gezondheid zullen omwonenden dit begrijpelijkerwijs blijven eisen.
Ook het argument van Europese strategische autonomie op het gebied van staal is zwak. Voor die autonomie valt veel te zeggen, gezien de huidige geopolitieke onzekerheden, maar waarom moet Nederland die invullen als geologische en klimatologische omstandigheden het goedkoper maken dat elders te doen? De uiteindelijk nodige groene stroom is veel goedkoper te leveren door landen als Spanje en Zweden – dus zijn zij een economisch veel zinniger locatie voor staalproductie.
Er zit ook een tegenstelling in het argument over strategische autonomie: aan de ene kant wordt het gebruikt vóór productie in Nederland, terwijl Tata tegelijkertijd kennelijk beschermd moet worden tegen concurrentie van tal van staalproducenten elders in Europa. En het beschikbaar stellen van goedkope groene stroom aan Tata betekent ook dat die groene stroom níet naar huishoudens gaat, of naar bedrijven die verder kunnen zonder overheidsgeld.
Het werkgelegenheidsargument is zo mogelijk nog minder overtuigend. Er is een schreeuwende krapte is op de arbeidsmarkt, en met name op de markt voor technisch personeel. De technische mensen die hun baan verliezen bij sluiting van Tata, zullen makkelijk elders een baan vinden. Kijk bijvoorbeeld maar naar de op handen zijnde sluiting van VDL‘s autofabriek in Born. Het personeel dat daar zijn baan verliest, blijkt probleemloos elders aan de slag te kunnen. Het subsidiëren van economisch niet-levensvatbare banen is emotioneel begrijpelijk, maar komt neer op welvaartsvernietiging.
Tenslotte de garanties die Adriaansens wil van Tata. Wat gaan die waard zijn? Een garantie voor behoud van werkgelegenheid is uiteindelijk niet vol te houden mocht Tata Nederland toch in moeilijkheden komen. En komt het niet in de problemen, dan is er ook geen garantie nodig. Garanties voor de bodemsanering die toch ooit zal moeten plaatsvinden, zijn al helemaal niets waard omdat Tata India zich daar via een faillissement van Tata Nederland aan zal onttrekken.
De geschiedenis van eerdere staatssteunepisodes belooft weinig goeds, of het nu ging om Fokker of een keur van ondertussen niet meer bestaande scheepsbouwers. Net zoals toen kunnen we ook nu een stroom vervolgverzoeken voor nieuwe steun verwachten, maar uiteindelijk wint de economische realiteit en gaat het toch mis met Tata – met alleen maar oplopende kosten voor de belastingbetalers als einduitkomst.
Lees ook
Op het Tata Steel Festival gaan werknemers en klimaatactivisten in gesprek: ‘Ik zie geen toekomst voor de fabriek’
