Opinie | Onvergeeflijk is dat Nahel het zoveelste politieslachtoffer is

Banlieue De rellen in Franse voorsteden passen in een lange geschiedenis van politiegeweld. President Macron kan wel degelijk meer doen om het structureel geweld in de diep verdeelde Franse samenleving aan te pakken, meent .
Mounia, de moeder van de doodgeschoten Nahel M., houdt bij een witte mars op donderdag in Nanterre een bord vast met de tekst ‘De politie doodt! Gerechtigheid voor Nahel’.
Mounia, de moeder van de doodgeschoten Nahel M., houdt bij een witte mars op donderdag in Nanterre een bord vast met de tekst ‘De politie doodt! Gerechtigheid voor Nahel’. Foto Alain Jocard/AFP

De Franse president Emmanuel Macron noemde de dood van de 17-jarige Nahel M. „onvergeeflijk” en „niet uit te leggen”. De jongen werd afgelopen dinsdag doodgeschoten door de politie tijdens een verkeerscontrole in de Parijse voorstad Nanterre. Diezelfde nacht worden in voorstedelijk Frankrijk auto’s in brand gestoken, gaan overheidsgebouwen in vlammen op en zijn er hevige confrontaties tussen jongeren en politie. De gebeurtenissen passen naadloos in een lange geschiedenis van voorstedelijk politiegeweld. De dood van Nahel is een déjà vu. Een tragische voorstelling die we te vaak hebben gezien, maar elke keer niet écht lijkt door te dringen. Een voorstelling die de afgelopen veertig jaar in verschillende varianten is opgevoerd, maar trouw blijft aan een dramatisch script in drie aktes.

In de eerste akte zien we hoe een ‘incident’ de vlam in de pan doet slaan. Dat incident heeft een aantal belangrijke kenmerken waardoor het uit kan groeien tot het collectieve protest in de tweede akte. Een jongere van kleur woonachtig in een voorstad speelt de hoofdrol. Hij (het betreft doorgaans jongemannen) raakt ernstig gewond of komt te overlijden. Nahel had een Algerijnse achtergrond en woonde in voorstad Nanterre.

Een ander kenmerk is politiebetrokkenheid. Dat kan in directe vorm door een politiekogel, zoals Nahel overkwam. Of door indirecte betrokkenheid als gevolg van een roekeloze achtervolging door de politie. Zo kwamen in 2005 twee jongens om het leven toen ze een identiteitscontrole wilden ontlopen in de Parijse voorstad Clichy-sous-Bois. Opgejaagd door de politie verstopten ze zich in een transformatorhuisje, en werden geëlektrocuteerd. Het was het startsein van de grootste voorstedelijke protesten in de afgelopen veertig jaar.

Versies van de ‘waarheid’

Kenmerkend voor deze eerste akte is ook dat er onduidelijkheid ontstaat rondom het ‘incident’. Verschillende versies van de ‘waarheid’ doen de ronde en geruchten worden verspreid. Zo stelde de Franse politie afgelopen week aanvankelijk dat Nahel de politieagent had willen aanrijden. Het zou dus om zelfverdediging van de agent gaan. De video van de gebeurtenis die snel viral ging laat een andere versie zien: de politie staat niet voor, maar naast de auto. En de agent zou gedreigd hebben om de jongen door zijn hoofd te schieten. Het beeld ontstaat dat de politie snel haar straatje wilde schoonvegen. Het versterkt de al aanwezige gevoelens van onrechtvaardigheid.

Tot slot moet het incident resoneren om uit te kunnen groeien tot een collectieve opstand. De dood van Nahel past in een patroon van structurele spanningen tussen jongeren en politie in voorstedelijk Frankrijk. Het illustreert de harde sociale en territoriale breuklijnen in de Franse maatschappij. Jongeren uit de voorsteden spreken vaak van een dubbele vorm van discriminatie: op basis van kleur én op basis van voorstedelijke postcode.

Lees ook dit verslag van correspondent René Moerland uit 2006: Roerige banlieue: Als je boos bent, ben je boos

Het drama van afgelopen dinsdag gaat daarom niet alleen over Nahel, maar een grotere groep voelt zich direct aangesproken. Het had ook hen kunnen overkomen. Dat gevoel wordt versterkt door berichten op Twitter van belangrijke voorstedelijke rolmodellen, zoals voetballer Mbappé, acteur Omar Sy en rapper Rohff. Het resoneert ook door de transnationale anti-racisme- en Black Lives Matter-beweging van de afgelopen tien jaar.

In de tweede akte breekt de collectieve woede in Franse voorsteden los. Vaak is het een mengeling van vreedzaam en gewelddadig protest. Stille tochten, spandoeken, kreten die smeken om gerechtigheid. En in de avonduren een vast repertoire van geweld: autobranden, vernielingen, brandstichting in overheidsgebouwen en confrontaties tussen jongeren en politie. Die confrontaties zijn hevig en ernstig, maar in zekere zin ook begrensd. Er vallen zelden doden bij.

Na veertig jaar beloftes van vrijheid, gelijkheid en broederschap zijn raciale en territoriale breuklijnen nog springlevend

Het geweld in de straten van voorstedelijk Frankrijk wordt vervolgens ondertiteld door experts, journalisten en politici. Ze benadrukken ofwel het criminele karakter van rellende jongeren en nemen het op voor de politie. Óf ze stellen dat het geweld gezien moet worden als een noodkreet die de wanhoop symboliseert van dagelijkse ervaringen van voorstedelijke discriminatie, racisme en ongelijkheid. De autobranden eindigen doorgaans na een paar dagen, vaak door grote politie-inzet. De onrust kan echter ook langer aanhouden als er nieuw olie op het vuur wordt gegooid. Zo wakkerde in 2005 Nicolas Sarkozy, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, het geweld aan door voorstedelijke jongeren als „racaille” (tuig) te bestempelen. Bovendien gooide de politie tijdens de protesten destijds een traangasbom richting een volle moskee. In 2005 hield het geweld 21 dagen aan.

Aaneenrijging van déjà vu’s

De derde akte, ten slotte, bestaat uit politieke beloftes voor beterschap en beleid om de wijken en haar inwoners vooruit te helpen. Het Franse wijkenbeleid begon in 1982. De Parijse voorstedelijke wijk Le Val Fouré was een van de eerste ‘aandachtswijken’. Afgelopen woensdag stond in de vroege ochtend juist daar het stadhuis in brand. De laatste akte dooft meestal langzaam uit. Bij de afwezigheid van geweldspektakels verslapt de aandacht van politiek en media. Het wachten is tot de volgende voorstelling van het voorstedelijke drama begint.

Hoofdrolspeler Nahel heette in eerdere voorstellingen onder andere Théo (in 2017), Adama (in 2016), Moushin en Laramy (in 2007), Bouna en Zyed (in 2005), Thomas (in 1990). Na veertig jaar beloftes van vrijheid, gelijkheid en broederschap zijn raciale en territoriale breuklijnen nog springlevend in Frankrijk. De aaneenrijging van déjà vu’s, is naast de tragische dood van Nahel, óók onvergeeflijk en niet uit te leggen.

Macrons woorden zijn begripvoller dan die van Sarkozy in 2005, maar krijgen pas echt gewicht als de president beseft dat deze voorstelling al gestart is in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Als hij beseft dat zowel het politiegeweld als de autobranden geworteld zijn in het structurele geweld van een diep verdeelde samenleving. Alleen als hij dat onder ogen ziet en daar naar handelt komt er hopelijk geen reprise van deze pijnlijke voorstelling.