Opinie | Onder de dictatuur van de onmiddellijkheid

Het grappigste politieke commentaar van de afgelopen weken komt van Peter van Vliet (@brusselmans op X), naar aanleiding van de zoveelste opruiende tweet van Geert Wilders. Van Vliet zette Wilders hyperbolen over hoe steeds meer van onze dorpen en steden door de „groeiende asielinstroom” op „bezet gebied” leken af tegen een filmpje van een fietstocht door een kalme Hollandse dorpskern waar het leven gewoon zijn vlakke dagelijkse gangetje ging. Commentaarstem: „De bezetting is in volle gang… overal loert het gevaar… totaal onleefbaar zoals je ziet… totále anarchie…”

En terwijl je een uitgestorven winkelcentrum voorbij ziet komen: „Ik bedoel, ’40-’45 was erg… maar dit is toch heel andere koek.”

Ondergangsvisioenen

Voor Wilders is het een beproefde afleidingsmanoeuvre. De formatie over rechts sleept zich voort tussen vier partijen die tandenknarsend tot elkaar zijn veroordeeld – en ineens gaat het vrijwel alleen nog maar over het „twittergedrag” van Geert Wilders. Uitzinnigheid moet – net als bij Trump – politiek onvermogen maskeren. Er zijn geen problemen, er zijn enkel catastrofes. De harde kern van Wilders achterban leeft op bij die digitale ondergangsvisioenen. Dictatuur, bezetting, totale ondergang – de hyperbool is opium van wat zich graag als ‘het volk’ ziet.

Aan de talkshowtafels kan vervolgens weer op parmantige toon besproken worden of de tweets het formatieproces niet in de weg zitten. Wat vind jij, Wouter? Inmiddels is het al een genre op zich: gepijnigd kijkende lijsttrekkers die voor de camera gevraagd worden te reageren op de uitzinnigheden van de man de ze de volgende dag weer aan de onderhandelingstafel treffen, voor een rondje reguliere politiek.


Lees ook
De wraak van Wilders, de wraak van de kiezers

De wraak van Wilders, de wraak van de kiezers

Ze houden zich in, omdat ze er kennelijk vanuit gaan dat het echte werk daar plaatsvindt, achter gesloten deuren. Het lijkt ook logisch: je hebt het noeste politieke handwerk – en dan heb je de bühne. Die tweets staan los van de werkelijkheid.

Geert Milders

De vraag is of dat nog wel klopt. Vrijwel de volledige politieke loopbaan van Wilders speelt zich af op de bühne. Je zou het bijna vergeten, haastig op weg naar het politiebureau om aangifte te doen tegen Frans Timmermans: de PVV is er na bijna twintig jaar in de Kamer niet in geslaagd een organisatie op te bouwen met aansprekende gezichten. Dat is bij de meeste radicaalrechtse partijen in Europa anders. De door Wilders aangewezen verkenner Gom van Strien ging af door de zijdeur. Al zijn opvolgers moesten buiten de PVV gezocht worden. Heeft hij een ministersploeg klaarstaan?

De man kan, kort gezegd, niet leveren.

Ook voorstellen die ‘Geert Milders’ na de verkiezingen in de ijskast plaatste, waren louter politiek cabaret. In werkelijkheid zouden ze in een rechtsstaat geen schijn van kans maken. Zijn gedraai in het geval van Rusland was noodgedwongen omdat hij jarenlang, ook na de aanslag op MH17, dicht tegen Poetin aanschurkte. Beschuldigend klagen over russofobie, Nexit bepleiten, de Koran verbieden, Wilders moest het allemaal inslikken. Omdat de meeste mensen het niet trekken. En de gulden komt ook niet terug. Wilders’ grote talent – zijn enige, lijkt het – is de diepe afkeer tegen de gevestigde elites aanjagen.

Juist op de bühne, kortom, vindt voor zo’n politicus het echte werk plaats. Het politiek theater is zijn kracht. Dat gaat hij never nooit niet inruilen voor de machinekamer van de politiek, voor ‘verantwoordelijkheid nemen’. Het is zelfs nooit de bedoeling geweest.

Nu de formatie moeizaam voortstrompelt, wil Wilders Frans Timmermans slopen, zoals hij hiervoor Job Cohen en Sigrid Kaag heeft gesloopt.

Intussen peilt de PVV ongekend hoog.

Spektakelpolitiek

Dat er in de politiek iets blijvend verschoven is, waarin men geen geduld meer heeft met grotendeels onzichtbare processen van besluitvorming – met dat besef worstelt NRC-journalist Tom-Jan Meeus in Duidelijkheid, het essay dat hij schreef voor de Maand van de Filosofie. Meeus betreurt de onttakeling van het aloude politieke handwerk, waarin overleg, onderhandeling en politieke tegenspraak traag maar onmiskenbaar vormgeven aan het bestuur van een land.


Lees ook
Nooit was de onregeerbaarheid van Nederland zo dichtbij

Nooit was de onregeerbaarheid van Nederland zo dichtbij

Hoewel hij beseft dat de gevestigde politiek het wel degelijk heeft laten afweten voor veel mensen, lijkt Meeus Wilders zo nu en dan persoonlijk verantwoordelijk te houden voor het slopen van die politieke cultuur, die bestaat – in de befaamde woorden van de socioloog Max Weber – uit „krachtig en langzaam boren in harde planken, met gedrevenheid én inschattingsvermogen”. Meeus beschrijft hoe vrijwel alle politici Wilders zijn gaan imiteren met hun ‘duidelijke taal’. Naast een feitelijke werkelijkheid is er een mediawerkelijkheid ontstaan. Behalve reguliere politiek is er spektakelpolitiek.

Meeus: „Eén nieuwsfeitje, vaak nog geen halve waarheid, is al genoeg om lange reeksen eisen aan de regering te stellen. Beleidsdebatten eindigen zodoende voortdurend in de klacht dat ongeveer alles beter moet: sneller, eerlijker, opener, transparanter, goedkoper, et cetera. Onmatigheid die de democratie zo niet overbelast, dan toch overschat.”

Die onmatigheid lijkt me niet zozeer een probleem van de politiek. Het is een cultureel probleem. Overal staan traditionele instituties onder druk – de journalistiek bijvoorbeeld niet minder dan de politiek. Vanuit de gevestigde orde zet men, geschrokken door die nieuwe dynamiek, meestal in op restauratie. Bijvoorbeeld: afnemend historisch besef moet gecounterd worden door een Nationaal Historisch Museum, het verwateren van burgerschap in een versplinterde samenleving moet worden tegengegaan door burgerschap tot een verplicht vak op school te maken. Enzovoort. Zo ook wordt er vanuit het politieke domein vaak genoeg opgeroepen tot matiging en bedachtzaamheid, een terugkeer naar de oude ordening.

Meeus citeert de verzuchting van Herman Tjeenk Willink dat een cultuur van „wantrouwen en escalatie” haaks staat op de basisprincipes van de democratische rechtsorde, die het moet hebben van „vertrouwen en matiging”.

Fraai, je zou willen dat anderen zich ertoe bekeerden. Nederland zou ervan opknappen, echt.

Maar wie heeft er zélf trek in?

Heftige, directe emoties

In de boekenbijlage van NRC schreef ik donderdag over het essay Immediacy van de Amerikaanse cultuurcritica Anna Kornbluh. Daarin stelt ze dat ‘onmiddellijkheid’ – het verlangen naar ongefilterde directheid en persoonlijke geldingsdrang – dominant is geworden in onze cultuur. Alles wat om bedachtzaamheid vraagt, om overleg en zorgvuldig afgewogen overzicht, kortom om „mediation” zoals zij het uitdrukt, staat tegenwoordig in een kwaad daglicht, omdat het de zuivere, vrije individuele zelfexpressie in de weg zou zitten. Daar horen heftige, directe emoties bij. Via sociale media worden die vernauwd tot de totale ontzetting of de totale afwijzing.

In haar boek concentreert Kornbluh zich vooral op de kunsten, maar ze is zich ervan bewust dat die algemene behoefte aan ‘onmiddellijkheid’ ook zijn weerslag vindt in de politieke cultuur. In een interview voor het linkse Amerikaanse blad Jacobin benadrukt zij dat in een cultuur waarin het verlangen naar ‘onmiddellijkheid’ de toon aangeeft, er nauwelijks belangstelling is om zich politiek blijvend te organiseren, het verschil te maken op de lange termijn. „In plaats van dat laatste krijg je vaak een cultus van charisma, een virulent meningencircus, en anti-institutionalisme. Al deze trends kun je bij zowel links als rechts aantreffen.”

Ook de jonge Vlaamse ideeënhistoricus Anton Jäger bespeurt die trend in zijn scherpzinnige essay Hyperpolitiek (Athenaeum, 2024). Alles en iedereen is, stelt hij terecht, weer politiek geworden. Na een periode van post-politiek (‘Europa, best belangrijk’) en anti-politiek (denk aan de anti-globalistische protesten begin deze eeuw), is het politieke opnieuw tot in alle aspecten van ons leven doorgedrongen (‘Boycot de Hema! Er staat ‘vrolijk voorjaar’ in de folder!!!’).

Maar er is wel iets wezenlijks veranderd. Voorgoed voorbij is de tijd waarin je je leven lang lid was van dezelfde partij, voorbij de tijd waarin je politieke kleur beslag kreeg in een sociaal leven van bijeenkomsten, vergaderingen, verenigingen en boekenclubs. De huidige politieke betrokkenheid blijft meestal ongebonden, kortstondig, aangezien het de meeste organisaties (partijen, vakbonden, verenigingen) zijn verdwenen.

Poltiek van oprispingen

Daardoor uit engagement zich vooral vluchtig, politiek beklijven doet er weinig tot niets. Zonder „herinstitutionalisering” (Jägers tekst verscheen oorspronkelijk in het Duits) zijn we veroordeeld tot een politiek van oprispingen en uitbarstingen.

Daarbij komt nog iets anders, denk ik: alles is persoonlijk geworden. Je druk maken over wat Timmermans nu echt gezegd heeft, en over wat Wilders zélf niet allemaal geroepen heeft, is verleidelijker dat je verdiepen in het politiek gewicht van beiden. Het is nu eenmaal gemakkelijker om je op te winden over schreeuwlelijken die een voorstelling van Lenny Kuhr verstoren dan je in de aard en omvang van de Palestijnse verschrikkingen te verdiepen. Sowieso: dat wat zich in Israël en in de Palestijnse gebieden voltrekt hier zoveel heftiger emoties oproept dan wat Rusland aanricht in Oekraïne , op het pijnlijke af, vindt zijn oorzaak in dat zoveel mensen zich persoonlijk met de eerste brandhaard vereenzelvigen.

Een luchtiger voorbeeld van hedendaagse politisering: De Telegraaf bericht deze week over de ophef rondom de eigenaar van hotel-restaurant Boszicht in Echten, die een „’t Greta Thunberg Borrelplankie” op de kaart heeft gezet, met „uitsluitend dierlijke producten”. Het is als grap bedoeld, meldt eigenaar Arjan Vossenberg. Zo is het digitaal, heel gek, niet opgevat. „Hij oogst een storm van kritiek op sociale media, maar krijgt ook steunbetuigingen.” Wie deze tijd wil begrijpen, heeft hier eigenlijk al genoeg aan.

Uit alle kritische teksten over hedendaagse politiek die ik aanhaalde – Meeus, Kornbluh, Jäger – spreekt een gevoel van gemis. Bij Meeus is er sprake van een zekere nostalgie naar de tijd toen de politiek nog stevig ingebed was in een Nederlandse politieke cultuur, een cultuur van poetsen en polderen; ook al beseft hij terdege dat die niet meer terugkomt. Met het slopen van die politieke cultuur, loopt volgens hem ook de democratie zelf gevaar. Hij stelt de vraag die Wilders zichzelf ook gesteld zal hebben: „Kán hij in dit bestel politiek overleven, of moet hij het bestel hiervoor te gronde richten?”

Kornbluh en Jäger richten hun pijlen meer op het linkse onvermogen om zichzelf aansprekend te organiseren, op zelfbetrokken engagement waarbij het ‘wij’ het altijd aflegt tegen het ‘ik’. Beiden zijn niet helemaal zonder hoop. Tijden en mensen kunnen veranderen.

Ik hoop met hen mee.

Een cultuur van onmiddellijkheid

Maar vooralsnog leven we in een cultuur van ‘onmiddellijkheid’. Migratiedeskundige Hein de Haas kan nog zo geduldig uitleggen dat migratie een complex fenomeen is, waarvan je eerst alle aspecten tegen het licht moet houden, voordat je beslissingen neemt – het is geen kraan die je open- of dichtdraait – er is niemand die luistert: de formerende partijen overwegen een ‘asielcrisis’ uit te roepen. Daarmee zoeken ze de randen van de wet op. Dat zo’n ingreep waarschijnlijk gaat stuklopen in rechtszaken, dat zien we later wel. „Er is altijd wel een linkse hoogleraar die zegt dat iets niet kan”, aldus een bron rond de formatie tegen NRC.


Lees ook
De randen van de wet opzoeken is voor de formerende partijen niet langer taboe

Geert Wilders op maandag, na gesprekken met informateurs Elbert Dijkgraaf en Richard van Zwol. Wilders zei vorige week dat de ideeën van de andere formerende partijen over asiel en migratie niet ver genoeg gaan.

Niemand zal beweren dat het asielbeleid op rolletjes loopt, maar de hyperbolenpolitiek van Geert Wilders gaat die problemen niet oplossen. Veelzeggend is het dat Pieter Omtzigt en zijn NSC hierin – aarzelend – lijken mee te gaan. Een van Omtzigts belangrijkste beweegredenen om een eigen partij te beginnen was juist het streven naar een duurzame restauratie van het politieke bestel, dat zichzelf de afgelopen decennia heeft laten verslonzen en uithollen. Maar zijn aanspraak op gedegen hervorming, herstel van een betrouwbare overheid (en dus van een betrouwbare politiek) maakt in deze dramatische dynamiek van politieke ‘onmiddellijkheid’ geen schijn van kans. Dat juist een belofte van nieuwe gedegen- en bedachtzaamheid zonder pardon wordt meegesleurd in spektakelpolitiek, is behalve een teken des tijds dan ook wrang.