Recentelijk sprak Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank (DNB), zijn steun uit voor de nieuwe pensioenwet. DNB staat ‘vierkant’ achter de nieuwe wet, zo maakte hij duidelijk. Volgens Knot is het oude pensioenstelsel toe aan vernieuwing. Het is de vraag of die steun gepast is gezien de rol die Knot speelt als toezichthouder in het publieke debat over wetgeving. DNB is toezichthouder, geen wetgever. Maar bovenal: levert de pensioenwet wel wat zij heeft beloofd?
De Wet toekomst pensioenen (WTP) beoogt een duidelijker, transparanter, eenvoudiger en toekomstbestendiger pensioenstelsel te creëren. Daar ontbrak het aan, inderdaad. Het pensioenstelsel was erg ingewikkeld geworden en aan vernieuwing toe.
Hoewel deze doelstellingen dus lovenswaardig zijn, is het de vraag in hoeverre deze in de praktijk gerealiseerd zullen worden. De voortekenen zijn tot nu toe niet goed. Door gebrek aan deskundigen en verouderde IT systemen dreigt een forse vertraging in de omzetting naar de nieuwe pensioenregeling zoals aangekondigd in de nieuwe pensioenwet.
Invaren
De grootste uitdaging waar de fondsen voor staan is het zogenoemde ‘invaren’: het door een pensioenfonds omzetten van een soms wel in tientallen jaren opgebouwd pensioenrecht naar een meer met de economie meebewegende vermogensaanspraak. Het raakt iedereen: jong en oud. Daarmee is ongeveer 1.500 miljard euro gemoeid. Een ongekend hachelijk avontuur.
De WTP beloofde een eenvoudig stelsel. Maar we kunnen nu al constateren dat dit niet gelukt is. Door het ‘invaren’ is het stelsel nog onduidelijker dan het vorige. Bovendien gaan in de nieuwe regeling de deelnemers alle risico’s lopen. Meerdere onafhankelijke experts snappen er weinig meer van, laat staan de veelal verplichte deelnemers.
Een complexe materie als de regeling van onze pensioenen vereist grondige communicatie en zorgvuldige implementatie om verwarring bij de deelnemers te voorkomen: waarom hervormen we nu eigenlijk?
Aan goede communicatie – ondanks alle dure publiekscampagnes – ontbreekt het. De regering geeft telkens aan dat er goed over alles is nagedacht en dat er vijftien jaar met experts over de wet gesproken is. Als dat al zo is, is het des te wranger dat er zoveel weeffouten en onduidelijkheden in de wet zitten.
Een belangrijk aspect van de WTP is dat het stelsel ‘eerlijker’ zou moeten zijn en dus niet de ene generatie ten opzichte van een andere moeten bevoordelen. Dat is juist, maar doordat verplicht sparen blijft bestaan bij een Nederlands pensioenfonds (dit kan geen andere instelling zijn) wordt dat doel niet gehaald. Deelnemers en werkgevers zijn nog steeds gebonden aan pensioenregelingen die mogelijk niet optimaal aansluiten bij hun behoeften en de dynamische arbeidsmarkt. Zo handhaaft de nieuwe pensioenwet de indeling in inmiddels compleet achterhaalde sectoren, zoals ‘metaal’, en worden (innovatieve) werkgevers lastiggevallen met terugbetaling van tonnen aan premies aan het pensioenfonds. Het denken in sectoren past simpelweg niet meer in de nieuwe digitale wereld.
Pensioenlobby
Een ander groot voordeel van de nieuwe wet zou de afschaffing van de rekenrente zijn, zo verzekerde ons de regering en de pensioenlobby. De rekenrente bepaalt hoe de verplichtingen van een pensioenfonds berekend moeten worden. DNB schrijft voor dat de rekenrente de marktrente moet volgen. Doordat de marktrente nagenoeg op nul stond gedurende vele jaren, konden pensioenfondsen gedurende twaalf jaar niet indexeren. Immers hoe lager de rente, hoe hoger de verplichtingen. Deze systematiek heeft tot fors koopkracht verlies geleid, van minimaal 25 procent.
De rekenrente zou dus verdwijnen. Het tegendeel is waar. Critici, waaronder Tweede Kamerlid Agnes Joseph (NSC), wijzen erop dat de rekenrente op verschillende manieren – zij het verdekt – blijft bestaan. Het leidt mogelijk tot nieuwe teleurstellingen bij de deelnemers.
De aansluiting van het pensioenstelsel bij een veranderende arbeidsmarkt – een andere belofte van de WTP – is ook essentieel. De nieuwe pensioenwet lijkt echter geen significante verbeteringen te bieden voor eerder stoppen met werken, voor de zware beroepen en de positie van zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers). Een regeling hiervoor was een voorwaarde voor GroenLinks-PvdA om met de nieuwe pensioenwet in te stemmen. Zij is er nog steeds niet.
Lees ook
Senaat steunt pensioenwet na verhitte discussies over de Grondwet
Hoewel een modernisering vaak gepaard gaat met kostenbesparingen stijgen de kosten voor het nieuwe pensioenstelsel juist. Gezien de complexiteit van ‘invaren’ mag dit geen verrassing zijn. Vele experts – waaronder ikzelf – hebben de Tweede Kamer hier al op gewezen.
Nobel doel
Tot slot, de WTP brengt geen wijziging in de inmiddels zeer urgente gevoelde zeggenschap van de deelnemer. Deze kan nog steeds in allerlei beleggingen gedwongen worden waar die niet achter staat. Een arts, bijvoorbeeld, die gedwongen wordt om tegen zijn zin via zijn pensioenfonds in fastfood te beleggen. De invloed van het individu is beperkt tot nogal tandeloze tijgers in het pensioenfonds, die gedomineerd worden door de ‘sociale partners’. Dit gebrekkige bestuur pakt de pensioenwet niet aan.
Kortom, het streven naar een modern pensioenstelsel is een nobel doel. Het is belangrijk dat het nieuwe stelsel ruimte biedt voor innovatie en flexibiliteit, maar de uitwerking en consequenties van de wet zijn onvoldoende doordacht .
De wet staat bovendien op gespannen voet met de rechtsstaat, onder andere door het frustreren van effectieve rechtsbescherming, zoals genoemd in artikel 47 van het EU Handvest. Een individueel bezwaarrecht tegen de mogelijke aantasting van pensioenrechten bij ‘invaren’ is bij de uitwerking uit de wet gesloopt. Tot grote frustratie van veel deelnemers.
Een zorgvuldige heroverweging en aanpassing van de nieuwe pensioenwet is noodzakelijk om te waarborgen dat het nieuwe pensioenstelsel daadwerkelijk bijdraagt aan een eerlijker, transparanter en toekomstbestendig systeem voor alle generaties.