Er is weer volop aandacht voor Europa’s migratiedeals. Van de Tunesië-deal van vorige zomer en de Egypte-deal die EU afgelopen maand presenteerde tot recente speculaties over een ophanden zijnde deal met Libanon.
Er is steevast grote kritiek op deze deals, die, zo stellen migratiewetenschappers telkens weer, niet structureel helpen om irreguliere migratie (migranten zonder geldige documenten) te beperken. Volgens mensenrechtenorganisaties tarten de deals bovendien de kernwaarden van de EU en het internationaal recht. De mogelijke nieuwe deal met Libanon lijkt hierin een nieuwe precedent te scheppen. Er wordt dit keer niet alleen gemarchandeerd over hulpgeld, maar ook over het mogelijk maken van volgens de VN uiterst voorbarige terugkeer naar Syrië.
Libanon vangt wereldwijd per hoofd van de bevolking de meeste vluchtelingen op, een geschatte 1,5 miljoen Syriërs. Na jaren van grote gastvrijheid wordt deze situatie steeds minder houdbaar. Het land wordt geteisterd door een ongekende economische crisis. Die komt bovenop een disfunctioneel politiek systeem waarin politici systematisch vreemdelingenhaat aanwakkeren om de aandacht af te leiden van hun eigen falen en corruptie.
Wegpestbeleid
De afgelopen jaren stellen Libanese autoriteiten steeds luider dat, nu Assad in hun ogen de oorlog gewonnen heeft, het grootste deel van de Syriërs in Libanon terug naar Syrië kan. Deze terugkeer wordt aangemoedigd door geïnstitutionaliseerd wegpestbeleid – het wordt vluchtelingen bijvoorbeeld zo goed als onmogelijk gemaakt een verblijfsvergunning te krijgen. Ook zijn er steeds vaker invallen in vluchtelingenkampen waarbij mensen worden opgepakt en zonder proces de grens over worden gezet.
Rapporten van onder andere de VN-onderzoekscommissie voor Syrië en de VN-mensenrechtencommissaris boekstaven de aanhoudende onveiligheid in Syrië en tonen aan dat teruggekeerde vluchtelingen slachtoffer worden van marteling, ontvoering en gedwongen verdwijning. De EU stelde tot nu toe dan ook dat steun voor terugkeer niet aan de orde is. Tegelijkertijd blijft het verwelkomen van meer Syrische vluchtelingen in Europa een no-go.
Dus bleef de EU in Libanon vasthouden aan de formule van financiële hulp voor vluchtelingenopvang in ruil voor het vasthouden van vluchtelingen in de regio – bijvoorbeeld door steun aan Libanese grensbewaking, bedoeld om de aankomst van vluchtelingen vanuit Syrië te controleren, maar ook om hun vertrek richting Cyprus, en dus de EU, te voorkomen.
Libanon neemt hier echter geen genoegen meer mee. Het eist steeds explicieter dat de EU delen van Syrië veilig verklaart voor terugkeer en investeert in de wederopbouw van Syrië om zo terugkeer te stimuleren. Hoewel de EU dit tot nu toe geweigerd heeft, is deze situatie in de afgelopen weken op de spits gedreven door een grote toename van het aantal mensen dat vanuit Libanon naar Cyprus afreist.
Afgelopen week alleen al kwamen achthonderd mensen aan, wat het totaal voor 2024 tot nu toe op meer dan tweeduizend brengt (waar dat er vorig jaar in dezelfde periode minder dan honderd waren). Libanon en Cyprus hebben sinds 2020 al een bilaterale overeenkomst om mensen die door de Cypriotische kustwacht worden opgepikt terug te sturen naar Libanon, maar Cyprus zoekt het nu hogerop. Het verzocht de EU maatregelen te nemen om de aankomst van Syriërs te voorkomen.
Greep van terreurregime
Geheel volgens het klassieke stramien van de migratiedeal behelst dit verzoek financiële hulp die expliciet afhangt van Libanons inperking van verdere migratie. Wat nieuw is, is dat Cyprus, in navolging van Libanon, de EU nu ook expliciet vraagt delen van Syrië veilig te verklaren voor terugkeer. EU-commissaris Margarítis Schinás zegt dat over zo’n deal zeker te praten valt en krijgt daarin steun van onder andere Denemarken.
Nederland en de EU moeten zich ervan bewust zijn dat een dergelijk marchanderen met veiligheidsanalyses over het land van herkomst – en dus de levens van Syriërs die als gevolg daarvan gedwongen zullen worden uitgezet naar een land dat nog steeds in de greep is van een terreurregime – een fundamentele verandering van de transactielogica van migratiedeals zou betekenen, en daarmee mogelijk een problematisch precedent schept.
Veel vluchtelingen willen uiteindelijk terug naar Syrië en het is belangrijk om de situatie in dat land te blijven evalueren en te proberen die terugkeer op termijn mogelijk te maken. Maar de moeilijke afweging wie wanneer en onder welke voorwaarden naar Syrië terug kan, moet afhangen van de situatie in Syrië zelf, en zou geen speelbal moeten zijn in de geopolitiek van migratiedeals. EU-steun voor voorbarige terugkeer naar Syrië zou bovendien juist kunnen leiden tot meer irreguliere migratie richting Cyprus, aangezien het de angst voor deportaties is die veel mensen naar Europa doet vertrekken.
Zolang grootschalige terugkeer volgens de VN en mensenrechtenorganisaties niet mogelijk is, kan de EU investeren in meer legale mogelijkheden voor vluchtelingen om in Europa asiel aan te vragen en meer hervestiging vanuit de regio. Ook kan het, in samenwerking met organisaties die door vluchtelingen zelf geleid worden, inzetten op meer ambitieuze visies voor niet enkel opvang maar ook bescherming in de regio.