Tot voor kort kwam jaarlijks een stad ter grootte van Eindhoven Nederland binnen, terwijl een stad ter grootte van Zoetermeer vertrok. De komst van Oekraïners heeft de migratie verder doen oplopen. Nederland is na de Tweede Wereldoorlog uitgegroeid tot een dynamische migratiesamenleving, waarin migratie de belangrijkste bron is van de bevolkingsgroei.
Internationale migratie is belangrijk voor de welvaart van Nederland. Maar het brengt ook maatschappelijke kosten met zich mee. Er moeten extra woningen komen en migranten doen een beroep op onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid. Ook neemt de sociale cohesie in sommige buurten en wijken af. In het specifieke geval van arbeidsmigratie komen de voordelen bovendien vooral bij werkgevers terecht, terwijl de samenleving de lasten moet dragen – denk aan de overbewoning in arme Haagse en Rotterdamse stadswijken.
Om Nederland welvarend en leefbaar te houden, moeten we de bevolkingsgroei matigen, bepleitte de Staatscommissie demografische ontwikkeling onlangs in een belangrijk rapport. Daarvoor moeten we de migratie beperken, en selectiever zijn met wie er naar Nederland mogen komen. De laatste vijf jaar ligt het migratiesaldo (immigratie min emigratie) boven de 100.000 en dat moet terug naar tussen de 40.000 en 60.000. Maar zal dat gaan lukken?
Botsende belangen in de democratie
Om die vraag te beantwoorden, moeten we onderkennen dat er vier zielen wonen in de borst van liberale democratieën. Om te beginnen zijn het nationale gemeenschappen met een representatieve democratie. Uit deze twee kenmerken komt steeds vaker de hang naar een restrictief migratiebeleid voort. De politiek dient rekening te houden met de gevoelens en wensen van het electoraat, en dat is kritischer gaan oordelen over migratie. Die kritische houding heeft in veel Europese landen bijgedragen aan de opkomst van populistische partijen. Liberale democratieën zijn tegelijkertijd nationale gemeenschappen, met een eigen geschiedenis, cultuur en taalgemeenschap, die bepaalde identiteiten promoten. In de afgelopen decennia zijn veel politieke partijen in Europa, waaronder traditionele middenpartijen, een anti-immigratie- en pro-nationale identiteitsretoriek gaan bezigen. Met wisselend electoraal succes. Maar als een partij eenmaal in het kabinet zit, blijken de effecten van het beleid vaak beperkt. Het beste voorbeeld is het Verenigd Koninkrijk.
Waarom is het terugdringen van migratie las tig? Door de twee andere kenmerken van liberale democratieën. Zij kennen een grondwettelijke basis, fundamentele rechten voor burgers en rechterlijke toetsing. Ze hechten grote waarde aan individuele vrijheid, gelijke behandeling en internationale verdragen. Daardoor hebben veel reguliere migranten nagenoeg dezelfde sociale en politieke rechten verworven als gevestigde burgers, en is er een asielbeleid voor de opvang van vluchtelingen. Daarnaast hebben liberale staten rekening te houden met de belangen van het bedrijfsleven, dat behoefte heeft aan lager, middelbaar, en hoger geschoolde arbeidskrachten (in sectoren als distributie, tuinbouw, techniek en zorg). Vandaar dat liberale staten altijd openingen bieden voor arbeidsmigratie.
Werkgevers hebben belang bij migratie
Deze vier zielen zitten aan tafel bij informateur Plasterk. De PVV legt de nadruk op het belang van de Nederlandse gemeenschap en identiteit, de BBB en VVD op de belangen van het kleine en grote bedrijfsleven, en NSC op de betekenis van de democratische rechtstaat, en alle vier zijn ze schatplichtig aan hun kiezers, die ze hebben beloofd om de migratie fors terug te dringen. Maar dat vergt pijnlijke keuzes, wordt duidelijk uit het rapport van de staatscommissie.
In geval van het reguleren van arbeidsmigratie ligt de oplossing niet bij het migratiebeleid, maar in beleid voor de arbeidsmarkt en de industrie. Cao-afspraken, hogere minimumlonen, minder tijdelijke contracten: allerlei factoren kunnen de arbeidsmigratie remmen. De instituties van de arbeidsmarkt zijn de douaneposten van weleer, schreef de WRR in 2020 in het rapport Het betere werk. Volgens diezelfde WRR is er ook een nieuw industriebeleid nodig. Want bedrijven die totaal afhankelijk zijn van goedkope, tijdelijke migrantenarbeid, brengen in hun omgeving allerlei sociale problemen met zich mee. Ook belemmeren ze de noodzaak om te innoveren en werknemers te scholen, met als gevolg een drukkend effect op de productiviteitsgroei.
Maar zullen VVD en BBB werkelijk gaan zorgen voor minder slachterijen, kassen en distributiecentra, en – zoals de staatscommissie bepleit – vooral willen inzetten op hoog opgeleide kennismigranten? Het laten verdwijnen van slachtbedrijven zal vooral een symbolische daad zijn gelet op het aantal personen dat daarin werkt. Veel radicaler is het inkrimpen van de tuinbouw, een van de belangrijkste exportsectoren van de Nederlandse economie. Of zorgen dat er minder distributiecentra bij komen, waardoor Nederlanders langer moeten wachten op hun spullen.
Voor asielbeleid is weinig nationale variatie mogelijk
Voor het regelen van gezinsmigratie en asielmigratie biedt arbeidsmarktbeleid geen oplossing. Daarvoor is wél migratiebeleid nodig. In het recente verleden heeft Nederland strengere eisen gesteld aan gezinsvorming. Zo was er de eis dat een migrant die de partner laat overkomen, meer dan 120 procent van het minimumloon moet verdienen. Alleen floot het Europese Hof van Justitie Nederland daarbij terug, waarna de eis omlaag ging naar 100 procent van het minimumloon.
Ook voor het asielbeleid geldt dat er beperkte nationale variatie mogelijk is. De staatscommissie wijst daarom op het belang van Europese maatregelen (inclusief het eerlijk verdelen van asielzoekers), maar de effectiviteit daarvan is tot op heden begrensd. Zal Nederland zich dan niets meer aantrekken van de Europese gezinsherenigingslijn? Of een opt-out-regeling bedingen voor een eigen nationaal asielbeleid? Denemarken deed dat eerder, en werkt nu met zeer karige opvang en tijdelijke vluchtelingenstatussen gericht op terugkeer.
De PVV zal positief tegenover deze zaken staan, maar voor NSC moet er een rechtsstatelijk dilemma rijzen: Europees recht en mensenrechtenverdragen zijn een wezenlijk kenmerkend van onze rechtsstaat.
Als Nederland de bevolkingsgroei wil matigen, is juist een ingrijpend beleid nodig – zoveel maakt het rapport van de staatscommissie wel duidelijk. Nederland moet fundamentele politieke keuzes maken over de toekomstige inrichting van de economie, de sociale cohesie en de rechtsstaat. Daarvoor is een juiste balans nodig tussen de vier zielen van de liberale democratie. Het is de verdienste van de commissie dat ze daartoe de weg wijst. Politieke pacten waarbij eenzijdig het accent gelegd wordt op één van de vier zielen brengen een gematigde bevolkingsgroei niet dichterbij. Ze zorgen vooral voor maatschappelijke gespletenheid.