Opinie | Liberaal zijn doet soms pijn

We are all liberals now. Het is nog niet eens zo lang geleden dat mensen die er verstand van zouden moeten hebben, de politiek in het democratische deel van de wereld met die woorden omschreven. Eigenlijk was het destijds, in de jaren negentig en de jaren nul, al een te zelfgenoegzame uitspraak. Ik heb het nu al een tijdje niemand meer horen zeggen.

Zou het überhaupt een goede zaak zijn als we allemaal liberalen waren? Of als we in ieder geval in de politiek alleen maar liberalen hadden? In zekere zin niet. Democratieën onderscheiden zich van andere staatsvormen doordat er voor burgers echt iets te kiezen valt. Wanneer alle partijen min of meer hetzelfde vinden – op moreel vlak, op economisch vlak, op het vlak van onze omgang met de natuur, technologie en internationale politiek – dan is er van echte keus geen sprake. Verstaan we onder ‘liberalisme’ één complete visie op al die verschillende punten, en zouden alle politieke spelers nauwelijks te onderscheiden variaties op datzelfde thema vertolken, dan zouden we dus niet echt een ‘democratie’ hebben in een betekenisvolle zin van dat woord. Dat lijkt mij niet goed.

Tegelijkertijd zou ik hopen dat er over bepaalde ideeën wel degelijk politieke overeenstemming bestaat. Het idee dat iedereen in principe moet kunnen denken, zeggen en geloven wat-ie wil. Dat mensen bewegingsvrijheid moeten hebben, en privacy, en zelfbeschikking over hun lichaam. Dat ze vrij met anderen moeten kunnen samenkomen en demonstreren. Dat niemand gediscrimineerd mag worden op basis van ras, afkomst, geslacht, seksualiteit of handicap. Dat er dus grenzen dienen te zijn aan de macht van meerderheden over minderheden, van het collectief over het individu, van de staat over burgers. Als we met ‘liberalisme’ doelen op deze beperktere verzameling ideeën, ja, dan zeg ik inderdaad dat we allemaal liberalen zouden moeten zijn.

Basale vrijheden

Je kunt het liberalisme in deze meer bescheiden zin van het woord op verschillende gronden verdedigen. Je hebt het principiële argument dat ieder mens van nature een soort fundamenteel recht heeft om belangrijke beslissingen over diens leven zelf te nemen en om niet ondergeschikt te worden gemaakt aan anderen of aan de groep. Daarnaast heb je het pragmatische argument: uit de geschiedenis weten we nou eenmaal dat zich de grootst mogelijke gruwelen kunnen voordoen wanneer mensen zulke basale vrijheden niet gegund krijgen, wanneer verschillende groepen niet als gelijkwaardig worden beschouwd of wanneer burgers aan ongebreidelde staatsmacht worden blootgesteld.

Dit is allemaal een bekend verhaal voor inwoners van een democratisch land, zou je kunnen denken, een verhaal dat zal volstaan om ons weg te houden bij illiberale alternatieven.

Ik vraag het me af.

Wat we vaak vergeten is dat het liberalisme ook gewoon een bittere pil is om te slikken. Dat het moeilijk is om een liberaal te zijn. Dat het leven in een liberale samenleving met het nodige ongemak gepaard gaat, en dat het pijn doet soms. In een liberale samenleving zul je mensen tegenkomen met wie je het hartgrondig oneens bent. Mensen die een religie aanhangen die jij als volkomen achterlijk beschouwt, of mensen die in jouw ogen totaal van God los zijn. Mensen die dingen zeggen die jij te dom voor woorden vindt, onfatsoenlijk of ronduit kwetsend. Mensen die demonstreren voor een doel dat jij ziet als abject, op een manier die jij ervaart als provocerend.

In een liberaal systeem doet de overheid haar best om te voorkomen dat de vrijheid van de één ten koste gaat van de vrijheid van de ander, maar ze zal daar nooit honderd procent in slagen. Nul protesten die uit de hand lopen, nul opstootjes bij voetbalwedstrijden, nul verkeersovertredingen, nul misdaad en zero covid – misschien krijg je het voor elkaar wanneer je de straten volhangt met gezichtsherkenningscamera’s, de politie alles laat monitoren wat burgers doen en zeggen, en iedereen met een risicoprofiel preventief laat opsluiten, maar zulke maatregelen zijn vanuit liberaal oogpunt onacceptabel. In een liberale staat zijn er sowieso een hele hoop dingen die bestuurders niet mogen doen. Ook niet wanneer het merendeel van de bevolking wil dat die dingen wel gebeuren. Zoiets kan even slikken zijn voor mensen verspreid over het hele politieke spectrum.

Wie is ontvankelijk?

Het Verwey-Jonker Instituut deed in 2021 een uitgebreide studie naar de ontvankelijkheid voor illiberaal en antidemocratisch gedachtegoed onder de Nederlandse bevolking. Van de mensen die zich zorgen maakten over de komst van vluchtelingen en een voorkeur hadden voor strengere asielregels, zo ontdekten de onderzoekers, was 60 procent het eens met de stelling: „Als de meeste Nederlanders een strenger asielbeleid willen dan moet de regering dat uitvoeren, ook al zijn er wetten die dat niet toestaan.” Maar ook van degenen die zich zorgen maakten over klimaatverandering en voorstander waren van een strenger klimaatbeleid, vond 42 procent: een daadkrachtig klimaatbeleid dat door de meerderheid wordt gesteund maar wel tegen de wet ingaat, moet de regering gewoon doorvoeren.

Na een grondige analyse van de antwoorden die mensen gaven op stellingen als deze, plus een hoop gegevens over de achtergrond en politieke voorkeuren van de ondervraagden, concludeerden de onderzoekers uiteindelijk: Nederlanders die vatbaar zijn voor de aantrekkingskracht van autocratische of illiberale bestuursvormen zijn niet onder één noemer te vangen. „Ze zijn te vinden bij linkse en rechtse partijen, ouderen en jongeren, mannen en vrouwen, laag- en hoogopgeleiden, stedelingen en dorpelingen.” Dat geeft te denken. Want hoe verleidelijk is het niet om aan te nemen dat alleen ‘de anderen’ gevoelig zijn voor de autoritaire impuls – PVV’ers en FVD’ers, religieuze fanatici, zij die geen NRC lezen.

In werkelijkheid gaan liberale principes als het even moeilijk wordt bij veel mensen al snel overboord. Tijdens de coronapandemie zag je het bij degenen die er geen problemen mee hadden toen demonstranten van het Museumplein werden afgeknuppeld, of vonden dat mensen best gedwongen mochten worden tot een vaccinatie die ze niet wilden. Na Poetins inval in Oekraïne zag je het toen de Europese Unie prompt de persvrijheid inbond met een verbod op de Russische media Sputnik en Russia Today, en toen de organisatie van de Nijmeegse Vierdaagse bedacht dat Russen en Belarussen niet meer mochten meewandelen – een besluit waar het bestuur na veel kritiek op terugkwam.

Liberale principes opzijzetten als het even lastig wordt is kwalijk zat. Toch is zoiets nog altijd van een andere orde dan het afwijzen van liberale ideeën an sich. De sufferds die in een vlaag van verstandsverbijstering besloten dat Russen geen vierdaagse mochten wandelen, lieten zich uiteindelijk overtuigen door het argument dat je mensen niet op basis van afkomst mag discrimineren. Maar wat te doen met mensen die, wanneer ze erop worden gewezen dat hun ideeën indruisen tegen bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel of de godsdienstvrijheid, simpelweg antwoorden: dat boeit mij niet, ik ben geen liberaal?

Liberale trots

Daar wordt het pas echt spannend. Want tot op zekere hoogte moet er binnen een liberale samenleving, waarin vrijheid van gedachte en vrijheid van meningsuiting van groot belang zijn, zelfs voor illiberalen de ruimte zijn om te denken en zeggen wat ze willen. Op voorwaarde dat ze niet naar hun illiberale denkbeelden handelen, of uitspraken doen die andere mensen of het liberale systeem zelf in gevaar brengen.

Met grote fascinatie las ik laatst in NRC een reportage over kinderen die niet naar school gaan maar thuisonderwijs krijgen, omdat ouders zich niet kunnen vinden in de inhoud van het onderwijs op school. In het artikel kwam een katholiek-apostolische moeder aan het woord. „Neem de Franse Revolutie”, zei ze. „In schoolboeken wordt die gepresenteerd als een bevrijding, een stap vooruit. Maar was dat echt zo?” Voor haar was het „een breuk met het goddelijk gezag en met eeuwenoude waarden. En je kunt je afvragen of democratie altijd de juiste staatsvorm is.”

Ik stond ervan te kijken: hier zat ik in een liberaal land in een liberale krant te lezen over een liberaal systeem dat een ouder toestond om haar kinderen te onderrichten in… best wel illiberale ideeën. Als iemand die van mening is dat we in zekere zin allemaal liberalen zouden moeten zijn, was ík nu degene die even moest slikken. Toch voelde ik ook een soort liberale trots: is er een ander systeem dat zo zelfverzekerd is dat het mensen vrijlaat om ideeën te verkennen en verkondigen die ingaan tegen dat systeem zelf? Autocratieën zoals China en Rusland durven dat niet aan; ook de Hongaarse premier Viktor Orbán is er met zijn ‘illiberale democratie’ te bang voor.

Voor mij raakt dit aan een kernkwaliteit van het liberalisme. Liberaal zijn is niet alleen het principieel eerbiedigen van fundamentele rechten, en ook niet alleen het verhoeden van vreselijke wreedheden zoals we die we kennen uit de geschiedenis. Het gaat er ook om een bepaald soort persoon te zijn. Iemand die verschil, wrijving, spanning en onzekerheid kan verdragen. Iemand die flink is en het hoofd omhoog houdt, ook wanneer het moeilijk wordt. Iemand met kracht en zelfvertrouwen.

Ik denk dat liberalen die onverschrokkenheid veel meer zouden moeten cultiveren. Misschien lukt het op die manier om te voorkomen dat mensen zwichten voor de autoritaire verleiding, of ze die nou voelen bij het omgaan met immigratie, klimaatrampen, een pandemie of oorlogsdreiging. En misschien lukt het op die manier om kiezers terug te winnen van uiterst rechtse politici, met hun krachtpatserimago’s, waar vooral jonge mannen door heel Europa op dit moment als een blok voor vallen.

Leven als liberaal, daarvoor moet je pas sterk zijn. Wie durft?