Tijdens de zomervakantie duikt het telkens weer op: het idee dat je pas écht tot rust komt als je je telefoon opbergt, je camera laat liggen en volledig opgaat in het moment. Foto’s maken zou afleiden van de ervaring zelf. Een zonsondergang moet je niet vastleggen, maar beleven.
Natuurlijk is het goed om niet alles door een lens te ervaren. Maar het idee dat fotograferen afstand creëert tot het hier en nu, miskent iets fundamenteels. Wie een foto maakt, kijkt. En wie goed wil fotograferen, móét aandachtig kijken. Juist daardoor kan het maken van een foto een vorm van aanwezigheid zijn.
Afgelopen zomer zat ik na een lange wandeling op een heuvel in IJsland. Het uitzicht was weids: mosbegroeide rotsen, een rivier in de diepte, een stille bergkam in de verte. Ik zat daar en keek. Na verloop van tijd haalde ik mijn camera tevoorschijn. Niet om snel iets vast te leggen, maar omdat ik voelde dat ik dit beeld niet zomaar voorbij kon laten gaan.
We onthouden slechts flarden, vage kleuren. Een foto biedt een tegenwicht
Het moment waarop ik de foto maakte, maakte ik contact met wat ik zag. Ik bewoog mijn hoofd, lette op lijnen en lichtval, besloot welk deel van het beeld ik wel, en juist niet, wilde vastleggen. Fotograferen dwingt tot keuzes. Het is een vorm van kijken waarin je actief betrokken bent. Niet consumerend, maar interpreterend. In dat moment was ik niet van de wereld verwijderd, maar er juist volledig in ondergedompeld. Fotografie is een vorm van aandacht. Het is een manier om betekenis te geven aan wat je ziet, om je verwondering om te zetten in een daad: dit beeld wil ik bewaren.
Daarbij speelt nog iets anders mee. Ons geheugen is niet gebouwd om gedetailleerde visuele indrukken langdurig vast te houden. We onthouden flarden, interpretaties, vage kleuren – geen haarscherpe beelden. Een foto is in die zin een tegenwicht. Ze legt vast wat ons geheugen maar gedeeltelijk vasthoudt.
Eén moment vastleggen
Foto’s zijn niet objectief, ook dat zijn interpretaties, gekleurd door keuze en perspectief. Maar ze bieden wel iets unieks: stilstand. Terwijl de wereld voortdurend beweegt, legt een foto één moment vast in een hoge resolutie, waar je later met een andere blik opnieuw naar kunt kijken.
Toch is de terughoudendheid tegenover vakantiefoto’s niet geheel onbegrijpelijk. De smartphone als camera draagt het risico van afleiding in zich mee. Wie een foto maakt met een telefoon, heeft ook zijn berichten, nieuwsapps en sociale media binnen handbereik. Voor je het weet ben je niet aan het kijken, maar aan het scrollen.
Dat maakt de keuze van het apparaat niet onbelangrijk. Een aparte camera, en in het bijzonder een analoge, kan helpen om met meer aandacht te fotograferen. Je maakt niet achtentwintig foto’s van hetzelfde uitzicht, maar kiest zorgvuldig. Omdat het niet vanzelfsprekend is dat je de opname later kunt wissen of bewerken, wordt de handeling betekenisvoller. Beperking werkt verdiepend.
Wie fotografeert vanuit aandacht, niet vanuit haast of druk om te delen, hoeft zich niet schuldig te voelen. De camera hoeft geen barrière te zijn tussen jezelf en de wereld, het kan ook een brug zijn. Het is een manier om met open ogen de wereld te bekijken, om een herinnering te vangen die anders zou vervagen.
