Hoewel het nog verre van duidelijk is of er een (extreem-)rechts kabinet tot stand komt, vat de overtuiging steeds meer post dat het asielbeleid onhoudbaar is en drastische maatregelen noodzakelijk zijn. De formerende partijen spreken zelfs over een ‘nationale crisis’ die een tijdelijke aanvraagstop noodzakelijk zou maken. De aantallen gaan de opvangcapaciteit namelijk ver te boven en de kosten lopen volledig uit de hand, aldus Wilders, daarin gesteund door BBB, NSC en de VVD. Nu weten deze partijen heel goed dat zo’n stop juridisch onhaalbaar is en de aantallen asielzoekers, ongeveer op het niveau van de jaren negentig van de vorige eeuw, het uitroepen van een noodtoestand ongeloofwaardig maken. Nog los van het feit dat de ‘asielcrisis’ het gevolg is van de weigering van met name de VVD om na 2015 een fatsoenlijke opvangcapaciteit in de lucht te houden.
Rwanda
De ophef dient dan ook een ander doel, namelijk de geesten van de kiezers rijp maken voor het idee dat het ons echt over de schoenen loopt en het Vluchtelingenverdrag uit 1951 volkomen uit de tijd is. Het naar Rwanda sturen van asielzoekers, zoals onlangs goedgekeurd door het Britse parlement, of het sluiten van de grenzen, zoals in Denemarken, worden door (extreem-)rechtse politici als Geert Wilders en Joost Eerdmans als wenkende perspectieven gepresenteerd. En die krijgen nauwelijks weerwoord van Caroline van der Plas, Pieter Omtzigt of Dilan Yesilgöz. Sterker nog, die partijen lijken zich daar goed in te kunnen vinden.
Dat voor de Rwanda-optie een Nexit noodzakelijk is en Denemarken – anders dan Nederland – bij toetreding tot de Europese Gemeenschap heeft bedongen haar eigen migratiebeleid te mogen voeren, daar liggen deze partijen niet wakker van. Dat zien we later wel, zo lijkt de gedachte, eerst maar eens de mensenrechtelijke veren afschudden.
Auschwitz
In dit verband is het nuttig even terug te gaan naar het einde van de jaren veertig, toen de schokgolf van Auschwitz en andere gruwelen van Hitlers nazirijk de dehumaniserende gevolgen van het nazisme en fascistisme blootlegden. Na het falen van de in 1919 opgerichte Volkenbond, werd onder aanvoering van de Amerikanen op 24 oktober 1945 de Verenigde Naties opgericht, gevolgd door een groot aantal verdragen gericht op het mondiaal verankeren van de mensenrechten en het voorkomen van genocide. Hoewel deze ‘humanitaire revolutie’ sterk westers gekleurd was en koloniale mogendheden bedongen dat deze niet van toepassing zouden zijn op het beleid in hun koloniën, speelde de overtuiging dat het om universele principes ging van meet af aan een belangrijke rol.
Dat gold niet alleen voor het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide uit 1948, maar ook voor het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951. In beide gevallen waren Joodse juristen (zoals Raphael Lemkin en Jacob Robinson), deels overlevenden van de Holocaust, nauw betrokken. Zo pleitte Robinson in nauwe samenwerking met de Deense premier Knud Larsen – die een belangrijke rol had gespeeld bij het redden van de Deense Joodse gemeenschap – voor een universele en globale toepassing van het Vluchtelingenverdrag. Dat dit uiteindelijk niet lukte en het verdrag zich mede onder druk van koloniale mogendheden, beperkte tot vluchtelingen in Europa, neemt niet weg dat een algemeen humanitair principe van meet af aan het uitgangspunt was. En dit principe werd onder druk van de dekolonisatiegolf in de jaren vijftig en zestig door het Protocol van New York in 1967 vastgelegd.
Lees ook
De asielcrisis is een politiek maaksel van de PVV en VVD
Racistische spiegel
In dit licht is het dan ook ironisch dat politici als Wilders die beweren dat het Vluchtelingenverdrag uit de tijd is, zich wel uitspreken over de bedreiging van Joden, maar weigeren op te komen voor Palestijnen en andere vervolgde groepen. Zij roepen het hardst dat het oprukkende antisemitisme een halt moet worden toegeroepen, het onderwijs meer aandacht moet besteden aan de Holocaust en Israël door dik en dun dient te worden gesteund. Joodse juristen als Lemkin en Robinson, maar ook de toenmalige Israëlische regering, zouden het daar hardgrondig mee oneens zijn geweest.
Voor hen hield de Holocaust ons geen particuliere antisemitische, maar een algemene racistische spiegel voor. En los daarvan beschouwden zij de relatie tussen vervolging en vluchtelingen als een algemeen menselijk fenomeen. Deze overtuiging spreekt met name uit artikel drie van het Vluchtelingenverdrag, die luidt: „De verdragsluitende staten passen de bepalingen van dit Verdrag toe op vluchtelingen zonder discriminatie op grond van ras, godsdienst of land van herkomst”. Een formulering waar met name Robinson en Larsen hard voor hebben gevochten en die in schril contrast staat tot de ‘Eigen Europeanen eerst’ stemming in de huidige tijd.