Opinie | Geef de leraar weer tijd om les te geven

Het lijkt een trend te worden. Het PISA-onderzoek kwam vorige maand weer met alarmerende resultaten over de leerprestaties van Nederlandse leerlingen. Ze lezen opnieuw gemiddeld slechter dan voorheen. Maar vanuit de politiek komt alleen het karige commentaar „zorgelijk”. En dan stilte.

Er zal een nationale aanpak moeten komen om de leescrisis te bedwingen. Tegelijkertijd zitten we met klassen zonder leraar. Op 1 oktober werden in het basisonderwijs 9.800 voltijdkrachten gezocht, op de middelbare scholen staan 3.800 vacatures open. De cijfers zijn nog geflatteerd, omdat stagiairs momenteel op grote schaal ingezet worden om het tekort enigszins te dekken. Zij zijn niet volleerd.

De onderwijsgeschiedenis geeft waardevolle inzichten om de huidige problemen te begrijpen. De neergang begon in 1995, met de invoering van de lumpsumfinanciering. Elke school krijgt een vast bedrag per leerling. Hiervan betaalt de school het personeel, materiaal en het schoolgebouw. Dit bedrag wordt aan de (koepel)besturen uitgekeerd. Met deze bedrijfsmatige aanpak werd er afscheid genomen van het ‘platte organisatiemodel’ – de school met korte communicatielijnen. Er werd een hiërarchische structuur opgebouwd, waarbij de leraar als uitvoerder onderaan de hiërarchie kwam te staan.

Het gevolg? De grote onderwijsvernieuwingen zoals ‘basisvorming’, ‘tweede fase’ en ‘Weer samen naar school’ zijn top-down doorgevoerd, zonder voldoende draagvlak bij leraren. De commissie-Dijsselbloem constateerde tijdens het Parlementair onderzoek in 2008 al dat voor de opgelegde onderwijsvernieuwingen een onderbouwing grotendeels ontbrak.

Niet betrokken bij ingrijpende hervormingen

Het huidige lerarentekort is dan ook voor de meeste leraren op de werkvloer geen verrassing. Het is een gevolg van een neerwaartse spiraal van de afgelopen twintig jaar. Leraren werden weinig tot niet betrokken bij de besluitvorming van deze ingrijpende hervormingen. De leraar was afgelopen twintig jaar een roepende in de woestijn. Het illustreert de kloof tussen politiek en praktijk.

De taal van bestuurders wijkt af van de taal van de werkvloer. De kloof tussen werkgever en leraar lijkt niet kleiner te worden. Vaak worden onderwijsvernieuwingen met te weinig draagvlak top-down ingevoerd. Toverwoord is veelal ‘afstemming’ van het onderwijsprogramma en ‘toetsing’ tussen de vakken. Afspraken maken over samenwerking is niet verkeerd, wel als dit ten koste gaat van de zeggenschap over je vak.

Marktwerking tussen scholen

Met de invoering van de lumpsumfinanciering hebben de scholen extra vrijheid gekregen om zelf keuzes te maken, maar dit heeft ook een andere kant. Met de lumpsum is er een marktwerking tussen scholen op gang gekomen: scholen moeten met elkaar concurreren om leerlingen binnen te halen en zo te overleven. Buiten de school ontstaat hiermee een nieuwe economie van commerciële partijen: uitzendbureaus voor werving van leraren, onderwijsadviesbureaus, veelal met marktconforme salarissen en uiteenlopende belangen. Uit onderzoek van enkele jaren geleden van het Sociaal en Cultureel Planbureau bleek dat de extra investeringen voor onderwijs niet in de klas terechtgekomen zijn.

Het extra geld is destijds ook niet aan klassenverkleining uitgegeven. Het aantal leerlingen per klas is alleen maar toegenomen – het aantal fte aan leraren steeg met 6 procent terwijl het aantal leerlingen per klas met 12 procent tussen 2002 en 2015.

Een kritische evaluatie van de lumpsum heeft nooit plaatsgevonden.

Hoge werkdruk is niet verlaagd

Het probleem van de werkdruk is, ondanks protestacties, nog niet opgelost. Dit probleem ligt nog steeds alleen op het bord van de onderwijsbestuurders. Bestuurlijke vrijheid voor koepeldirecteuren is een goed streven, maar zal in de praktijk niet het juiste resultaat opleveren. Als je namelijk de percentages van burn-outklachten van de afgelopen vijf jaar bekijkt – 27,4 procent van de leraren had volgens TNO ‘burn-out-klachten’ in 2019 – zie je dat het probleem alleen maar groeit. Voor jonge leraren reden nummer één om het onderwijs binnen vijf jaar de rug toe te keren. Door de toegenomen administratielast en vergaderdruk is de werkdruk afgelopen jaren flink opgelopen. Fulltimers moet je in het onderwijs met een lampje zoeken. De verhoogde werkdruk staat al jaren op de agenda van de CAO-onderhandelingen, maar is tot nu toe niet veranderd. Sterker nog, deze neemt alleen maar toe en het wordt tijd dat er structurele, landelijke maatregelen vanuit de overheid genomen worden om die te verminderen.

Verminder de lesverdringende taken, verminder de vergadermomenten

Zorg dat het weer aantrekkelijk wordt om voor de klas te staan. Investeer structureel in het vak. Begin bij de begeleiding van aankomende docenten. Faciliteer zij-instromers, zodat het ook voor hen financieel mogelijk is om een overstap te maken. Kom stage-studenten financieel tegemoet, zodat zij niet direct een baan met eindverantwoordelijkheid krijgen maar structurele begeleiding. Hiermee kunnen we de grote voortijdige uitval van studenten beperken. Verklein de kloof tussen werkvloer en managers. Laat onderwijsmanagers hun baan met lesgeven combineren. De kloof kan hierdoor verkleind worden en ook het lerarentekort kan hiermee deels teruggebracht worden.

Geef leraren hun professionele vrijheid terug. In plaats van onderwijsvernieuwingen top-down in te voeren, zouden de leraren autonomie terug moeten krijgen om hun doelen te bereiken. Afstemming is goed, maar niet op detail. Iedere docent is professional, hier zou het accent op moeten liggen. De leraar als autonome professional in plaats van als uitvoerder.

Lesgeven raakt ondergesneeuwd

Zorg voor betere arbeidsvoorwaarden van leraren, waarop afgelopen jaren stelselmatig bezuinigd is. Zorg ervoor dat schoolleiders leraren faciliteren in plaats van extra taken te creëren. Verminder de lesverdringende taken, verminder vergadermomenten en bureaucratische taken. Door deze taken raakt het lesgeven ondergesneeuwd en dat ontneemt veel docenten het werkplezier. Kortom, maak het onderwijs weer aantrekkelijk voor leraren, zodat zij zich kunnen concentreren op hun kerntaak: het geven van kwalitatief goed onderwijs. Voor de meeste leraren is dit de grote drijfveer om in het onderwijs te willen werken.