De druk op het kabinet neemt toe om met veel geld over de brug te komen om de oude Hoogovens, nu Tata Steel, in IJmuiden, te steunen. Daarmee dreigt de overheid een uiterst kostbaar pad in te slaan. Tata vraagt nu miljarden om te investeren in een groene productiewijze, maar daarna zullen waarschijnlijk elk jaar honderden miljoenen euro’s nodig zijn vanwege de hier relatief hoge kosten van duurzame energie. De business case is dus zwak. Er lijkt ook geen sprake van een Silicon Valley-achtig waardevol cluster van financiers en andere hoogwaardige bedrijven wat die investeringen rechtvaardigt. Tata en de overheid zijn daardoor op elkaar aangewezen.
Trekt de overheid wel de portemonnee, dan is zij volledig overgeleverd aan de Indiase eigenaar van Tata. Ja, de zogeheten maatwerkafspraken – grote industriebedrijven komen in aanmerking voor staatssteun als ze versneld verduurzamen – eisen ook initiatief en financiële middelen van Tata zelf. Maar wat is dat waard? Het bedrijf heeft maar een belang: de rekening zoveel mogelijk bij Den Haag te leggen. En ja, vervolgens zal het hopen dat Den Haag zal blijven steunen. ‘Throwing good money after bad’ is dan de realiteit. Als een parlementaire-enquêtecommissie in 2040 terugkijkt op vijftien jaar steun aan Tata, zal ze vaststellen dat dit het moment was waarop de overheid deze doodlopende weg insloeg.
Of niet natuurlijk. Wat een economie succesvol maakt, is het vermogen om zich aan nieuwe omstandigheden aan te passen. En de omstandigheden zijn nu fundamenteel veranderd. De Nederlandse staalindustrie is haar oude concurrentievoordeel van goedkope energie, met dank aan de gasbel bij Slochteren, namelijk kwijt. De import van waterstof, nodig om het gas te vervangen, is duur. Bovendien zullen de zonnige landen die waterstof kunnen produceren, binnen en buiten de EU, liever zelf een staalfabriek neerzetten.
Menselijke schok
Deze analyse is inmiddels genoegzaam bekend, ook bij de politiek en de betrokken ministeries. Maar de politieke pijn van het niet steunen van Tata is groot. Voor werknemers, ook van toeleveringsbedrijven, zijn de perspectieven op ander werk weliswaar goed, maar toch, de menselijke schok is groot en mag niet worden onderschat. Ook hangt aan het opschonen van de locatie een groot prijskaartje, misschien wel 12 miljard euro. Politiek moeilijk te verkopen, maar in elk scenario uiteindelijk onvermijdelijk. Overigens met een gouden randje: hergebruik, woningbouw en hoogwaardige industrie brengen ook weer veel extra geld in het laatje.
Er spelen ook geopolitieke overwegingen. Maar het vraagstuk van strategische autonomie kan niet door Nederland alleen beantwoord worden, dat moet in Europees verband gebeuren. Dan zal blijken dat de business case voor Europese groene staalproductie elders beter is.
De suggestie dat lokale staalproductie andere, hoogwaardigere economische activiteit mogelijk maakt, is een valkuil. Was er in de IJmond maar een soort Silicon Valley, zoals in de regio Eindhoven, of mogelijk zelfs in Rotterdam met nota bene de – vaak verlieslatende – scheepswerf van IHC en daaromheen geavanceerde scheepsbouw- en baggerbedrijven. In dat geval zijn er vaak ook private financiers die risico willen dragen (HAL bijvoorbeeld), en is het niet exclusief de overheid.
De politiek kan beter de bittere pil slikken
Heel misschien biedt de casus-Eindhoven ook andere inzichten. Zouden er spin-offs kunnen ontstaan die wel degelijk als cluster gaan opereren zodra de kleffe deken van het oude Tata is verdwenen? Was ook niet de les van Eindhoven dat pas nadat Philips was vertrokken de echte kansen ontstonden?
De politiek kan daarom beter de bittere pil van een einde aan Tata slikken. Doorslaggevend bij deze afweging is dat de politiek ook de kansen ziet van afbouw van Tata. Andere Nederlandse bedrijven staan te springen om de technisch goed geschoolde en ervaren medewerkers van Tata. Zo kunnen de netbeheerders nu niet het personeel vinden om het elektriciteitsnetwerk snel uit te breiden. Door het gebrek aan capaciteit van het elektriciteitsnet staat Nederland nu stil. Recent lieten honderd van Nederlands snelst groeiende bedrijven weten dat de beperkte capaciteit op het elektriciteitsnet hun groei remt. Hele wijken kunnen niet gebouwd worden en scholen niet uitgebreid. Dat heeft enorme economische kosten.
In Nederland kampen we met schaarste aan energie, ruimte en mensen. De vraag is daarom niet hoe we mensen aan het werk houden, maar welk werk de mensen het beste kunnen doen. Dat is de omslag in het denken die nodig is. De overheid speelt daarbij nu een uitermate kwalijke rol. Ze handhaaft arbeids- en milieuwetgeving niet en houdt met subsidies laagproductieve sectoren in de lucht. Zo worden productievere bedrijven in hun groei belemmerd. Nederland moet juist bedrijven de ruimte geven die hun eigen broek kunnen ophouden en hier zitten vanwege de goed opgeleide beroepsbevolking, niet vanwege de subsidies en ongestoorde overlast die ze kunnen veroorzaken.
Acute problemen
Duidelijkheid over Tata moet snel komen. Zolang Tata denkt dat de overheid over de brug komt, zal het investeringen achterwege laten, om de rekening nog meer bij de overheid te kunnen leggen. De kracht van het bedrijf komt zo verder onder druk te staan. Banken die leningen hebben uitstaan aan Tata zullen moeilijk gaan doen. Acute financiële problemen bij Tata zijn niet uit te sluiten. En wat doet de politiek dan? Het bedrijf redden zoals ze eerder de banken redde?
Politiek, kies voor de toekomst. Dit steeds vollere, hoger opgeleide en vergrijzende land kan zijn mensen, geld, energie, netcapaciteit en ruimte echt beter gebruiken. En het scheelt in 2040 een parlementaire enquête.
Lees ook
Voor staalfabrikanten in Europa moet vergroening wijken voor financiële sores
