N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Essay | Democratie Vijandbeelden, propaganda, blindheid: beseffen we onze eigen tekortkomingen, vraagt Arnon Grunberg bij de val van het kabinet.
Toen een adviseur van de Iraakse leider Saddam Hussein (1937-2006) tijdens de oorlog tussen Iran en Irak, die duurde van 1980 tot en met 1988, suggereerde dat Saddam tijdelijk zou terugtreden om zo vrede mogelijk te maken, liet Saddam de adviseur executeren. De volgende dag werden de verzamelde lichaamsdelen van de adviseur afgeleverd bij zijn familie. Zo luidt tenminste de overlevering, die werd opgetekend door journalist Keith Gessen in The New Yorker, uit de mond van het voormalig hoofd van bureau Rusland van de CIA, Peter Clement. Het woord ‘lichaamsdelen’ in plaats van ‘lijk’ doet vermoeden dat de executie, of het naspel, op een bepaalde manier moet zijn verlopen. Clement voegde eraan toe dat dictators niet graag horen dat ze met pensioen moeten.
Soms horen ook democratisch gekozen leiders niet graag dat de tijd is gekomen om iets anders te doen. Op vrijdag 7 juli werden de metaforische lichaamsdelen van het vierde kabinet-Rutte bij het Nederlandse volk afgeleverd. Twee dagen later moest de democratisch gekozen leider van Nederland toch inzien dat zijn politieke bestaan in het eigen land ten einde was gekomen.
Het afhakken van metaforische lichaamsdelen is te verkiezen boven het laten bezorgen van vleselijke, zoveel mag duidelijk zijn. Milde morele vooruitgang.
De mentor van Mark Rutte, zeg maar gerust Ruttes metaforische vader, Frits Bolkestein, stelde zichzelf op 7 september 2011 in deze krant onder de kop De westerse beschaving is superieur een paar vragen: „Waarom willen zo veel mensen uit het Midden-Oosten in West-Europa wonen? Toch op zijn minst omdat het hier beter toeven is dan daar? En waarom is het hier beter toeven? Waarom willen zeer veel Arabieren hun kinderen in de Verenigde Staten laten studeren?”
Ongeveer tien jaar daarvoor had ik Bolkestein in New York op een bijeenkomst van New York University horen verkondigen dat mensen met hun voeten stemmen, nu eens niet metaforisch, en deze stem bewees de superioriteit van het Westen. President Reagan had de Sovjet-Unie in 1983 met recht een ‘evil empire’ kunnen noemen, omdat dat imperium muren moest bouwen om zijn burgers ervan te weerhouden met hun voeten te stemmen. De Berlijnse Muur was slechts de bekendste en gruwelijkste van die muren.
Onvrede in het Westen
Inmiddels is het het Westen dat muren bouwt, wederom om te voorkomen dat mensen met hun voeten stemmen. In hoeverre deze nieuwe muren tekenen zijn van een chronisch gebrek aan zelfvertrouwen, van verval, zal de geschiedenis uitmaken. Zeker is dat veel burgers in dat Westen om diverse redenen overtuigd zijn geraakt van de onherbergzaamheid van de eigen leefomgeving, zonder overigens te geloven dat het elders beter is. Dat onderscheidt hen van vluchtelingen.
Wie zijn eigen onvrede serieus neemt heeft drie à vier mogelijkheden. Allereerst de politieke weg, oftewel die van het stemhokje. Met regelmaat stuit de krantenlezer op artikelen over het gebrek aan vertrouwen in de politiek, maar de opkomstpercentages bij de Tweede Kamerverkiezingen zijn, als men die vergelijkt met de omringende landen of Amerika, zo gek nog niet.
Een andere mogelijkheid is de gewapende strijd. Het geloof in dergelijke strijd als middel om politieke doelen te bereiken is niet alleen in Nederland, ondanks bedreigingen van diverse politici, tot een dieptepunt gezakt. Een heropleving van de guerrillabewegingen in Midden- en Zuid-Amerika eind twintigste eeuw of van de moordaanslagen van de Rote Armee Fraktion houd ik voor onwaarschijnlijk.
Een derde mogelijkheid die de ontevredene heeft is migratie. Dat veel ontevredenen in Nederland wel de grenzen willen sluiten maar niet bereid zijn het geluk elders te zoeken, zegt iets over die urgentie van hun onvrede.
Tot slot rest het actievoeren, demonstreren, desnoods het voeren van taal- en cultuuroorlogen, hoewel die oorlogen voornamelijk op universiteiten en angehauchte instituten plaatsvinden.
Dat veel ontevredenen in Nederland wel de grenzen willen sluiten maar niet bereid zijn het geluk elders te zoeken, zegt iets over die urgentie van hun onvrede
Wie deze vier mogelijkheden een tijdje overweegt, en de imperfectie van de wereld daarbij in ogenschouw neemt, begrijpt dat democratie het spel met de ontevredenheid geworden is. Misschien is het dat altijd geweest. Ik ontken niet dat er redenen zijn tot ontevredenheid, maar de overheid zal ze niet of nauwelijks doen verdwijnen.
Naargeestigheid: machtspolitiek
Het spel met de ontevredenheid van de kiezer, het democratische spel, verleidt, nee dwingt politici, veelal fatsoenlijke, aanvankelijk idealistische personen, tot diverse gradaties van naargeestigheid. Dit wordt ook wel machtspolitiek genoemd. Denk aan het stellen van zinloze Kamervragen, maar pregnanter: aan de reden waarom het kabinet viel. Puur getalsmatig was de asielkwestie een imaginair probleem waarvoor vervolgens een imaginaire oplossing werd gevonden die uiteindelijk toch geen draagkracht bleek te hebben.
Op die naargeestigheid hadden Rutte en zijn partij en de partijen ter rechterzijde van de VVD niet het monopolie, hooguit kun je zeggen dat Rutte het spel beter doorzag dan velen van zijn opponenten en het schaamteloos speelde. Wie machiavellist wenst te zijn kan zich niet veel schaamte permitteren.
Bij het spel met de ontevredenheid hoort ook de suggestie dat de oplossing binnen handbereik ligt mits men op de juiste partij stemt. Zo wordt macht gesuggereerd die er vaak niet is. Migratie, een historisch en mondiaal fenomeen, is niet iets dat men in Den Haag kan oplossen of zelfs maar kan reguleren, alsof het probleem een overvol strand is op een warme zomerse dag dat kan worden verzacht door even geen treinen meer naar Zandvoort te laten rijden. Ook Mirjam Bikker van de ChristenUnie sprak maandag tijdens het Kamerdebat, tussen neus en lippen weliswaar, maar met volstrekte vanzelfsprekendheid, over de „zoektocht naar meer grip op migratie”. Migratie als een lekkend dak waar men met behulp van een waterpomptang grip op hoopt te krijgen.
Aan de zwakheden van de democratie gaat een fundamentele overschatting van de eigen rationaliteit vooraf
In zijn uitstekende boek Moraal beschrijft de filosoof Hanno Sauer dat het een aspect is van propaganda dat ze uitzinnig is, absurd. En een aanzienlijk deel van het democratische debat of spel bestaat uit propaganda, daaraan maken de controleurs van de macht (de parlementariërs) zich niet minder schuldig dan de macht zelf (de ministers en hun hardwerkende pr-adviseurs).
De propaganda heeft een functie. Door de absurditeit te onderschrijven, de redelijkheid te offeren, verplicht men zich aan een bepaalde groep. De ene helft van Nederland was net zo verslaafd aan Rutte als vijandbeeld als de andere helft van Nederland verslaafd is aan het vijandbeeld van de mythische gelukszoeker, Marokkaan, asielzoeker, vreemdeling. In dat opzicht maakt het weinig uit of je meent dat Rutte en zijn xenofobe aanhangers de grootste duivels zijn die Nederland ooit heeft gekend, of dat je meent dat hordes asielzoekers weldra verkrachtend en plunderend door Tiel en Schiedam zullen trekken. Daarmee suggereer ik niet dat beide vijandbeelden tegen elkaar weggestreept kunnen worden, hooguit dat de behoefte aan de vijand net zo elementair is als de behoefte aan zingeving.
Anders gezegd, aan de contradicties en zwakheden van de democratie gaat een fundamentele overschatting van de eigen rationaliteit vooraf.
Menselijk tekort
Wij zijn nog altijd bezig met het verjagen van bosgeesten tijdens een wandelingetje door het park en veel van wat democratie wordt genoemd komt neer op het verjagen van bosgeesten. Op allerlei manieren doen veel mensen aan magisch denken, soms regelrecht aan animisme. Theoretisch is het menselijk vermogen tot redelijkheid immens, in de praktijk blijken wij steeds weer onderdanen van gevoelsuitbarstingen, angsten en verlangens te zijn. Dat hier ongetwijfeld evolutionaire verklaringen voor zijn maakt voornoemde zaken niet opeens redelijk.
We kunnen dit het menselijk tekort noemen, onze eigen tekortkoming dus, veeleer dát dan een tekortkoming van de democratie. Het mag duidelijk zijn dat het van blindheid getuigt te denken dat alleen de vijand onredelijk is. Al weet ik even niet wie of wat mijn bosgeesten zijn.
Van enige blindheid zou het ook getuigen om de propaganda van de vijand met feiten te bestrijden. Hanno Sauer houdt het zelfs voor contraproductief. Propaganda draait om geloof; geloof bestrijdt men niet met harde cijfers. Verspreiding van welvaart schijnt dat geloof hooguit beheersbaar te maken.
Het mag duidelijk zijn dat het van blindheid getuigt te denken dat alleen de vijand onredelijk is
Je mag hopen dat verantwoordelijke politici bepaalde thema’s, bepaalde woorden, bepaalde retoriek mijden, maar de afgelopen decennia hebben wederom aangetoond dat de taboebreuk een succesvolle strategie is om een deel van het electoraat mee te mobiliseren. In een democratie gaat het er niet om of asielzoekers daadwerkelijk een probleem zijn, het gaat erom dat genoeg mensen geloven dat zij een probleem zijn.
Onze wreedheid
Wie een autonome positie wenst in te nemen ten opzichte van het democratische spel (en is mondigheid niet precies dat?) zou zich niet moeten laten meevoeren door de vloedgolf van de verontwaardiging. En er zijn als bekend diverse smaken verontwaardiging.
Het besef dat wij nog in het tijdperk van de bosgeesten leven zou onze onvrede kunnen temperen. Wij zijn nauwelijks minder wreed dan onze voorouders. Hooguit komen wij met andere verklaringen voor onze wreedheid. Ooit verdronken wij heksen omdat ze de schijn tegen hadden, tegenwoordig laten wij mensen verdrinken in de Middellandse Zee omdat ze de schijn tegen hebben. Al heeft Camus, geloof ik, geschreven dat er een verschil bestaat tussen in het water duwen en het nalaten om te redden. Zij die in morele vooruitgang geloven zullen allicht zeggen dat terugduwen te verkiezen is boven onderdompelen.
Opwinding over het einde van het tijdperk-Rutte en de vraag welk tijdperk nu begint is ook een manier het democratische spel niet werkelijk te hoeven doorgronden. Om je niet bezig te houden met het feit dat wij nog altijd bosgeesten verjagen en bosgeesten inzetten om de wreedheid te legitimeren, om ons minder schuldig te voelen. En dat terwijl het onbehagen alleen maar groeit, het onbehagen dat wij (secularisatie of geen secularisatie) aan de door onszelf geformuleerde idealen niet wensen te voldoen, misschien niet kunnen voldoen.