Opinie | De toeschrijving van Jan Lievens’ twijfelschilderij hield maar twee dagen stand

Soms gaat nieuws nog korter mee dan een verkenner. Op 16 november meldde NRC: Nieuw schilderij Jan Lievens ontdekt: ‘De winterprins’. Het was gevonden in de nalatenschap van twee Parijse tandartsen en nu door een relatief nieuwe kunsthandel aangeboden op PAN Amsterdam voor 3,3 miljoen euro. Twee experts ondersteunden de toeschrijving aan Lievens (1607-1674), al waren zij het niet helemaal eens over de datering. De verkoper hield het op rond 1630, toen Lievens een atelier met Rembrandt deelde, een expert dacht eerder aan 1650, wegens het model muts op de bolle toet van de jongen.

De ‘winterprins’ haalde de winter niet. „Géén Jan Lievens”, schreef NRC twee dagen later over hetzelfde schilderij. De achtkoppige keuringscommissie van de kunstbeurs had unaniem geoordeeld dat er onvoldoende argumenten waren om het ongedateerde en ongesigneerde werk aan Lievens toe te schrijven. Het betekende een demasqué voor de kunsthandelaar, maar het was ook vervelend voor de krant, die binnen 48 uur twee tegengestelde berichten moest publiceren.

Korte krantengeschiedenis

Hoe kwam de korte krantengeschiedenis van de ‘winterprins’ tot stand – en valt er iets van te leren? Het verhaal begon met de directie van PAN die redacteur Arjen Ribbens, die de kunstwereld al jaren volgt, een primeur aanbood: er zou een onbekend schilderij van Lievens op de beurs te koop worden aangeboden. Het is het soort cultuurnieuws dat een win-win-mogelijkheid meebrengt: publiciteit voor de beurs en de aanbieder, nieuws voor de krant. En een nieuwe Lievens is geen klein bier; zie ook de miljoenenvraagprijs. Ribbens trok het verhaal na. Hij belde met de kunsthandelaar, Gillis Tak Labrijn, en met een van de twee experts die de claim ondersteunden: David de Witt, conservator van het Rembrandthuis. De ander, Bernhard Schnackenburg – een 85-jarige kunsthistoricus die zeven jaar geleden een monografie over Lievens publiceerde – was niet te bereiken. Ribbens schreef zijn verhaal, inclusief de noodzakelijke voorbehouden, over „een zeventiende-eeuws jongens-portret […] dat experts toeschrijven aan Jan Lievens”. In kop en intro van het artikel sneuvelde dat voorbehoud. Daar stond simpelweg dat er een nieuw schilderij van Lievens was ontdekt.

Al snel na publicatie van het artikel begon het veld zich te roeren. Ribbens ontving berichten van kunsthandelaars en andere kenners die vroegen waarom de leidende Lievenskenner Lloyd de Witt (tweelingbroer van David van Museum Rembrandthuis) niet was geraadpleegd. Ribbens zocht contact en kreeg binnen een paar uur antwoord: het leek hem geen werk van Lievens, eerder dat van een Vlaamse meester.

Bovendien kreeg Ribbens nog een tip: het schilderij was in juni voor 31 duizend euro geveild bij een klein veilinghuis in Parijs, toen nog toegeschreven aan de Vlaamse Michaelina Wautier (1604-1689). Die informatie had Tak Labrijn verzwegen ten faveure van de tandartsromantiek in zijn eigen verhaal en óók in de officiële papieren die hij bij de beurs had ingediend om zijn zaak te ondersteunen.

De wankele toeschrijving stortte geheel in elkaar toen de keurmeesters van PAN de toeschrijving onvoldoende onderbouwd vonden. Ribbens: „Ik had PAN al een paar keer gevraagd naar de afloop van de keuring en kreeg uiteindelijk de voorzitter van de keuringscommissie aan de lijn, samen met Tak Labrijn. De kunsthandelaar vertelde dat hij Lloyd de Witt nooit had benaderd over het schilderij omdat hij vermoedde dat David de Witt een en ander wel met zijn broer zou hebben afgestemd.”  Ribbens voelde zich in de maling genomen.

Primeur belandt elders

Niet ten onrechte, maar had NRC ook terughoudender moeten zijn in het eerste bericht, bijvoorbeeld door te wachten op het resultaat van de keuring? Het nadeel daarvan, zegt de verslaggever, is dat de primeur dan waarschijnlijk elders belandt. „Misschien had ik bij deze mij onbekende handelaar achterdochtiger moeten zijn. Achteraf had ik Lloyd de Witt graag eerder gesproken, maar zo’n precies beeld van de Lievens-specialisten had ik niet. Je kunt ook naar de bibliotheek van het Rijksmuseum gaan om je in de Lievens-literatuur te verdiepen, maar in de praktijk is die tijd er vaak niet.”

Toeschrijvingen van schilderijen zijn lang niet altijd voor de eeuwigheid. De ‘winterprins’ werd eerder voor een Gerard Dou gehouden. Het destijds aan Leonardo da Vinci toegeschreven Salvator Mundi heette in NRC in 2011 een ‘twijfelschilderij’. Zes jaar later bij de veiling (450 miljoen dollar, het duurste schilderij ter wereld) werd de toeschrijving overtuigend geacht, maar inmiddels betwijfelt een groot aantal kenners of het schilderij wel een Da Vinci is. Oud-museumdirecteur Henk van Os noemde het oeuvre van Rembrandt ooit „een trekharmonica” – de ene keer breed, de andere keer smal.

Een krant moet er dus altijd rekening mee houden dat de bordjes worden verhangen. Bij alle kunstbeurzen wachten op het oordeel van de keuringscommissie dan maar? Dat kan, maar het afkeuren van zo’n prominente toeschrijving is uitzonderlijk. En dan zijn er nog de toeschrijvingen door veilinghuizen, waar niet standaard naar wordt gekeken door een onafhankelijke keuringsploeg.

Wel kan het nuttig zijn om bij de voorbehouden die een artikel over een nieuwe toeschrijving van een eeuwenoud schilderij toch al bevat, het ook te melden als er nog een commissie naar gaat kijken. Zoals de voorbehouden die in de tekst worden gemaakt, ook een plaats verdienen in kop en intro. Waarbij ik in voorkomende gevallen niet zou schromen om de fraaie vondst ‘twijfelschilderij’ van stal te halen, al is het maar om ons eraan te herinneren dat wij uiteindelijk allen twijfelkijkers zijn.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.