In feite is het niets minder dan legale chantage. Kleine muziekartiesten die – zoals veruit de meeste muzikanten – geen contract hebben bij een platenmaatschappij, worden uitgeknepen door machtige digitale distributeurs en streamingdiensten. Wie een distributeur inschakelt om muziek op Spotify op Apple Music te plaatsen, moet vaak een abonnement afsluiten of tot 15 procent per nummer afdragen. Waarna de streamingdienst zelf ook nog 70 procent van de opbrengsten opstrijkt. Voor de artiest zelf blijft bijna niets over.
Is er een alternatief? Om te beginnen zou je de distributeur toch gewoon kunnen omzeilen? Helaas. Een beginnende of onbekende muzikant of producer kan niet zelf met een mooi album naar de streamingservice stappen. Daar verwijst men vriendelijk doch beslist naar een lange lijst distributeurs voor wie bulk-inkoop van muziek het doel is. In de muziekindustrie wil men geen muzikant met een missie, men wil massa.
Op zich is het begrijpelijk dat er kosten zijn om muziek op streamingdiensten te plaatsen. Maar een abonnement of een eeuwigdurend percentage eisen (zelfs na overlijden van de artiest) over onafhankelijk geproduceerde liedjes gaat erg ver. Veel distributeurs verwijderen nummers simpelweg van de streamingplatforms als de musicus of producer niet blijft betalen. Er zijn geen muziekdistributeurs meer die een eenmalige vergoeding vragen voor de distributiewerkzaamheden.
Niet rendabel
Kleine artiesten zijn doorgaans dus compleet afhankelijk van de streamingdiensten, en daarmee van de distributeurs. De enige manier waarop zij gegarandeerd nog enig inkomen kunnen krijgen uit hun muziek, is meegaan in het eerder genoemde systeem van commissies en abonnementen dat distributeurs gebruiken. Maar voor een muzikant of producer, die één album per jaar produceert, is dit niet rendabel. De kosten voor de middle man wegen nauwelijks op tegen de opbrengsten.
Hoewel de artiest ten minste het idee heeft dat er naar zijn of haar muziek geluisterd wordt, leveren streams amper geld op: circa 0,0035 euro bruto per afgespeeld liedje, waar nog inkomstenbelasting en distributiekosten vanaf gaan. En van inkomsten uit concerten en de verkoop van fysieke cd’s hoeven kleine artiesten het al helemaal niet te hebben. Het gaat dus allemaal om de streams. En wie daarmee een modaal brutosalaris wil verdienen, heeft er jaarlijks ongeveer 12 miljoen nodig. Een beetje artiest met een muziekopleiding en fatsoenlijke instrumenten en opname-apparatuur komt pakweg rond de 500.000 uit. Dat zijn er dus 11,5 miljoen te weinig.
Zelf promoten dan maar, bijvoorbeeld via sociale media? Dat heeft weinig zin als je een minder bekende popartiest bent, of bijvoorbeeld een klassiek strijkkwartet of jazztrio. Een bepaalde muziekstijl of instrumentengroep is via Spotify, Deezer, Tidal en Apple Music heel gemakkelijk te vinden voor de liefhebber. Die hoeft de sociale media daar niet voor af te struinen.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen: artiesten die ineens doorbreken via sociale media met een hippe act. Maar een mooi klassiek album of een stroom jazznummers van topkwaliteit uitbrengen op bijvoorbeeld TikTok heeft vrijwel nooit kans van slagen. Een dergelijke post loopt meestal vast in het algoritme. Zodra de views teruglopen, krijgen gebruikers het filmpje op een gegeven moment niet eens meer voorgeschoteld.
Radiostations streamen alles en vragen altijd om ‘een linkje’
Bij streamingdiensten kunnen musici nog hun best doen om in afspeellijsten te komen. Om zo veel mogelijk streams (en dus inkomsten) te krijgen, proberen veel artiesten zich aan te sluiten bij de populairste playlists. Ze gaan muziek maken die bijvoorbeeld in een zen- of yogalijst past. Of ze gaan zich profileren als dance-producer. Op die manier vervlakt de diversiteit van het muziekaanbod. Het wordt minder aantrekkelijk voor de artiest om nieuwe of originele muziek te maken.
De laatste optie, zelfpromotie door een podcast te beginnen en daarin eigen muziek te gebruiken, wordt door Spotify tevens onmogelijk gemaakt. De dienst staat geen muziekpromotie toe in podcasts. De zoektocht naar een gezonde vorm van vrije distributie voor onafhankelijke artiesten, liefst met een beetje inkomen, blijft voortduren.
De kritische lezer kan nu zeggen: wat zeur je? Je kúnt je muziek tenminste op internet kwijt. Vroeger was die optie er niet, en had je een platencontract nodig om een groot publiek te bereiken. Dat is waar. Maar vóór het internet opkwam, kon de onafhankelijke artiest zelf wat lp’s, cd’s of cassettebandjes laten maken, om die vervolgens op te sturen naar een recensent of persoonlijk af te geven bij een radiostation. Ook de verkoop bij optredens kon lucratief zijn.
Die tijden zijn voorbij. Recensenten en radiostations streamen alles en vragen altijd om ‘een linkje’. Ongevraagde promotie verdwijnt direct in de mailprullenbak of de spambox. Het aanbod is daarnaast gewoonweg te groot om alles nog te kunnen beluisteren.
Meesterviolist
Moeten we dan maar op de hoek van de straat gaan staan met een open gitaarkoffer? Dat is ook niet echt een oplossing. Kijk maar naar meesterviolist Joshua Bell, die ooit bij wijze van experiment in een metrostation te Washington DC op zijn peperdure Stradivarius drie kwartier lang zijn concertstukken speelde. Het merendeel van de duizend passanten luisterde niet of nauwelijks. Hij haalde circa 50 dollar op, waaronder een briefje van 20 dollar van een vrouw die hem herkende omdat ze toevallig de dag ervoor naar zijn uitverkochte concert was geweest.
Wanneer je daarbij bedenkt dat Bell nota bene een artiest is die wél vele miljoenen streams heeft op Spotify, zul je inzien hoe moeilijk het is voor kleine, onafhankelijke artiesten om in het hedendaagse muzieklandschap op te vallen – en hoe lastig het dus voor hen is om met hun muziek een eerlijke boterham te verdienen.
Lees ook
Is met podcasts geld te verdienen? Met die vraag worstelt Spotify – dat nog nooit winst maakte