Opinie | De meeste mensen staan véél positiever tegenover een autoluwe samenleving dan we denken

Politici en beleidsmakers stuiten vaak op felle weerstand wanneer ze maatregelen willen nemen om wandelen en fietsen te stimuleren, gratis parkeren te verminderen of de snelheid in steden te verlagen. De perceptie is dat de bevolking massaal tegen dergelijke veranderingen is. Maar wat als die weerstand slechts een illusie is? Wat als de meeste mensen juist véél positiever staan tegenover een autoluwe samenleving dan we denken? Nieuw onderzoek van ons laat dit zien en schijnt licht op de psychologische en culture oorzaken hiervan. Dat biedt ook ruimte voor oplossingen.

Uit een recente studie onder tweeduizend respondenten in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten blijkt dat maar liefst twee derde van de ondervraagden het belangrijker vindt om goed te kunnen reizen zónder auto dan mét. Toch gelooft deze meerderheid juist dat zij in de minderheid zijn met deze opvatting. Dit fenomeen, bekend als ‘pluralistic ignorance’, zorgt ervoor dat mensen ten onrechte menen dat anderen veel positiever over auto’s denken dan zijzelf.


Lees ook

De auto de wijk uit? Zo makkelijk is dat niet

De auto  de wijk uit? Zo makkelijk is dat niet

Dit misverstand wordt versterkt door de status quo: we zijn al decennia gewend aan steden die volledig zijn ingericht op de auto. Hierdoor nemen we de negatieve effecten ervan nauwelijks nog waar. In de studie zien we dat mensen het normaal vinden om uitlaatgassen van auto’s te moeten inademen, terwijl ze zich wel druk maken over sigarettenrook. Lawaai van auto’s valt hun nauwelijks op, maar harde muziek wordt veel sneller als storend ervaren. Dit selectieve oordeel, aangedreven door een collectieve blinde vlek die ‘motonormativity’ wordt genoemd, belemmert ons om kritisch na te denken over de impact van de auto op onze leefomgeving. Alhoewel dit sterker is bij deelnemers uit de VS en UK zien we deze afwijking ook terug bij de Nederlandse ondervraagden.

Fysieke en culturele context

Waarschijnlijk zien mensen zelden dat veranderingen in de status quo serieus worden besproken, laat staan geïmplementeerd. Bij voorgestelde veranderingen aan die status quo staan de kranten immers vooral vol met degenen die iets te verliezen hebben. Dan ga je vanzelf denken dat jij wel de uitzondering zult zijn: ‘Ik wil graag een veiliger schoolomgeving, maar het zal wel normaal zijn dat iedereen daar met de auto kan komen want zo gaat het overal.’

Twee derde van de ondervraagden vindt het belangrijker om goed te reizen zónder auto dan mét

Motonormativity wordt beïnvloed door de fysieke en culturele context van mensen. Ondervraagden in plattelandsgebieden denken structureel positiever over de rol van auto’s dan mensen in steden. Maar ook de sociale context doet ertoe. Zo laten de data een duidelijke relatie zien tussen motonormativiteit bij vrienden en familie en de motonormativiteit van mensen zelf.


Lees ook

Ook middelgrote steden kunnen autoluw worden, ziet Zutphen

De Zutphense woonwijk Noorderhaven: wel wandelaars, rolschaatsers en fietsers, maar weinig auto’s.

Hoe beleidsmakers deze blinde vlek kunnen doorbreken? Mensen vinden het vaak moeilijk om zich een samenleving zonder autodominantie voor te stellen. Dit beïnvloedt hun antwoorden op vragen over mobiliteit. Daarom moeten beleidsmakers anders communiceren. Begin niet met technische maatregelen („Bent u voor invoering van 30 kilometer per uur in de stad?”), maar met het onderliggende doel („Vindt u dat kinderen veilig zelfstandig naar school moeten kunnen?”). Zo wordt de discussie verplaatst van weerstand tegen verandering naar steun voor maatschappelijke verbetering.

Mensen vinden het normaal uitlaatgassen te moeten inademen, terwijl ze zich wel druk maken over sigarettenrook

Omdat veel mensen denken dat hun voorkeur voor duurzame mobiliteit ongebruikelijk is, laten ze zich in openbare discussies vaak overschreeuwen door een luide minderheid die juist – soms zelfs gewelddadig – vasthoudt aan de status quo. Beleidsmakers moeten hiermee rekening houden bij burgerparticipatie. Betrek niet alleen de harde stemmen maar alle inwoners vroegtijdig, stel open vragen op een manier die pluralistic ignorance doorbreekt en gebruik burgerraadplegingen waarin je een brede vraag stelt in plaats van referenda over één specifieke ingreep. Zo krijgt de stille meerderheid ook echt een stem. En wordt verborgen draagvlak zichtbaar.

Voetgangers, fietsers en groen

Daarnaast zijn vooroordelen over mobiliteit niet aangeboren; ze worden gevormd door de fysieke, sociale en culturele omgeving waarin we leven. Daarom kunnen beleidsmaatregelen deze ook veranderen. Dit kan bijvoorbeeld door de maatschappelijke kosten van autorijden explicieter te maken, gratis parkeren in de openbare ruimte te reguleren, en belastingbeleid in te zetten om overmatig autogebruik te ontmoedigen, in plaats van aan te moedigen. Verder moeten we bij de inrichting van onze publieke ruimte zorgen dat die voor iedereen toegankelijk is. Niet alleen voor rijdende en stilstaande auto’s zodat voetgangers, fietsers en groen weer de aandacht krijgen die ze verdienen.

De grootste belemmering voor een duurzame mobiliteitstransitie is niet het gebrek aan steun, maar het misverstand over hoe groot die steun eigenlijk is. Beleidsmakers en politici moeten stoppen met het blind accepteren van de luidste stemmen en zich richten op wat de zwijgende meerderheid werkelijk wil: een stad waarin de auto niet langer de norm is, maar slechts een van de vele opties. De publieke opinie is er al klaar voor – nu het beleid nog.