Opinie | De kunstsector kan profiteren van deze rechtse omslag

De verkiezingsuitslag leidt tot paniek in de cultuursector. Daar is wel enige reden voor. Volgens het verkiezingsprogramma van de PVV kunnen alle cultuursubsidies worden afgeschaft en ook de beoogde andere coalitiepartijen lijken geen grote voorstanders te zijn van de huidige overheidssubsidies.

Gevolg: pessimisme in de sector, die richting de politiek reageert met een hoogdravend appel dat cultuur verbindt. En dat er oog moet zijn voor de heilzame maatschappelijke werking van kunst, die mensen met elkaar in contact brengt, empathie kweekt en een medicijn is tegen polarisatie. Kunst zou van burgers betere burgers maken.

Bittere pil

Dit narratief van de culturele voorhoede staat haaks op de opinie van het gros van de burgers. Als je hen vraagt waarop bezuinigd kan worden, staat kunst hoog op de lijst. Natuurlijk, iedereen profiteert van de mogelijkheden die kunst en cultuur bieden: muziek luisteren, bekijken van films op streaming platforms, samen zingen in een plaatselijk koor of boeken bespreken in een leesclub. We zijn een land waar kunst en cultuur overal te vinden is. Toch is het draagvlak smal voor een ruimhartig cultuurbeleid. Deze tegenstrijdigheid is een bittere pil voor de vele hardwerkende en bezielde professionals in de cultuursector. Maar blijkbaar heeft de traditionele opvatting van ‘verbinden’ de afgelopen jaren niet gewerkt.


Lees ook
Cultuursector vreest kaalslag na verkiezingswinst PVV

De band Hang Youth trad donderdagavond op tijdens een protest op de Dam in Amsterdam naar aanleiding van de verkiezingswinst van de PVV.

Gunstig is de trend dat meer kunstenaars van het traditionele podium afkomen en zich op een andersoortig publiek richten. Zij werken in alle uithoeken van ons land samen met bewoners aan nieuwe kunstuitingen, in de straten van de grote steden en de dorpen op het platteland, in de zorg, in de wijk. Zij leggen in hun artistieke praktijk ongebruikelijke verbindingen tussen zorg, welzijn en cultuur, tussen jong en oud, tussen nieuwe bewoners van ons land en hen die er al decennia wonen. De resultaten van deze culturele innovatie zijn echter spaarzaam zichtbaar op het theaterpodium.

Het cultuurbestel is nog te veel op elitaire leest geschoeid. Het zit gevangen in een institutionele logica. Het richt zich op behoud van de bestaande instellingen. Te veel culturele managers focussen zich op het voortbestaan van de eigen instelling.

Je verwacht dat de culturele infrastructuur de poorten wagenwijd openzet voor kunstenaars. Je hoopt dat de ontwikkeling van de beroepspraktijk van kunstenaars centraal staat. Maar het gros van de instellingen is vooral gefocust op het etaleren van kunst van gearriveerde kunstenaars en op een publiekstrekkend aanbod voor oudere en hoogopgeleide kunstliefhebbers. Heilig doel is het rondkrijgen van de exploitatie. Veel kunstenaars komen niet aan bod.

Het cultuurbestel is te veel op elitaire leest geschoeid – gericht op behoud van de bestaande instellingen

De institutionele verstarring wordt versterkt door de bestaande criteria voor subsidietoekenning bij de overheid en de landelijke kunstfondsen. Deze werken ten nadele van de groeiende groep kunstenaars die meer gericht is op de maatschappelijke impact van hun artistieke werk. Subsidie komt vooral terecht bij de gangbare podia en de traditionele kunstdisciplines.

De achterhaalde inrichting van het cultuurbestel en de eenzijdige beoordelingscriteria zorgen er samen voor dat maar weinigen het verband zien tussen hun eigen betrokkenheid bij kunst en cultuur en het huidige cultuurbeleid. Logisch dat het de culturele sector al lange tijd niet lukt om dat verband duidelijk te maken.

Op de achtergrond speelt een machtskwestie. Het deel van de sector dat zich richt op de klassieke kunsten wil zijn positie niet kwijt en houdt daarmee de afstand tussen zichzelf en de rest van Nederland in stand. Dat is doodzonde. Want de artistieke en maatschappelijke waarde van de cultuursector begint bij de kunstenaars en bij hun werkpraktijk. Waarom het cultuurbestel dan niet zó inrichten dat zij daar het middelpunt van vormen? Waarom worden vernieuwende kunstenaars niet ruimhartig ondersteund, ongeacht de plek waar zij actief zijn en met wie zij kunst maken?


Lees ook
Nuttig en kunst zijn geen tegenstelling meer

Ahmet Ögüt, <strong>Bakunin’s Barricade</strong>, 2015–2020, zoals het werk te zien was in het Van Abbemuseum in Eindhoven in 2015.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/01/opinie-de-kunstsector-kan-profiteren-van-deze-rechtse-omslag-1.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Natuurlijk voelt men wel aan dat er iets wringt. Schoorvoetend komt sinds kort in de kunstensector een debat op gang over de maatschappelijke waarde van kunst. Voorzichtig wordt gesproken over een grootschaliger inzet van kunstenaars op verschillende niveaus van de samenleving. Van een serieuze en brede beleidsinzet gericht op grotere groepen kunstenaars en het bereiken van de hele samenleving is nog steeds geen sprake. En precies dit is hard nodig. Ook al omdat pioniersarbeid wordt verricht bij het werken buiten de gevestigde orde, in superdiverse steden en op het platteland. </p>
<h2 class=Koude Kermis

Om deze kunstenaars tot hun recht te laten komen op hun eigen voorwaarden moet er een ander cultuurbestel komen, met andere selectiecriteria. En moeten budgetten fors worden verschoven. Nee, dat betekent niet bezuinigen op kunst en cultuur, integendeel. Een grotere maatschappelijke inbreng van kunstenaars vergt juist meer geld.

De cultuursector mag wellicht hopen dat de nieuwe rechtse wind overwaait, maar als ze niet snel inzet op echte verandering in de sector zelf, komt ze bij de volgende verkiezingen wederom van een koude kermis thuis. Een oppervlakkige, halfslachtige herinrichting van het cultuurbestel is onvoldoende. De maatschappelijke legitimiteit van de cultuursector is niet vanzelfsprekend en dient bevochten te worden. Radicale beleidskeuzes zijn geboden.