N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De nieuwe economische veiligheidsstrategie die de Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen dinsdag presenteerde is een mijlpaal. In een wereld waarin politieke en economische blokken met elkaar concurreren wensen Brussel en veel Europese lidstaten een strengere houding en daar is dit een handleiding voor.
De focus in de nieuwe strategie ligt alleen wel heel erg op de Europese lidstaten, hoe zij zich kunnen beschermen tegen economische risico’s. Wat ontbreekt zijn concrete voorstellen voor investeringen in vertrouwensrelaties met bedrijven en andere landen. Juist het bedrijfsleven en ontwikkelende economieën van Zuid-Afrika tot Vietnam en van Nigeria tot Kazachstan spelen een sleutelrol in het beschermen van Europa’s economische belangen. In de strategie is aandacht voor het promoten van eigen technologisch leiderschap, maar in zijn geheel beschouwd toont de strategie een Europese Unie die zeer defensief opereert.
Waarom is de roep om economische veiligheid en bescherming nu zo luid? Waarom hebben we – met de nodige tegenzin – afscheid genomen van het tijdperk van economische efficiëntie en vrijhandel? Dat heeft veel te maken met de snelle opkomst van China, al is de nieuwe strategie politiek correct en valt nergens het C-woord. De afgelopen jaren werd steeds duidelijker dat het liberaal-kapitalistische systeem waar we decennialang zo graag aan vast hielden, niet lijkt opgewassen tegen het staatskapitalistische, autocratische China. De alternatieve wereldordening die dat land nastreeft is minder transparant, beperkt individuele vrijheden en stelt de belangen van de staat voorop. Hoe onprettig was het, dat de Covid-pandemie liet zien dat we voor belangrijke spullen – mondkapjes, maar ook zeldzame aardmetalen die nodig zijn voor batterijen en microchips – te afhankelijk zijn van China? Een land dat we niet echt vertrouwen.
In Brussel is men dus druk bezig om met terugwerkende kracht te beschermen wat ons dierbaar is. In Den Haag ook. Binnen Europa loopt Nederland voorop met investeringen in economische veiligheid. Logisch: onze technologisch hoogwaardige industrie – ASML voorop – en universiteiten trekken de aandacht, van agri-tech in Wageningen tot quantumkennis in Delft, Eindhoven en Enschede. Een Europees schild biedt betere verdediging dan als Nederland alleen staat.
In Nederland investeren de overheid en het bedrijfsleven in kritische infrastructuur zoals telecomnetwerken, de energiesector, en technologische kennis. Het kabinet legt beperkingen op aan de export van chipmachines en surveillancecamera’s, als die ook militaire doelen kunnen dienen of burgervrijheden inperken. Alles om ervoor te zorgen dat Nederland eigen keuzes kan blijven maken, bijvoorbeeld tussen internationale aanbieders van vitale digitale diensten of welke relatie het wil met Taiwan.
Na jaren van bezuinigen investeert de Nederlandse overheid eindelijk weer in ogen en oren in het buitenland. Diplomaten die speciaal economische veiligheid in het vizier houden zitten sinds begin dit jaar op zo’n achttien ambassades, waaronder die in Beijing, Washington, Tokio en Singapore. Een internationaal netwerk van Nederlandse kennisdiplomaten werd vorig jaar al opgetuigd. Zij werken samen met ambassadepersoneel dat is gespecialiseerd in cyberonderwerpen of innovatie.
Lees ook dit opiniestuk: Kabinet, stop met weifelen en bescherm Nederlandse belangen tegenover China
Voor bedrijven en universiteiten zijn nut en noodzaak van economische veiligheid echter nog niet zo duidelijk. Sinds kort kunnen ze terecht bij online loketten als ze willen weten wat er van hen wordt verwacht. Maar de overheid moet veel meer doen. Kennis delen over de grote politieke veranderingen waar we middenin zitten en de uitdagingen, zorgen en wensen van bedrijven beter leren begrijpen.
Want juist die bedrijven – groot én klein – en kennisinstellingen moeten in hun bedrijfsvoering de economische veiligheid in het oog houden. En alleen zij kunnen andere landen helpen met hun economische veiligheid, door grootschalige investeringen in bijvoorbeeld stabiele telecomnetwerken en veilige datacentra, zodat die niet met Chinees geld en Chinese principes worden gebouwd.
Veel bedrijven en andere landen kijken met argusogen naar wat Den Haag en Brussel nu bestempelen als economische veiligheid. Zo gemakkelijk als de EU en zeker ook Nederland enkele jaren geleden landen als Japan en Frankrijk nog bekritiseerden om hun protectionistische industriebeleid, zo doof en blind lijken ze nu voor de kritiek dat ze hetzelfde doen. Onverstandig, want de economie is erbij gebaat te investeren in vertrouwensrelaties en samenwerking met het bedrijfsleven én met landen buiten Europa – van Afrika tot Azië.