Opinie | Campagne 2025: het urgente is zelden belangrijk, en het belangrijke zelden urgent

Is de democratie te langzaam? Nu het land in oktober voor de derde keer in vier jaar naar de stembus gaat, en terugkijkt op een van de zwakste kabinetten sinds de Tweede Wereldoorlog, is het niet vreemd dat de vraag opkomt.

De baas van de grootste partij, Geert Wilders, eiste het laatste jaar grotere voortvarendheid bij vrijwel elk vraagstuk. En nadat hij het kabinet liet vallen omdat het asielbeleid volgens hem niet streng en snel genoeg werd ingevoerd, steeg hij in opiniepeilingen.

Ook mensen met heel andere opvattingen en ervaringen dringen aan op bezinning. Oud-topambtenaar Bernard ter Haar (onder meer Financiën en Sociale Zaken) schreef in 2021 op zijn blog dat “de Nederlandse overheid deze eeuw nog niets substantieels tot stand heeft gebracht”.

Diplomaat Peter Knoope zag vorig jaar in de Clingendael Spectator een “maatschappij waarin de onmiddellijke vervulling van wensen de norm is”. Daar tegenover leidt de “werkelijkheid van langzame beleidstrajecten” en “traagheid van uitvoering” tot “een vertrouwensbreuk met de kiezer”. 

Tegen die achtergrond begonnen de VS het afgelopen halfjaar een spectaculair experiment. Het was veelzeggend dat een scepticus van de democratie, de conservatieve blogger Curtis Yarvin, het weekeinde voor Donald Trumps inauguratie in The New York Times zijn kritiek op de ineffectiviteit van democratie uiteen mocht zetten.

Trump keerde zich als president tegen de traagheid. Hij omarmde de zogenoemde unitary executive theory, die de president onbegrensde macht toekent. „Hij die zijn land redt overtreedt geen enkele wet”, schreef hij op X.

Een regeringsleider die zichzelf ziet als eigenaar van zijn land. Een president die regeert alsof de democratie geen verleden heeft: alles begint opnieuw.

Land of the free

Een half jaar later is het resultaat verbluffend en verontrustend: hij heeft ook de rechtelijke macht, de laatste institutie die hem mogelijk kon intomen, zijn wil opgelegd. Een alleenheerser die per decreet regeert.

Aanvankelijk haalden lagere rechters nog een streep door veel van die decreten – over migratie, nationaliteit, media, diversiteit, wetenschap, etc. Maar eind vorige week beperkte het Hooggerechtshof het belang hiervan vergaand: afwijzingen van lagere rechters hebben volgens het Hof geen nationale geldigheid. Die kan alleen door het Hof zelf worden bepaald.

Het betekent dat Trumps decreten vaak nog jaren aan burgers kunnen worden opgelegd, omdat een bezwaarprocedure doorgaans pas na twee jaar bij het Hooggerechtshof belandt. Tot die tijd heeft Trump zo’n beetje de vrije hand. Land of the free – voor de president.

De ontzetting onder kenners is groot. Zo ging de neoconservatief Bill Kristol, jaren vaste gast op Fox News, na het besluit van het Hooggerechtshof op The Bullwark helemaal los op gematigde conservatieven die amper in verzet tegen “de slopers” kwamen.

Zelf was hij een van de Republikeinen die in 2024 uit bezorgdheid over Trumps persoonlijkheid Kamala Harris steunde. Nu hebben “de barbaren” de macht en “meer terreinwinst geboekt dan wij, alarmisten, ooit voor mogelijk hielden”, aldus Kristol. “En de slopers hebben nog drieëneenhalf jaar te gaan.”

Feit is dat het laatste half jaar bij de PVV vergelijkbare opvattingen en aspiraties in beeld bracht. Veelvuldig bleek het besef afwezig dat een minister bij zijn aantreden verantwoordelijkheid aanvaardt voor keuzes en besluiten van voorgangers, die immers ook democratisch gelegitimeerd opereerden.

Een minister die niet wil dat bepaalde vrijwilligers een lintje krijgen of dat asielkinderen soms naar de Efteling mogen, kán voorstellen dit in de toekomst anders te doen. Maar als die keuzes zijn gemaakt op grond van bestaande afspraken of bepalingen, komt bezwaar daartegen in feite neer op minachting voor voorgangers en eerdere stembusuitslagen: democratisch vandalisme.

Traditioneel kent Nederland hoge beschermingswallen tegen revolutionaire verlangens. De eerste politieke partij was eind negentiende eeuw de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), een voorloper van het CDA die zich keerde tegen de ideeën van de Franse Revolutie. En de enige poging de parlementaire democratie via een revolutie omver te werpen, van de socialist Pieter Jelles Troelstra in 1918, was een kansloze zaak.

Ontegenzeggelijk bevat het bestel elementen uit het denken van de Brits-Ierse filosoof Edmund Burke (1729-1797), een conservatieve antirevolutionair die Reflections on the Revolution in France (1790) schreef. Voor hem waren politici en burgers geen eigenaren maar beheerders van maatschappelijke verworvenheden. Ze kunnen die erfenis verrijken maar nooit ongedaan maken. Wie dit laatste meent is zelfgenoegzaam en arrogant, meende Burke.

Hierbij past dat de overheid procedures voor inspraak, juridische en parlementaire toetsing inlast voordat ze nieuwe wetgeving invoert. Het verklaart de traagheid van de democratie. Een verschijnsel dat de PVV niet toevallig als ‘tegenwerking’ interpreteert.

Tegelijk heeft de moderne overheid steeds indringender te maken met geprofessionaliseerde inmenging van belanghebbenden. Zo zien ervaren volgers van het stikstofdossier, zoals ikzelf, al een jaar of veertig hoe een verfijnde agrolobby effectief stikstofbeleid ondermijnt: een deelbelang dat het algemeen belang eindeloos gijzelt.

Opportunistische handelaren

Michel Houellebecq typeerde Hollanders ooit als “opportunistische handelaren” en noemde Nederland “geen land, hoogstens een bedrijf”. Er zit iets in. In Den Haag is ook de bedrijvenlobby van VNO-NCW een machine waartegen kabinetten zelden bestand zijn. Het migratievraagstuk bijvoorbeeld is mede het product van de liberalisering van de Europese arbeidsmarkt die de bedrijvenlobby jaren propageerde. 

Onevenwichtig kortetermijndenken dat de democratie telkens in een cyclus van onmacht en traagheid brengt. Toen Vladimir Poetin in 2000 president werd, rapporteerden inlichtingendiensten meteen dat hij een corrupte spion met een gevaarlijk wereldbeeld was. Toch wilden Nederlandse premiers bij hem in het gevlei komen, want dat was in het belang van Shell, toen nog half Nederlands, en Gasunie. Koningin Beatrix ging al in 2001 op staatsbezoek.

Diezelfde premiers – Wim Kok, Jan-Peter Balkenende en Mark Rutte – verwaarloosden intussen de krijgsmacht totdat de uitgaven in 2015 een naoorlogs dieptepunt bereikten. Pas toen Poetin in 2022 Oekraïne binnenviel, en Trump het niet meer pikte dat de VS de Europese defensie betaalden, moest ook Nederland een lange sprint trekken om voor het eerst in twintig jaar aan zijn NAVO-verplichtingen te voldoen.

Resultaat: de recente vleierij op de NAVO-top. Hoewel er reden genoeg is voor scepsis over Trumps democratische gezindheid, moesten Rutte, nu als NAVO-chef, en zijn opvolger Dick Schoof gênant diep door de knieën om hem binnen de NAVO te houden. Met opnieuw het Koninklijk Huis als smeermiddel. 

Een democratie, kortom, die zichzelf voortdurend klem laat zetten door deelbelangen en nieuwe urgentie. Het is wat oud-generaal Dwight Eisenhower, president van de VS in 1953-1961, uiteenzette na een jaar in het Witte Huis: „I have two kinds of problems: the urgent and the important. The urgent are not important, and the important are never urgent.”

Ook in het huidige Den Haag, zei oud-topambtenaar Bernard ter Haar in een interview over de achterblijvende prestaties van het Rijk, gaat bijna alle energie zitten in urgentie. Vroeger had je twee weken voor een Kamerbrief. “Vandaag zegt de Kamer: ‘Morgen voor twaalf uur.’ En geen minister die zegt: ‘Bent u helemaal gek geworden?’”

“Het zit”, aldus Ter Haar, “het toekomstdenken in de weg”. 

Verschijnselen die zich sinds de campagne van 2023 stuk voor stuk versterkt voordoen. Talloze kwesties die urgent zouden zijn kregen aandacht (“Mevrouw kan niet wachten”) maar geen van allen – eigen risico, woningbouw, asiel, stikstof, ga maar door – waren blijkbaar zo urgent dat ze werden opgelost.

Het is de campagnelogica van politici die de onderbuik van kiezers willen raken. Dat is ze twee jaar eindeloos gelukt, in de campagne, in de formatie, in het jaartje dat er een kabinet was. Maar bijna alles dat is gezegd, bijna alles dat is gedaan: het was politiek waarvan vooral politici profiteerden, zelden burgers.

Illusiepolitiek

Geen illusies. De politiek van de onderbuik zal niet ineens verdwijnen, zie Yesilgöz en Douwe Bob. Maar na de wanprestatie van de laatste twee jaar zou het niemand schaden als lijsttrekkers afspreken dat ze zich in de campagne concentreren op hun oplossingen voor lange termijnvraagstukken – woningmarkt, zorg, migratie, stikstof, bestaanszekerheid, etc. – en de vicieuze cirkel van urgentie en ophef aan anderen overlaten.

De onderbuik van kiezers is nu wel genoeg geraakt. Game over. Uiteindelijk is niet de traagheid van de democratie het grote vraagstuk. Dat is de dominantie van deelbelangen en, vooral, dat alle urgentie het evenwichtig nadenken over de toekomst belemmert.

Verkiezingen heten een feest van de democratie te zijn maar dat is een halve waarheid: Trump, Poetin, Netanyahu en Erdogan kwamen ook via verkiezingen aan de macht. Verkiezingen zijn pas een feest als de winnaars ook daarná democraat zijn. Door instituties, voorgangers en critici te respecteren, door de democratie niet als hun eigendom te beschouwen.

En door het valse instrument van telkens nieuwe urgentie te laten voor wat het is: illusiepolitiek.

Ik ga met vakantie en doe daarna een tijdje iets anders. De nieuwsbrief is 13 september terug. Mogelijk in een hogere frequentie – moet nog nagaan of dat mogelijk en gewenst is. Reacties en ideeën graag naar [email protected] of mijn LinkedIn.